waar „Oxford" onder auspiciën van de N.U.W. een tocht georganiseerd. Deze tocht was zorg vuldig uftgestippeld en leidde door de mooiste plekjes van wat Almelo aan natuurschoon biedt. Voor de wandelaar (ster), die oog heeft voor ■de Natuur, die aan de vogelwereld en het bottende jonge groen, het alles ontwaken tot nieuw leven ontdekt, viel er veel te genieten, ook al was het klimaat dan nog niet bepaald zomers. Wanneer wij ons tot onze groep bepalen is het zo, dat de meisjes aan dit eerste uit stapje van het seizoen met veel genoegen zullen terug denken. De deelname was niet .zo groot als wij gewend zijn, waarvan de oorzaken wel zijn aan te wijzen. Maar de .stemming was prima, zoals wij bij herhaling mochten constateren en hetgeen wij ook mochten vernemen van de leider. Trouwens, .zonder dat hebben wij dit wel bemerkt, toen allen weer op het punt van uitgang waren aangeland. Tijdens de tocht hebben wij vele groepen aan ons laten voorbij trekken, deels uit nieuws gierigheid en interesse, omdat wij een goed marcherende zingende groep van jonge men sen, die op deze wijze hun sport beoefenen, altijd gaarne zien, maar deels ook om eens na te gaan, welke kleding zich voor de wan delsport voor meisjes het meeste eigent. Wij zijn altijd een tegenstander van vertoon, dat met de wandelsport niets gemeen heeft en wij zullen dat blijven ook. Eenvoud is ook hier volgens onze bescheiden mening het kenmerk van het ware en juist door de eenvoud kan een uniforme kleding vaak zo mooi zijn. Onze meisjes weten, dat wij bezig zijn nieuwe wandelkleding aan te schaffen en wij zouden niet durven zeggen, dat wij, na de „show" van Zaterdag in Almelo, veel verder zijn ge komen. Laten wij ons echter niet overhaasten, hetgeen wij misschien achteraf zouden be treuren. Nu wij ons voor nieuwe wandelpakjes ■een vrij grote uitgave getroosten, moeten wij ■ook zien tot iets goeds te komen en tot een combinatie, die de meerderheid van onze tippelaarsters geheel bevredigt. Hiermede zul len het allen wel eens zijn en wij behoeven er zeker niet aan toe te voegen, dat wij in dit opzicht doen wat mogelijk is. Wij zijn even van ons eerste onderwerp, het concours, afgedwaald en wanneer wij dan hierop terug komen, willen wij onze groep lof brengen voor de wijze, waarop zij ook Zaterdag in Almelo haar taak heeft opgevat. Voor zover wij dit zelf mochten constateren 'heeft ieder volledig het hare bijgedragen om aan de eisen, die de wandelsport ons stelt, te voldoen. Er heerste een vrolijke, onge dwongen, kameraadschappelijke stemming, mede dank zij het uitgebreide repertoire van wandelliedjes, waarover onze groep bleek te beschikken. Tot deze „wandelliedjes" zijn nu ■ook gepromoveerd de schlagers uit „Wier Wat Aans", die met „Ait Vedan" een prachtig ge heel vormen met „Scheering en Inslag." Bij het zingen van deze liedjes is het vaak inte ressant te letten op de reactie van de' toe schouwers langs de weg, die er maar niets van begrijpen, misschien niet eens verstaan, wat gezongen wordt. Maar uit houding en spontaan applaus blijkt meermalen dat zij het wel zeer waarderen. Nu is het wel zo, dat deze liedjes, of welke liedjes dan ook, tijdens het zingen langs de wegen niet aan het publiek opge drongen moeten worden, alsof men daarmede te kennen wil geven, dat men misschien of zo goed zingt of wat dan ook. Ook hier hoede men zich voor overdrijving. Verleden zomer zagen wij eens een grote groep aan ons voorbijtrekken, waarvan alle deelnemers(sters) een liedje neurieden, meer niet, ook zonder enige pretenties. Het publiek stond stil te luisteren gedurende het voorbijtrekken, geen enkel teken van instemming of afkeuring werd gehoord Maar nauw was de laatste man ge passeerd, of een spontaan applaus brak los, langer aangehouden dan dit gewoonlijk in zulke omstandigheden het geval was. Een be wijs, dat het publiek zich niets laat opdringen, doch het eenvoudige, pretentieloze en spon tane weet te waarderen. Wij hebben dat op andere concoursen, helaas, ook wel anders gezien, wanneer het zingen weinig meer met zang gemeen had. Waarom wij dit schrijven, vraagt U. Och, in het algemeen om hier de aandacht eens op te vestigen, cmdat wij alle buitensporige lawaaierigheid, waar wij ons ook bevinden, uit de boze achten. Als wij af en toe een<? uitgaan met onze groep, hebben wij nog nooil zitten „kniezen", integendeel we hebben sa men veel plezier, sterker, wel eens uitbundig plezier gehad. En waarom ook niet, dat komt de jeugd toe en, al zijn wij dan een paar jaar ouder, wat op mensenleeftijd weinig- verschil maakt, we kunnen ons hierin ver heugen en doen af en toe nog gaarne even mee. Maar, en hierop komt het aan, we moeten trachten op bescheiden wijze plezier te maken, zonder anderen te hinderen. En nu zijn we dan precies, waar we wil len zijn. Toen wij onze groep Zaterdagmiddag een paar keer zo keurig zagen voorbijtrek ken, viel het ons telkens weer op, dat ook aan het zingen de volle aandacht werd be steed, eenvoudig, goed maathoudend, zonder opdringerigheid. Tien en een griffel. Of dan alles af was wat de klok sloeg Zeer zeker niet, we zeggen het eerlijk. Mis schien waren enkelen, na deze eerste tocht wat vermoeid, maar die ronde ruggen van die enkelen MOETEN weg hoor. Meisjes, denk daar nu altijd om, als ge naar je werk gaat, op de weg naar huis, of ge winkelt of dat ge gearmd met HEM loopt, koppen op, weg die ronde rug. En vergeet niet op Woensdagavond op de sportzaal te komen, dat is Uw en niet ons belang. En tot slot de uitslag van dit eerste con cours. De eerste ging naar van Heek «ScGo. met 55'/3 punten, de tweede was voor ons; met 54 pt.de derde was voor de Jong

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1950 | | pagina 5