12 tot we achter een scherm van dennetakken kwamen, waarin kijk- of schietgaten waren aangebracht. Van hieruit konden we met het blote oog de roedel (kudde) waarnemen en met de kijker hadden we een prachtig gezicht vooral op het grote hert dat, zoals onze gastheer vertelde, „een 14-10" was. De jachtopzieners en boswachters van het Kroondomein kennen zo al hun herten, en dat zijn er maar liefst een 150 stuks. Het getal geeft aan het aantal stangen (tak ken) van het gewei, dus links 14 en rechts 10. Tijdens de bronstijd staan de herten steeds op dezelfde plek, als ze tenminste niet door een sterkere concurrent verdre ven worden. Van de 150 herten zijn er immers maar een beperkt aantal, die stamvader kunnen wor den van een roedel hinden, welke bestaat uit zo'n 20 tot 30 dieren. Voortdurend is er dus een strijd gaande tussen het hert, dat de roedel bij zich heeft, en de belagende „vrijgezellen". De herten lokken de hinden naar zich toe met hun lokroep, een luid ge loei, dat men in de avond in wijde omtrek hoort. Men noemt dit burrelen. Maar het hert, dat er eenmaal in geslaagd is om een aantal hinden om zich heen te verzamelen, waakt er zorgvuldig voor dat geen enkele weer ontsnapt en dat concurrerende her ten op een respectabele afstand blijven Onze begeleider vertelde ons, dat, toen we een hert korte stoten hoorden geven, dit een waarschuwing betekent aan "het adres van de mededinger om niet te dicht te na deren. Trekt deze zich hiervan echter niets aan, dan ontstaat er een gevecht tussen beiden. Het gekletter van de geweien is dan in de verre omtrek hoorbaar. Maar stel U gerust, het gebeurt slechts zelden dat er doden te betreuren zijn. De sterkste van de twee neemt zijn post in bij de roedel en de andere kan op een afstand staan toekij ken, of, als hij zich daartoe nog in staat acht, een andere trotse hertenvader trach ten te verdrijven. Het merkwaardige van het geval is, dat de herten het gehele jaar door vredig teza men in het Noordelijk gedeelte van het terrein leven, terwijl de vrouwelijke exem plaren in het Zuiden huizen. Als de brons tijd aangebroken is, komen ze naar het Zuiden en heeft alle broederschap plot seling plaats moeten ruimen voor onder linge naijver welke slechts beslecht kan worden door geweld. Ieder hert keert dan naar de plaats terug, waar het 't vorig jaar voor het laatst zijn roedel heeft gehad. Na tien dagen gaan ze weer terug naar hun gebied en is de harmonie weergekeerd. Overigens is het opvallend hoe mooi de natuur ingericht is. Laat in het najaar verliezen de herten hun gewei. In de loop van de volgende maanden wordt geleide lijk een nieuw gewei opgezet, dat vóór het begin van de bronstijd geheel voltooid is. Vaak hoort men, dat het hert ieder jaar een tak er bij krijgt en dat men dus de leef tijd van het dier kan bepalen naar aanlei ding van het aantal vertakkingen. Alho^^ wel deze theorie misschien een poosje ojHl gaat, is zij in haar algemeenheid niet juist. Het blijkt namelijk, dat een hert ieder jaar meer takken aan zijn gewei krijgt, zolang zijn lichamelijke conditie goed is. Wordt het oud en gaan zijn krachten af nemen, dan gaat ook zijn gewei achteruit. Onze gids vertelde ons, dat er dit jaar een hert loopt met 20 takken, een 20-ender, die 2 jaar geleden 22 had en vorig jaar 18. Het kan dus wel wisselen, maar zeker is, dat het hoogtepunt voorbij is. Met goed voer is een heleboel te bereiken, betoogde onze leider, maar in de eerste plaats moet de afstam ming goed zijn. Men tracht thans in het Kroondomein door selectie en goed voedsel de conditie van de dieren zoveel mogelijk te verbeteren. Het is gebleken, dat op die wijze dieren met prachtige en grote gewei en kunnen worden verkregen. Ja, we heb ben nog veel meer interessante dingen ge hoord, maar dat het nu allemaal over her ten ging, waar we tenslotte voor kwamen, kunnen we niet zeggen. Er kwam ook nog veel jagerslatijn aan te pas. Wat zou U zeggen van zeven wilde zwijnen met acj^k patronen? Het leek ons een hele prestl^ tie

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1955 | | pagina 12