4-jet JQleólenó (v eruo b)
13
a samenstelling van de bevol
king van onze Lage Landen is
sindsdien in de grond niet ver
anderd. In onze oostelijke
streken woonden de Saksen,
in het noorden de Friezen, in
het westen en zuiden de Franken, en zo is
het in grote trekken nog. Toch was er om
streeks het jaar 1000 een toestand ontstaan,
afwijkende van die in de periode, waarover
we de vorige keer schreven. De tongvallen
der Saksen, Franken en Friezen waren on
miskenbaar uit elkaar gegroeid. En meer
nog: in het gebied van deze volken zelf
waren de onderlinge verschillen in taal-
«undig opzicht groter geworden. Hoe is dat
u te verklaren Eenvoudig, doordat de
meeste bevolkingsgroepen geïsoleerd van
elkaar woonden. Contact bestond er maar
weinig, de verkeersmogelijkheden waren
schaars, en daardoor kon de taal op de ene
plaats andere vormen ontwikkelen dan el
ders. Want er is altijd ontwikkeling, dus
leven, in een taal. Dat levende van een taal
merken we vooral op de volgende manieren
de uitspraak heeft neiging zich te wijzigen
en woorden of uitdrukkingen raken in on
bruik of komen er bij.
Ook om ons heen merken we dat leven van
de taal on. Op sommige ogenblikken kan
het ons opvallen, dat oude mensen bepaalde
woorden juist iets anders uitspreken dan
wij. Soms ook horen we uit hun mond woor
den en gezegden, die we zelf niet meer ge
bruiken. Als bewijs kunnen -we er ook het
geschreven woord bijhalen. De vele couplet
ten van ons „Wilhelmus" bevatten verschil
lende verouderde woorden, waarvan enkele
zonder toelichting haast onbegrijpelijk ziin
geworden. Wie de Statenbijbel opslaat, zal
daarin vinden het woord „spie", terwijl we
^tegenwoordig „snion" zeggen. Maar dichter-
Mij in het verleden liggen de voorbeelden
^^veneens voor het grijpen. We herinneren
ons die borden, die tot een goede twintig
jaar geleden langs de polderwegen en -dijken
in Zuid-Holland stonden, met het opschrift
„Verboden halfslag te rijden". Wie zou dat
nu nog begrijpen De bedoeling was, dat de
paarden voor de wagen op het stenen mid
denpaadje van de grindweg liepen, om het
wegdek te sparen. Zulke wegen bestaan
vrijwel niet meer, dus het begrip is uitge
storven. Het is tegenwoordig overal „rechts
houden" geblazen; wie probeert „halfslag"
te rijden, belandt voor de rechter, als hij
die tenminste nog haalt.
Zo zien we, dat een woord kan verdwijnen
of veranderen door invloeden van binnen
uit (spie wordt spion, hert wordt hart) en
door invloeden van buitenaf (halfslag, klep
perman, gaskousje).
Daartegenover komen telkens nieuwe vor
men op. Vooral onze twintigste eeuw met
haar vlucht van de techniek geeft een flinke
oogst; ofschoon ook andere terreinen heel
wat nieuwelingen opleveren. Voorbeelden:
boortoren, remvermoeen, opbellen, uitzen
den (radio), schrikdraad, duikvlucht, kern
energie, kernlid. Iemand, die dertig jaar
geleden de twee laatste woorden onder ogen
zou gekregen hebben, had misschien aan
enig verband tussen die twee gedacht.
Na dit uitstapje in het heden gaan we
weer een duizend jaar terug. Het ging toen
al net als nu, alleen, door de veel trager
maatschappelijke ontwikkeling, minder in
grijpend en veel langzamer. Door het isole
ment dus van de verschillende groepen der
bevolking in die vroegere eeuwen groeiden
geleidelijk aan duidelijk te onderscheiden
plaatselijke tongvallen. Want niet alleen,
dat de taal ook toen alle levensverschijn
selen vertoonde, maar op de ene plaats wa
ren die verschijnselen anders van aard dan
op de andere. Eén ding was omstreeks dat
jaar 1000 nog als voorheen; die tongvallen
stonden als gelijken naast elkaar.
Langzamerhand breekt nu de kritieke tijd
aan voor wat later „dialecten" zullen heten.
De volkstaal gaat schrijftaal worden! Dat
is iets heel nieuws. In onze landen werd de
schrijfkunst voornamelijk beoefend in kloos
ters en door de schrijvers der landsheren
en wel in het latijn.
Toen er, het eerst in het zuiden, steden van
enige betekenis opkwamen met mondige
burgers, groeide tevens de behoefte aan het
schrijven in de taal, die de burgers verston
den. Dat werd vanzelf de tongval van hun
streek. Zo zien we dan ook in de Nederlan
den de eerste geschreven teksten in de volks
taal opduiken in Limburg, Brabant en
Vlaanderen. Men schrijft dan in het jaar
1100. Binnen een eeuw heeft de nieuwe ge
woonte alle delen van onze landen ver
overd. De geschreven taal van de zuidelijke
provinciën, vooral van Gent en Brugge,