■Onkeïtje in f3ahylon
14
geeft daarbij de toon aan. Dat wil zeggen,
dat in steden als Deventer, Haarlem, Gro
ningen, wel eigen taalvormen werden ge
schreven, maar op een stramien van Zuid-
Nederlandse afkomst.
De uitvinding van de boekdrukkunst droeg
er veel toe bij, dat er een algemene lands
taal in zwang kwam. De drukkers woonden
in de grote steden en kwamen er vanzelf
toe, de hun bekende streektalen te ver
mengen om een zo groot mogelijk publiek te
bereiken. Dit aaneensmeden van de geweste
lijke tongvallen zien we ook in de Hervor
mingstijd veel gebeuren. De psalmvertaling
van Pieter Datheen (Dathenus), een Gen
tenaar, vergrootte de invloed van het Oost-
vlaamse element. En de bewerker van een
Luthers „Gesangboeck" in 1565 zegt in zijn
erschillende belangstellende lezers
hebben zich in gemoede afge
vraagd, of ons „Ankertje" nu wel
zo goed zou lopen, na de onder
gane herstelwerkzaamheden, waar
over we in ons vorige nummer uit
weidden. Immers de snelheid, die men kan
ontwikkelen met een auto, waarvan de mo
tor is uitgerust met (en wij citeren uit ons
vorige artikel) „opnieuw uitgeboorde zui
gers", zal wel niet groot kunnen zijn
Technisch beter onderlegde critici zijn zo
vriendelijk geweest ons hierop te attenderen
en hebben ons uitgelegd hoe het nu wèl zit.
Wij begrijpen het nu een tikje beter, maar
zullen in de toekomst toch zo verstandig
zijn bij voorkomende storingen (welke wij
uiteraard hopen te kunnen vermijden) niet
weer zo in details te treden.
Overigens is het bewijs geleverd dat onze
lezers niet alles voor zoete koek aannemen
en wij willen niet nalaten er op te wijzen,
dat wij het prettig vinden gerechtvaardige
kritiek uit de kring van onze lezers te mo
gen ondervinden. Dit zal er veel toe bijdra
gen om ons „Ankertje" in het goede spoor
te houden.
Het is niet onze bedoeling om onze voor
naamste criticus nu eens even in het zon
netje te zetten, maar nu wij toch zo gron
dig aan het restaureren zijn, mogen wij wel
voorrede, dat hij „den stijl der voorseyder
Psalmen op die Antwerpse ende Brugse spra
ke gemaeckt had, vermits dat Antwerpen
ende Brugge in Brabant en de Vlaenderen
die vermaerste coopsteden zijn, daeraf
waarvan) die talen ende spraken in heel
Nederland gebruykt werden worden)".
Geheel in dezelfde geest luidt in 1594 de
opdracht van de Staten van Holland aan
Marnix „int oversetten d' algemeenste tale
te gebruycken".
De naam van die algemene voertaal was
toen nog maar zelden „Nederlands", al
vinden we dit woord wel gebruikt. Tot ver
in de 17de eeuw sprak men meer van „Duyts"
of „Diets". Ook weer iets, dat we uit het
„Wilhelmus" weten.
(Wordt vervolgd).
de gelegenheid aangrijpen om een wijd ver
spreid misverstand even recht te zetten.
Alom schijnt het werkwoord „reviseren" te
zijn ingeburgerd, in het bijzonder wanneer
men doelt op het verrichten van grote repa
raties aan motorvoertuigen. Tot voor kort
maakte een ieder bij het gebruik van dit zo
populaire vreemde woord een fout tegen
de Nederlandse taal, zoals die ons in „van
Dale" wordt voorgeschoteld. Terwijl „revi
sie" geheel overeenkomstig' de voorschrif
ten wordt gebruikt, zou de bezigheid moeten
worden uitgedrukt door „revideren". Dit
komt omdat deze uitdrukking stamt uit het
Latijn. Dit wil niet zeggen, dat oud-oom
Caesar zijn zegekar van tijd tot tijd liet
revideren; nee, we moeten veeleer denken
aan de betekenis welke voortvloeit uit de
Romeinse rechtswetenschap. De wijziging
van een vonnis geldt nog steeds als
van de betekenissen van het woord revisie.
Tot onze grote verbazing echter, blijkt nu,
dat de groep van technische taalgebruikers
hun invloed vermoedelijk onbewust hebben
uitgestrekt tot het terrein van de taalher
vormers. Sinds wij namelijk sedert enige
maanden een nieuwe, nieuwere en nieuwste
spelling rijk zijn, blijkt, dat het woord „re
videren" volkomen verdwenen is uit de offi
ciële woordenlijst en is vervangen door „revi
seren". Kortom, gij, motor-chirurgen, hebt
99