Ketóimii 1955
3
eeds 19Va eeuw vieren we het
feest van de geboorte van
Christus tegen het einde van
het jaar. We beginnen dan
met te zeggen „Kerstmis staat
weer gauw voor de deur, wat
gaat die tijd toch vlug", of we hebben het
over de donkere dagen vóór Kerstmis, ook
een zeer specifieke eigenschap van deze tijd.
„Ja", zegt weer een ander „als de dagen
lengen gaan de nachten strengen" en zo
kondigt Kerstmis zich enerzijds aan. An
derzijds gaan we voorbereidingen treffen
om zo gezellig mogelijk deze vrije dagen door
te brengen en we weten al wel een jaar van
gtg voren of de Kerstdagen „voordelig" val-
pbn of niet We slachten het vet konijn,
want ook dat wisten we al lang dat het één
van de hoogtepunten ging worden.
We krijgen soms logés en bijna altijd visite,
want de Kerstdagen zijn wel bij uitstek
geschikt om de familie- en vriendenband
weer eens strakker aan te halen, misschien
met de bedoeling om nog iets goed te ma
ken, vóór de deur van het jaar 1955 achter
ons dichtvalt.
We eten gezellig met elkaar 't Kerstbrood
dat met een rood lint versierd is en met
poedersuiker bestrooid. De winkeliers eta
leren hun mooiste, mooie en minder mooie
artikelen, dit alles omlijst met de sfeer die
wij eigenlijk alléén maar met Kerstmis
waarnemen. Rood crêpe papier, gedempt
licht en vooral veel watten, want we lopen
altijd met de hoop rond op een witte Kerst
mis, dan is 't helemaal volmaakt.
En inderdaad, er gaat grote bekoring van
dit alles uit. De voetstappen die fluwelig
aandoen wanneer we over het sneeuwtapijt
gaan, de stilte van het bos, we voelen ons zo
rustig bij deze serene sfeer. Omdat de
sneeuw echter meestal verstek laat gaan,
■kullen we ons dus maar van te voren in de
watten en poedersuiker. Onze Kerstboom
in de kamer wordt opgetuigd en we strooien
kwistig met flitter, alsof we werkelijk de
sneeuw zien glinsteren en of het maanlicht
er duizenden sterretjes op toverde.
Het is dan, alsof die zo wondere Kerstnacht
geen illusie is. En dat is ook niet zo.
De diepere zin van het Kerstfeest is niet
„alsof" en ook geen „illusie". Het is allemaal
één waar groot feest, het feest waar we
allemaal aan mee mogen doen, mèt onze
hoop op sneeuw, mèt onze feestelijke tafel
en mèt ons vet konijn, mits we dat éne niet
uit 't oog verliezen en waar 't uiteindelijk
om gaat.
De wezenlijke geboorte van Christus, dit is
het kernpunt waardoor wij ons ieder jaar
weer de weg laten wijzen naar Bethlehem.
De Verlosser is geboren, het woord zegt het
immers al. Tot Hem kunnen wij gaan om
rust te zoeken en vrede te vinden wanneer
we in moeilijke tijden 't gevoel hebben met
ons verdriet helemaal alléén te staan.
Dan zullen we ervaren, dat we lief èn leed
als een bestiering hebben te zien en niet de
goede en mooie dingen als een Goddelijk ge
schenk en de kwade als een noodlot. Pas dan
kunnen we misschien een even groot ver
trouwen hebben als de jonge moeder op één
van de Nederlandse Antillen.
Juist weergekeerd van een verlof naar Hol
land waar zij precies op tijd kwam om de
begrafenis van haar vader mee te maken
werd haar enig, allerliefst dochtertje aan
getast door kinderverlamming. Hoe anders
had men de thuiskomst voorgesteld In
Holland waren voor het meisje een paar
mooie witte jurkjes gekocht want de Konin
gin zou immers ook haar eiland be
zoeken en ze mocht met de schoolkinderen
meezingen. Het was dus al een hele pret
vooraf.
Toen de Koningin echter kwam, de mensen
uitbundig vrolijk waren en 't eiland in feest
tooi gehuld, zaten de ouders aan 't sterf
bed van hun dochtertje, waar ze de moei
lijkste uren van hun leven doormaakten,
tot de dood de onzekerheid voor hen weg
nam.
Wat deze vrouw daarna aan haar moeder
schreef was om stil van te worden, zoveel
moed als zij weer kon opbrengen om verder
te gaan voor haar man en de jongens en
zoveel vertrouwen als zij had in de Godde
lijke bestiering, ook bij dit voor een moe
der allergrootste verdriet.
Zij schreef „Acht jaar mochten wij
haar bij ons hebben. Wanneer God haar nu
van ons weggenomen heeft, is dit hoe ver
schrikkelijk moeilijk wij haar kunnen mis
sen in Zijn wijs beleid gebeurd. Daarin
moeten wij berusten. Misschien was zij te
lief voor hier, wij weten ons kind geluk
kig"