ienwe r|wiellfergplaats
„Boomkamp"
Onze reis naar Valkenburg.
3
Comité van ontvangst bij de binnenkomst van het bruidspaar in Rijssen.
Thans is het zover, dat wij aan de grote vraag
naar een plaats om de fiets te stallen kunnen
voldoen; althans voor hen, die de fabriek in
„Boomkamp" verlaten.
De laatste tijd werd in verband met het tekort
aan fietsrekken oogluikend toegestaan, dat fiet
sen op willekeurige plaatsen op de terreinen of
in de fabrieken werden geparkeerd.
P Het spreekwoord zegt: Het gemak dient de
mens, doch dit zou hier op de duur een chaos
worden.
Met ingang van Maandag 22 Sept. a.s. moet
derhalve iedereen, die de fabriek Boomkamp
binnenkomt of verlaat gebruik maken van de
nieuwe rijwielbergplaats naast het nieuwe kan
toor. Een uitzondering hierop wordt alleen ge
maakt voor fietsen, voorzien van een z.g.n.
dienstplaatje, dat uitsluitend wordt verstrekt
aan degenen, die hun rijwiel onder werktijd
regelmatig voor dienstdoeleinden gebruiken.
Wij vertrouwen, dat de fietsers van dit ge
bouw een goed gebruik zullen maken en zich
aan de hiervoor geldende voorschriften zullen
houden.
Op de naleving van deze regeling zal door
de betr. portiers streng toegezien worden. In
dit geval vragen wij dus de medewerking van
alle fietsers om te bereiken, dat geen strafbe
palingen behoeven te worden toegepast.
Tenslotte besluiten wij met de welgemeende
raad om geen kledingstukken of andere voor
werpen op de bagegedragers of in fietstassen
te laten zitten, aangezien het bedrijf zich niet
aansprakelijk stelt voor diefstal.
Dat is nu genieten, mensen,
Van vacantie, ieder jaar.
De reisclub zorgt voor al Uw wensen,
De touring-cars staan voor U klaar.
O, wat hebben wij genoten
In dat „Limburgs dierbaar oord".
Een wandelstok die ging men kopen,
Daar kon iedereen mee voort.
Valkenburg heus, dat is prachtig;
Nooit hadden wij het zo gezien.
Het sprookjesbos is schilderachtig,
Dat vonden ook Johan en Lien.
De dierentuin gingen wij eens kijken,
De apen hingen aan de kant.
Maar Mans van Moelmatt'n, 't is te begrijpen,
Die gaf wat in zo'n apenhand.
De grotten, dat is ook een wonder,
De eeuwige drup, hoe kan dat nou.
Het was er ook ontzettend donker,
De dames knepen ons in de mouw.
En dan 't onderaards riviertje,
Een kano dreef heel rustig daar.
Heus, we hebben 't nooit geweten,
't Was voor ons zo wonderbaar.