te zien, totdat wij, zo geheel onverwachts, in de buurt van Katwijk Buiten de duinen uit kwamen en de zee in al haar pracht voor ons zagen. De omstandigheden kunnen er naar zijn, dat wij rieta moois, iets onverwachts zien, zonder dat ons dit veel zegt of indruk op ons maakt, maar in andere ogenblikken zijn de omstandigheden geheel anders en werkt het object, dat wij aanschouwen, beter op ons in. De omstandigheden dezen mogen, waaronder wij plotseling de gróte plas voor ons zagen, waren wel bijzonder gunstig, de wijde verten in de badende voorjaarszon, het rustig kabbelen der golven, die na zo'n tocht eigenlijk tot nadere kennismaking noodden, de frisse zee wind, die na de warmte van de duinen zo wel dadig aandeed. Wij zijn er van overtuigd dat velen deze eerste kennismaking met de zee haar hele leven als een prettige gedachte aan deze mooie dag bij zich zullen houden. En als zij later eens Moeder of misschien Grootmoeder zijn, zullen zij hun kinderen en kleinkinderen vertellen, hoe zij daar hebben gewandeld in de duinen van ons Noordzeestrand op een mooien Pinksterdag en hoe mooi de zee zich dien dag aan hun oog vertoonde. Lang tijd om hier te vertoeven hadden wij intussen niet, we moesten voort en zouden die dag de zee nog wel eens weer zien. Rechtsaf, ging het, naar Katwijk-Binnen en toen we daar goed en wel gepasseerd waren zagen we in de verte onze bus, die, nu wel dubbel welkom was. Immers daarmede kwam onze proviandeering, en we snakten naar een kop thee uit onze onvolprezen thermosketel. De fam. Borghuis was ook meegekomen, teneerste om de kortste weg naar het afgesproken rustpunt aan te geven, ten tweede om aan de verzorging mee te helpen en ook uit enthousiasme en bewondering voor onze prachtige groep. Wij hadden onze meisjes sedert de morgenuren niet meer gezien, maar ze waren toch wel iets veranderd. Gezich ten, waar de zon volop in zat, armen, rood ge brand ondanks alle voorzorgen van zalfjes etc. voor zonnebrand. Maar, gelukkig, blaren waren er niet en allen waren volkomen fit. Na een half uurtje ging het weer verder voor de laatste 12 K.M., vrolijk en opgewekt. Een pracht parcours, nu onder langs de duinen door bossen en weiden, langs boerderijen en de typisch Hollandse water kanaaltjes. door de prachtige bossen van Wasse naar en langs het vliegveld Valkenburg. Er was maar één „maar", n.l. dat de weg eigenlijk te vol was. Vol van meer dan 6000 wandelaars, die aan de tocht deelnamen, voller nog door de file van auto's, die af en toe een opstopping veroorzaak ten. Maar naar den Haag werd het echter weer wat ruimer en toen hebben we bij herhaling kunnen constateren, hoe opgewekt en fit onze ploeg ook het laatste gedeelte van de weg aflegde, het gedeelte, waarin de laatste loodjes wel zwaar wegen. Vele groepen hadden min of meer moei lijkheden, wij zagen induvidueelen, die zich letter lijk voortsleepten en een oud heertje vermoede lijk in de veronderstelling, dat wij bij de E.H.B.CX hoorden, vroeg ons vriendelijk om een voetver zorging, waaraan wij natuurlijk gaarne voldeden. Hij had het trouwens niet gek bekeken, want Mej. Borghuis bleek een diploma E.H.B.O. te hebben en de oude Heer werd perfect geholpen. Welja, zo is het in de sport nu eenmaal, helpt elkaar. En de ons onbekende Heer was ons zeer dankbaar. Een. dame, die daarna voorbij kwam en bijna niet meer kon, werd door ons hulp aangeboden, doch zij durfde haar schoen niet uit te doen, vrezende, dat het dan helemaal mis zou zijn. En zo sukkelde ze verder, de stumper. Toen zijn we maar eens een eindje teruggelopen om onze ploeg, die in aantocht was op te halen en we stonden toen, eerlijk hoor, wel even voor een grote verrassing. We hadden op z'n minst gedacht, dat de moeheid zich nu wel zichtbaar zou laten voelen en vreesden ook wel blaren- loopsters te hebben uit de 42, wat toch geen gering aantal is. En daar kwamen ze, lachende snuiten, nog net als in de vroege morgen, nu zingend haar hoogste lied, geen zweem van moeheid, geen trekjes met pijnlijke voeten, hoe gering ook, kaarsrecht en in rechte lijnen, één arm en één been', bewondering bij het publiek afdwingend. Werkelijk lezer, wij overdrijven niet, zoo was het en zo is het geweest tot de binnen komst onder handgeklap van het talrijke publiek, dat niet goed wist, hoe het er mee had. Dit wil zeggen, bij de binnenkomst zongen onze mèks dat bekende lied van Mekenkamp, je weet wel „wie'j Meiks" enz. Daar verstonden de Hagenaars natuurlijk geen klap van en toch, wat zongen en liepen die mèks, op dat bijzondere lied keurig mooi. Kwamen zeker uit het buiten land. Men luisterde, eerst met het linker oor, dan het hoofd draaiend, met het rechter, men keek elkaar aan, lachte niet en huilde niet, nee in den Haag wist men er niet meer van. Onmiddellijk na binnenkomst kreeg ieder haar insigne, uitgereikt door een aantal dames waaronder Mevrouw Plesman, die ons eigenhan- dig het insigne op de jas speldde. Niet omdat wij het parcours hadden gelopen, maar als verzorger. Toch wel aardig, bewaren voor de kleinzoon. Zo zat onze tocht er op en direct werd weer verzamelen geblazen, nu voor een gezamen lijke warme maaltijd, die wij nuttigen in de ont spanningszalen van de K.L.M. Enkelen hadden blijkbaar te veel boterhammen gegeten, maar het meerendeel liet het zich goed smaken. Een flesje limonade voor de dorst was daarbij meer dan welkom. En toen, na even verkleden, met z'n allen in de bus en naar het Scheveningse strand. Zo vlug konden wij de groep niet bijhouden, of de eersten plasten reeds met blote voeten in het water tot groot vermaak van de meisjes zelf maar ook van de velen op het strand. Jen- neke had aan een voetbad zelfs niet voldoende en onder grote vreugde nam ze een heel bad in de aanrollende golven, Maar dat moet gezegd

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1949 | | pagina 6