Ontboezeming van een reserve.
'k Wil ook zo graag genieten
Van de vreugden van dat spel.
grote ontvanghal de gebrandschilderde ramen met
liun bijpassende muurschilderingen. Na deze be
zichtiging, die bijna een uur duurde, maakten we
eerst nog een rondrit door Hilversum met zijn
prachtig gemeentehuis, waarna de tocht werd ver
volgd, richting Amsterdam.
Toen we hier aankwamen volgde eerst een rond
rit door de stad. De heer Boddé die jaren in Am
sterdam heeft gewoond en dus de hoofdstad op zijn
duimpje kent, nam nu de microfoon van de chauf
feur over om ons te wijzen op verschillende be
zienswaardigheden. Om ongeveer 12 uur waren we
bij het Centraal Station waar de bus geparkeerd
werd, waarna een boottocht volgde door de grach
ten en over het IJ. Jammer genoeg konden we het
havenbedrijf niet in volle werking zien, daar het
Zaterdagmiddag na twaalf uur was, zodat er niet
meer werd gewerkt. Aan de overkant van het IJ
verlieten we de boot bij het restaurant Het Oude
Tolhuis voor het nuttigen van de meegenomen
boterhammen en ook om ons iets op te frissen.
Het volgende punt van het programma was een
bezoek aan de Nieuwe Kerk op de Dam. Na met
de pont over het IJ te zijn gevaren gingen we er te
voet heen. Ook dit bezoek was voor ons in orde
gemaakt, zodat de koster der kerk ons rondleidde
en tevens een toelichting gaf over de bezienswaar
digheden, welke de kerk bevatte. Vooral de 300
jaar oude preekstoel met zijn prachtig houtsnij
werk, een der mooiste ter wereld, had aller bewon
dering, zodat één van ons gezelschap de opmerking
maakte: „Urn den prékstoöl te zeene is alleene de
reize noa Amsterdam wa weerd."
Hierna was er anderhalf uur gelegenheid tot
winkelen, zeer tot genoegen van de dames in ons
gezelschap, terwijl de heren, die hier minder voor
voelden, zich wel op andere, wijze vermaakten.
Nadat allen om ongeveer half zes zich weer bij
de bus hadden gemeld, werd de terugtocht aan
vaard via de Loosdrechtse Plassen. De weg er heen
voerde ons langs de Vecht met zijn prachtig polder
landschap en zijn prachtige vergezichten. Maar het
mooiste wachtte ons nog, toen we in Oud Loos-
drecht een rondvaart maakten op de 2300 hectare
grote plassen. Dit was wel één van de mooiste pun
ten van het programma, deze rondvaart. Allen ge
noten hier volop, en enkelen lieten zich ontvallen:
„Hier köj oew wa nen heeln dag vemaakn." En zo
was het ook, vooral voor de liefhebbers van vissen
en zeilen. Overal kon men de beoefenaars van de
hengelsport zien zitten of staan, turend op hun
dobber en dan weer werd onze aandacht getrokken
door enige zeiljachten, die scheef hangend op het
water, zich nog sneller verplaatsten dan onze motor
boot.
Aan alles komt echter een einde, dus ook aan
deze rondvaart en na nog even wat gebruikt te heb
ben, vervolgden we onze terugreis via Hilversum
en Amersfoort, waarna we weer dezelfde weg kre
gen als 's morgens op de heenreis. Dit was echter
niet zo erg, want het begon toch al iets donker te
worden, zodat er van naar buiten kijken weinig
meer kwam.
Na nog even te hebben aangelegd biej de
Bathemse mölle arriveerden we om ongeveer half
twaalf weer in ons goeie oóle Riessen, wel moe
maar hoogst voldaan over de prachtige dag, die we
gehad hadden. G. S.
Ik sta maar langs het lijntje,
lk word niet opgesteld,
'k Ben immers maar reserve,
In voetballen geen held.
Ik mag alleen maar kijken
Hoe anderen het doen,
Zij lopen fijn in 't shirtje,
Ik sta in boezeroen.
Een enkele keer mag ik meedoen,
Dan heb ik een goeie dag,
Al loop ik slechts langs 't kantje
Met in mijn hand een vlag.
Dan krijg ik zelfs een pluimpje,
Een lofspraak onverwacht,
Wanneer de match voorbij is:
„Je hebt weer goed gevlagd!"
Toch wil ik ook graag spelen
In een echte match nog wel.
Ook ik haat het bruine monster,
'k Ben gebeten op de bal.
Ik wil hem harde poeiers geven
Met een korte, droge knal.
'k Wil óók mijn spieren stalen
In de edele voetbalsport.
Voor mij zal 't óók gezond zijn,
Iets waar óók ik oud mee word.
'k Wil óók gehard en taai zijn,
Een sportsman slank van leest.
'k Wil óók zo graag gezond zijn
Naar lichaam en naar geest.
Helaas ik wacht al jaren
Op die ene grote dag,
Waarop men mij zal zeggen:
„Je moet spelen, heus, je mag!"
Wat zou ik dan mijn best doen,
Ook al ben ik ongetraind,
Ook al lachten alle mensen
Van elk sportgevoel gespeend.
Maar het zal wel nooit gebeuren,
Het gaat immers niet om 't spel,
Maar blijkbaar om de knikkers,
Dat begrijp ik nu al wel.
Maar het mag hem toch niet hinderen,
Want ik ben er aan gewend
En als steeds bij iedere wedstrijd
Ben ik als reserve present.