„HET ANKER" O, KERSTNACHT MEDEDELINGENBLAD VOOR HET PERSONEEL VAN TER HORST Co. n.v. DERDE JAARGANG No. 39 NOVEMBER-DECEMBER 1951 (KONINKLIJKE JUTESPINNERIJ EN -WEVERIJ) RUSSEN O, Kerstnacht, schoner dan de dagen, Hoe kan Herodes 't licht verdragen, Dat in Uw dnisternisse blinckt, En word gevierd en aangebeden? Zijn hoogmoed luistert naar geen reden, Hoe schel die in zijn oren klinkt. (Joost van den Vondel, 1587-1679) De wenkbrauw dekt nu met zijn boogjes, Geloken en geen lachende oogjes, Die straalden tot in 't moeders hert, Als starren, die met haar gewentel, Het aanschijn schiepen tot een hemel, Eer 't met een mist betrokken werd. Hij poogt d' onnozele te vernielen, Door 't moorden van onnozele zielen, En wekt een stad en landgeschrei, In Bethlehem en op den akker, En maakt de geest van Rachel wakker, Die waren gaat door beemd en wei. Dan naar 't Westen, dan naar 't Oosten, Wie zal die droeve moeder troosten, Nu zij haar lieve kinders derft? Nu zij die ziet in 't bloed versmoren, Aleer zij nauw'lijks zijn geboren, En zoveel zwaarden rood geverfd? Zij ziet de mellek op de tippen Van die bestorven en bleke lippen, Gerukt nog vers van moeders borst. Zij ziet de tere traantjes hangen, Als dauw, aan druppels op de wangen; Zij ziet ze vuil, van bloed bemorst. Wie kan d' ellende en jammer noemen, En tellen zoveel jonge bloemen, Die doen verwelken, eer ze nog, Haar frisse bladeren ontloken, En liefelijk voor ieder roken, En 's morgens dronken 't eerste zog? Zo velt de zeis de korenaren. Zo schudt een bui de groene blaren, Wanneer het stormt in 't wilde woud. Wat kan de blinde staatzucht brouwen, Wanneer ze raast uit misvertrouwen! Wat luid zo schendig dat haar rouwt! Bedrukte Rachel, schort dit waren, Uw kinders sterven martelaren, En eerstelingen van het zaad, Dat uit Uw bloed begint te groeien, En heerlijk tot Gods eer zal groeien, En door geen wreedheid en vergaat.

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1951 | | pagina 1