FILM NIEUWS
Zoöloog uit München „vertolkt
met een geluidsband
Schip met 300 landverhuizers verging van 8 op 4 december
SLECHTS 17 MAN GERED
Bijen kunnen echt praten
De rampdagen van 1863
Vrijdag 22 november 1963
WEEKBLAD VOOR RIJSSEN
Pagina 5
Causerie-demonstratie
schoonheidsverzorging
Dropping personeel
OME FA
Vrijdag en zaterdag de film:
EDDIE IN TOPVORM
Woensdag de film:
AMERIKA ZONDER
MASKER
Het proeven van de nectar
vergemakkelijkt het zoeken
naar bloemen
Orkaan boven hadden
Strandingen
In de orkaan
Aan de voet van kerk
Voor de Ned. vereniging van Huisvrouwen
afd. Rijssen hield mevr. Baan-Kwakkel in het
Parkgebouw een causerie over huidverzorging
en manicure.
Mevr. Baan zette uiteen, dat het uiterlijk
als geheel belangrijk is.
„Een opgewekt gezicht en een kwieke gang
doen wonderen", aldus spreekster die voorts
enkele wenken omtrent kleding en make up
gaf. Make-up wordt vaak gebruikt om een
minder gave huid te verdoezelen maar dan
aldus mevr. Baan wordt het gezicht al gauw
een „masker".
Het gebruik van de juiste preparaten is een
eerste vereiste. De massage werd b.v. in Afri
ka en het verre Oosten te vaak als genees
methode toegepast terwijl in Frankrijk het
masseren voor het eerst als schoonheidsstimu
lans werd toegepast.
De huidverzorging zo ging mevr. Baan verder
bestaat o.a. uit het reinigen en beschermen
van de huid. Voor het slapen gaan moet de
huid gereinigd worden want het herstel al
dus spr. heeft 's nachts plaats. Niet iedere
huid aldus de schoonheidsspecialiste kan zeep
ongestraft verdragen. Het gebruik van een Lo
tion is beter. De diverse preparaten moeten
zijn afgestemd op de zuurgraad van de huid.
Het gebruik van dagcrême is altijd goed,
ook als geen make-up wordt aangebracht.
Een van de aanwezige dames onderging een
schoonheidsbehandeling waarbij mevr. Baan
iedere handeling toelichtte Het resultaat was
verrassend en de aanwezige dames waren er
Door de personeelsvereniging van de NV
Omefa werd een goed geslaagde dropping
gehouden.
De deelnemers vertrokken vanaf de kantine
van de fabriek in een gesloten vrachtwagen.
Er hadden zich niet minder dan 55 deelne
mers aangemeld. Midden in de Holterberg
werd het gezelschap „gedropt". Bij de eerste
controle, welke gevestigd was op de Konings
belt werd medegedeeld welk einddoel men
moest trachten te bereiken. De opgaaf de
finish te Haarle te vinden bleek bijzonder moei
lijk te zijn.
Verschillende deelnemers kwamen op een vol
komen dwaalspoor en bereikten pas na een
omzwerving van enkele uren het einddoel
(De normale tijd was geschat op 72 minu
ten).
De uitslag was als volgt: 1. B. G. Eerdmans
en mej. Eerdmans O strafpunten., 2 Groep
Pluimers-Karkdijk, Timmerman 18 strafpnt.
3 H. Vosgezang - J. Harbers 24 str. pnt,
4 H. Baan - J. de Jong 26 str. pnt.
De poedelprijs met 114 strafpunten werd
uitgereikt aan de heer J. Nauta. Na afloop
genoten de deelnemers van een gezellige erw
tensoepmaaltijd.
van overtuigd, dat make-up, op de juiste wijze
aangebracht het gelaat inderdaad verfraait
en de persoonlijkheid onderstreept. Mevr.
Land-Dumkopf bracht mevr. Baan dank voor
haar causerie en demonstratie en bood haar
bij wijze van attentie een fraaie bos anjers
aan.
Midden in een wervelstorm in Florida krijgt
de revue-producer Eddie Parker een telegram
hem meldend, dat hij geëngageerd is voor
„Gay Paris" de beroemdste Parijse music-
hall. Met zijn assistent Sim arriveert hij op
het vliegveld Orly, waar vele journalisten en
musici ter begroeting aanwezig zijn. Tot zijn
teleurstelling merkt Eddie, dat de grote be
langstelling niet hem geldt, maar de doodkist
van een blijkbaar belangrijk personage.
David Balkis, de „Keizer van de nacht" de
grootste exploitant van allerlei amusements
zaken is gestorven en hij staat in zijn be
kendste theater opgebaard. Zijn drie broers
zijn snel uit het oosten, naar Parijs gekomen
om „de erfenis te regelen". Zij ontmoe
ten daarbij tegenstand van Balkis' charman
te, jonge weduwe Geneviève, die in de eerste
plaats voor haar zoontje Patrick opkomt. De
drie gebroeders zijn blijkbaar niet veel goeds
van plan.
Mysterieuze mannen in lichte kledij maken
zich van Eddie meester en brengen hem naar
het kasteel, waar hij, naar hij spoedig merkt
ter dood zal worden gebracht. Eddie verzint
een list en weet te ontkomen. In „Gay Paris"
is het een warboel.
Er worden een aantal Constantiniaanse ge
vechten geleverd, maar Eddie moet tenslotte
voor de overmacht zwichten. Hij wordt voor
een complete rechtbank gevoerd, die alleen
om hem te veroordelen zit.
Plotseling verschijnen weer de mysterieuze
mannen, die iedereen sommeren om bij het
aanbreken van de dag bij de graftombe van
David Balkis te verschijnen. David is niet dood,
al heeft hij nog slechts kort te leven, maar
zijn gefingeerde dood was alleen een middel
om te zien, wat er zou gebeuren als hij wer
kelijk dood geweest was.
Het trio Balkis probeert zich op Eddie te
wreken. Diens première in „Gay Paris" ont
aardt in een wilde, komische vechtpartij op
het toneel, maar het publiek, denkend dat dit
allemaal bij het programma behoort, vindt het
prachtig en Eddie zegeviert op alle fronten.
18 maanden lang, aldus Francois Reichen-
bach, ben ik door Amerika getrokken op zoek
naar het gewone en het ongewone.
Mijn camera en ik konden overal binnen
gaan, zelfs in gevangenissen. Niets van deze
film werd in scène gezel of gereconstrueerd. Ik
heb alleen Amerika willen laten zien: streng
en meedogenloos. Amerika zoals 't gelooft;
zoals het werkt; zoals het leeft, zijn eeuwige
voorliefde voor jeugd en vrijheid, zonder wel
ke een film als deze nimmer gemaakt had
kunnen worden.
iüü iLi Li Hiii i±ü 45'
Al regeert de natte herfstwind nog zo
streng, de afdeling beplantingen van de
gemeente Amsterdam is met de gedach- h.
ten alweer bij het volgende voorjaar. In
•H de plantsoenen worden overal duizenden
J bollen onder de aarde gewerkt. In de
lente zal de hoofdstad weer een fees te- n*
lijk aanzien krijgen. Op de foto een
•H kijkje m het Frederik Hendnkplantsoen.
K*
H*
K*
K*
K*
H*
K*
K*
K*
K*
K*
K*
K*
K*
H*
K*
k*
k*
K*
u»
K*
K*
K*
K*
K*
K*
K*
K*
K*
K*
K*
K*
K*
K*
H*
Hf»
K*
K*
K*
Hf*
Hf*
Hf*
Hf*
Hf*
Hf*
RIJSSEN buiten de wallen
Het was een feit; de Joden waren in vroe
ger eeuwen in Twente en vooral in de kleine
Twentse steden niet getapt. Aaron Jacobszoon
was een zwervende Jood.
In Ootmarsum had men hem verboden zich
binnen de stad te vestigen. De vroegere drost
had een plakkaat uitgevaardigd waarbij Jo
den op één lijn werden gesteld met gauwdie
ven en schooiers. Zij moesten zich ophouden
op de openbare weg. Maar de plakkaten wa
ren er om overtreden te worden en zo ging
Aaron in strijd met de drostelijke bevelen
toch de boer op. De drostendienaren en de
stille verklikkers maakten jacht op de Joden.
Maar nu was de oude drost gestorven en
een nieuwe drost door ridderschap en steden
benoemd. De baron van Ruttenscheer tot Flier-
kamp was na heel wat geharrewar tot drost
benoemd. En de nieuwe drost had een zeer
verdoezame vrouw dat kon je zo hebben. Nu
de jonker Ruttenscheer drost was geworden en
hij was druk in de weer in het geheim een
geldlening te sluiten.
Maar bij rijke burgers in de steden klopte
hij niet aan. Ook bij de edelen van Twente
niet, dat maakte verplichtingen. De drost had
een daghuurder die zich in het bijzonder met
Joden ophield en vooral met Aiiron de Jood.
Aaron was getrouwd. Hij had een vrouw
Sara. Het was een donker zuidelijk type. Aaron
nam dag in dag uit zijn hele hebben en hou
den mee op een kruiwagen.
Albert! Zo sprak de drost uit de hoogte te
gen zijn daghuurder Sleepbeen uit Rijssen ge
boortig, ik moet u niet weer in gezelschap van
Aaron de jode zien. Aaron de jode is een best
mens; toen mijn moeder in Rijssen ziek was
heeft Aiiron geholpen. Heeft Aaron dan geld?
Dat moet hij wisse hebben De drost trok zich
aan zijn baard. Na even nagedacht te hebben,
riep de drost, Sleepbeen kom binnen ik moet
u alleen spreken.
Albert Sleepbeen sidderde over zijn hele lijf.
De drost zou hem straffen om zijn omgang
met Aaron. Want Albert had stiekum Sara, de
vurige Jodin gekust. Wat wilde men. Albert
Sleepbeen een mismaakte herenknecht, waar
geen crèsten vrouwmens naar omkeek voelde
zich eenzaam. Nu had Aaron met zijn vrouw
postgevat onder de grote flierstruik in de El-
seneres.
En Sleepbeen moest voor de drost een bood
schap naar de Oosterhof. Hij liep door de
Elseneres. En daar tussen de flierstruiken zag
Albert de schone vurige Sara zij vroeg hem
of hij haar man Aaron ook gezien had. Ja die
zwierf in Eisen bij de boeren. Hoe het zo ge
komen was daar kon Albert later geen ver
klaring voor geven. Maar voor hij er erg in
had lag Sara in zijn armen en zij zoenden el
kaar lang en innig. En nu gebood de drost hem
binnen te komen, het hart bonsde Sleepbeen
in de keel. Wie zou hem afgeloerd hebben?
Wie? want het stond voor Albert vast dat hij
om zijn vrijerij met Sara de Jodin, gestraft zou
worden.
In de drostenkamer werd de deur gesloten.
Ga zitten Albert! gebood de drost. Meteen
legde hij een scherp zwaard op tafel. Gij kent
de Jode Aaron? Ja piepte Albert kleintjes.
Vraag hem om een lening van vijfduizend
carolus guldens!
Albert Sleepbeen zakte bijna door de stoel
zo groot was het genoemde kapitaal.
De drost vertelde hem verder dat hij de
mond moest houden anders zou hem het hoofd
van de romp gescheiden worden, zonder dat
er een haan naar kraaide. Tegen de avond
sloop Albert de es is, bij de flierbos gekomen
te midden der roggeakkers vond hij daar niets.
Even stond hij stil, waar kon hij Aaron en
Sara vinden.
Dan opeens lispelde een stem, zoekt gij Sa
ra? Dan moet gij'bij de Wezel in Eisen zijn!
Het was Albert alsof hij door de grond
zonk. Met knikkende knieën en zonder om te
kijken spoedde hij zich voort. Na een half uur
bereikte hij de boerderij de Wezel die sinds lang
verdwenen is. Hij sloop om het huis en liep
bij de hooiberg hevig schrikkend in het don
ker tegen Sara aan. Ook deze schrok hevig.
Sleepbeen fluisterde ik ben het, Albert!
Maar Sara legde hem de hand op de mond.
Zij lispelde Aaron is hier! Waar is hij? Ik moet
hem spreken.
Sara liep om de hooiberg heen. Ik moet je in
strikt geheim spreken. Het is van de drost.
Wij gaan naar de heilige flierbos in de
Elseneres Aaron ging door de knieën. Ik word
toch niet opgehangen? fluisterde Aaron. Neen,
kom mee! riep Sleepbeen. Het is heel wat
anders. De kruiwagen bleef bij de hooiberg
staan. Bij de flierbos aangekomen, vertelde
Albert aan Aaron het verlangen van de drost
Aaron riep zacht, Na! Het komt van de zak
of van de band, maar heer droste zal de le
ning hebben. Maar dan bid ik heer droste om
in Rijssen te mogen wonen. Dat was goed.
Sleepbeen zou de boodschap over brengen.
Aaron ging terug naar de Wezel en dacht de
hele nacht na. Om vijf uur in de morgen
was hij er. Hij zou naar David van Munster
gaan een Joodse geldschieter in Osnabrück.
Het was met de kruiwagen een hele reis
en moeilijk want overal werden de Joden
met schele ogen aangezien.
Maar in ieder geval Aaron slaagde en tot
wederdienst gaf de drost permissie aan
Aaron de Jode om zich te Rijssen te vestigen.
Het verzet kwam van de handeldrijvende
burgerij. Maar de drost kwam persoonlijk
naar Rijssen. Heer droste sprak met de bur
gemeesters, maar die vonden dat een Jood
een Jood was. Maar Aaron verklaarde dat hij
slechts een kleine nering nodig had een win
keltien om te leven. Maar dat pakte spoedig
anders uit Sara had vat op de mannen. Zij
was daarbij een zeer uitgeslapen iemand. In
de Elsenerstraat ver buiten de wallen
daar begon Aaron zijn nering. De boeren van
Eisen wisten al gauw dat je bij Aiiron van
alles kon kopen en van alles kwijt kon.
Aaron nam genoegen met een kleine winst. Het
winkeliers gilde van Rijssen werd door de
drost met een kluitje in het riet gestuurd.
Freule Nachtegaal was buiten zichzelf van
woede. Aaron had de freule beet gehad. Hij had
haar ziek gepraat aan een antiek meubel en
het toen voor een flinke prijs aan de drost
verkocht. Meteen had Aaron permissie gekre
gen om het binnen de wallen te proberen. De
freule die zich bij tijd en wijle door de aap liet
afvrijen, stiekum natuurlijk, want na de te
rechtwijzing van de heer van de Grimberg ver
toonde zij zich niet meer in het openbaar.
Maar met Apen Willem was het wat anders
daar was freule Nachtegaal smoor op.
En nu had de drost er in toegestemd en de
burgemeesters ook, dat de Jode Aaron op het
einde der Molenbeek in het oude Kieftenhuis
zou trekken, daar wilde geen mens meer
in wonen, want het heette in volksmond dat
het daar spookte.
Aaron en Sara beiden hadden verklaard niet
aan heksen en spoken te geloven. De freule
had Apen Willem gevraagd eens poolshoogte te
willen nemen.
Dat wilde de aap wel, maar hij nam voor
de zekerheid Mientje mee.
Zij verscholen zich aan de Götte op zij van
het Kieftenhuis. Het was al laat in de avond
en Aaron de Jode hield naar hij zelf zei van
villen en voethouden. Bij de pachter van
de Oosterhof. De jonkers van de Oosterhof
hadden vele pachters in de nabijheid van het
kasteel liggen. En Lucas de boer had een kalf
van acht dagen door de keel gesneden.
Een Aaron en anders Sara wisten wel weg
met het kalf. Het was omstreeks half twaalf
toen bij het Kieftenhuis voorzichtig de deur
geopend werd en Aaron de ingewanden van het
kalf achter de flierbos in de götte gooide.
Maar dat ging mis. Inplaats van in de götte
gooide hij de aap en Mientje met de ingewan
den om de oren.
Gasterd schreeuwde Mientje en de Jood
sprong wel een halve meter achter uit. Hij
wipte naar binnen en riep, Sara! Sara! Het
spookt hier, het is hier niet zuiver.
Mientje zou die nacht bij haar zuster blijven
en bij de Aap ontwaakten oeroude instink-
ten. De Aap ging op avontuur uit, klopte bij
de freule Nachtegaal deze had zich inmiddels
een rehmer-dog aangeschaft met het oog op,
de Jood Aaron en diens vrouw.
De dog viel aan en haalde Willem de broek
van het lijf. Toen de freule merkte wie het
was riep zij haar hond terug. Zij keek op, toen
zij de blote billen van de Aap zag en werd
innerlijk met ontferming bewogen. De Aap
dacht aan Mientje waarmee hij op het trouwen
stond. Maar de freule liet hem geen tijd. Zij
sloeg haar armen om zijn hals. De dog werd
nijdig en wilde de Aap bijten en de freule
liet haar hond uit om met de aap af te re
kenen.
De uniformbroek was kapot.
Voor de aap zou er wat op zitten en de jon
ker zou tekst en uitleg vragen, maar de freule
zegde toe dat zij dat in orde zou maken.
De dog en Aaron.
De hond van de freule ging op avontuur uit
en Aaron die laat in de avond nog een kleine
boodschap moest doen vóór hij naar bed ging
stond in de götte te wateren. Vlak voor zijn
voeten hoorde hij in eens gegrom en riep Sa
ra help! En er kwam hulp! Sara kwam met
de gloeiende vuurlepel, waarmede zij bezig
was het vuur in te roken. Zij liep naar
buiten en gaf de hond een smeer, dat deze
luid jankend naar huis liep. Juist wilde de freu
le haar maatregelen nemen om met de Aap af
te rekenen, toen luid gehuil aankondigde dat
haar hond ergens te gast was geweest.
Een kluif hing nog uit zijn bek.
Het stomme dier moet bij Aaron geweest zijn
dat is nou een smerige Jodenstreek bedacht
de freule.
VAN COEVERDEN.
55
Bijen kunnen echt „praten"! Hoewel hun
„taal" slechts uit ritmische, knetterende ge
luiden bestaat, toch bedienen zij zich van dui
delijk waarneembare akoestische signalen.
Dezesens ationele ontdekking deed de Münch-
chener zoöloog dr. Harald Esch, die daarme
de de eerste deskundige van de akoestische
bijentaai op de gehele wereld is.
Tot nu toe dachten de bijenonderzoekers,
dat de bijen zich alleen door karakteristieke
dansen verstaanbaar maken, die al sinds ge
ruime tijd bekend zijn. Ook dr. Esch zag
in deze dansgfiguren van de bijen de enige
mogelijkheid van deze bijzondere insecten zich
verstaanbaar te maken. Toen hij weer eens
een dansende bij gadesloeg, kreeg hij plot
seling een ingeving en nam een stuk gummi
slang als geïmproviseerde hoorbuis. Duidelijk
kon hij ritmische knettergeluiden waarnemen,
die zich in bepaalde afstanden herhaalden.
Hij constateerde, dat de dansende bij steeds
dan een knettergeluid voortbrengt, als zij haar
dans begint en evenzo, als zij deze beëindigt.
Het voor de hand liggende vermoeden, dat
de bijen door de akoestische signalen hun zus
ters het begin en het einde van hun danspas
sen meedelen vond dr. Esch bij verdere
proeven spoedig bevestigd.
AFTASTEN MET VOELSPRIETEN
Als een bij een nieuwe vindplaats voor nek-
tar of stuifmeel ontdekt, vliegt zij onmiddel
lijk naar haar eigen kast terug, om de ande
re bijen nauwkeurig aanwijzingen over rich
ting, afstand en kwaliteit van de ontdekte
bloesem te geven. Zij doet dit door de rich
ting, de lengte en de snelheid van haar dans
passen. Daar de bijenkast normaliter van
binnen in volledig donker gehuld is, moeten
de bijen de bijzonderheden van deze danstaal
met hun voelsprieten aftasten. Een fout bij
het aftasten zou echter tot gevolg hebben
dat de andere bijen in de verkeerde rich
ting, te ver of te dichtbij en bovendien naar
een minder overvloedige voederplaats vlie
gen. Daarom maken de bijen - volgens de
gegevens van dr. Esch - gebruik van akoesti
sche signalen ter aanvulling van hun dans
taal. De snelheid van het knetteren geeft de
bijen exacte aanwijzingen over de snelheid
van de danspassen en zo ook over de overvloe
digheid van de aan te vliegen vindplaats.
PROEFJE VAN DE NECTAR
Een proef zou dit bevestigen. Met behulp van
een dode bij, die door dr. Esch van een mag
neetje werd voorzien, simuleerde de onder
zoeker uit München, terwijl hij tegelijkertijd de
op geluidsband opgenomen knettergeluiden liet
afdraaien, een overvloedige vindplaats op
zekere afstand en in een bepaalde richting
van de bijenkast. De andere bijen „luisterden"
eerst aandachtig, maar plotseling stortten zij
zich op de dode bij en staken haar met hun
angel. Wat was er gebeurd?
Dr. Esch vond de oplossing: na de eerste
danspassen en knettergeluiden van zijn „kunst
matige" bij, vroegen de overige bijen, even
eens met een knettergeluid, hun collega om
een proefje van de nectar, opdat zij de bloe
semgeur nauwkeurig registreren en zich daar
na bij het aanvliegen slechts op de aangepre
zen bloesem concentreren kunnen.
Toen dr. Esch ook deze bijzonderheid van
de bijentaai had leren kennen, gelukte het hem,
de andere bijen naar een van te voren bepaal
de bloesem te dirigeren. Daarmede heeft de
Münchener zoöloog het definitieve bewijs ge
leverd, dat de bijen - behalve hun dans
taal - ook een echte, akoestisch waarneemba
re „taal" bezigen, om zich verstaanbaar te ma
ken.
(Van een medewerker)
In de nacht van 3 op 4 decem
ber 1863 had een der grootste
rampen uit de geschiedenis der
zeilvaart plaats. Bij ""erschelling
verging toen de Duitse bark „Wil-
helmsborg", een driemaster, met
ongeveer 300 landverhuizers, voor
het merendeel bestaande uit ge
zinnen, mannen, vrouwen en kin
deren, aan boord. Slechts 17 schip
breukelingen werden gered, van
wie later nog verschillende vanwe
ge de doorgestane ontberingen
stierven. Dagenlang n- de ramp
bleven er lijken op het Terschellin-
ger strand aanspoelen. Ze werden
op wagens gestapeld en naar het
kerkhof van Hoorn gebracht, waar
ze in massagraven ter aarde wer
den besteld. Er waren dagen bij,
waarop tien wagens niet voldoende
waren om alle lijken te vervoeren
De zee was al vanaf 22 november
zeer roerig geweest. Enkele opklarin
gen werden steeds weer gevolgd door
stormen. In de namiddag van 3 de
cember begon de wind weer aan te
wakkeren om in de vroege nach
telijke uren tot orkaankracht aan te
groeien. De storm woedde langs ge
heel Europa's westkust. Tot aan Mar
seille toe werd stormschade gemeld.
Het centrum van de orkaan bewoog
zich echter door de Noordzee, langs
de Nederlandse kust en bracht daar
talloze schepen in moeilijkheden. In
1863 stond de stoomvaart nog maar in
de kinderschoenen. De zee werd toen
nog grotendeels gestoffeerd met zeil
schepen, barken, brikken, schoeners,
enz. die met hun tuigage steeds een
fantastisch mooie aanblik boden.
Maar het leven aan boord van deze
schepen was minder romantisch en
bij storm in de regel heel gevaarlijk.
Ook het georganiseerde reddingswe
zen stond toen nog in de kinderschoe
nen. Meestal was dat een gemeente
lijke zaak of waren er hier en daar
commissies gevormd, die er een roei
boot op nahielden met een ongetwij
feld heel dappere bemanning Maar
in stormen met orkaankracht kon
zelfs de dapperste roeier niet veel
uitrichten.
Een eeuw geleden vierde ook dc
jutterij nog hoogtij. Het vergaan
van een schip betekende toen voor
de kustbewoners nog eens een voor
deeltje in hun armzalig bestaan.
De tijd van het lokken van sche
pen naar gevaarlijke stranden met
dwaallichten en seinvuren was toen
nog niet eens zo heel lang verleden
tijd.
In die nacht van drie op vier de
cember behoefden er _hter geen
hulpmiddelen bij om schepen te doen
stranden. Dat deden er op zich zelf
reeds genoeg. Alleen al op de kust
van Texel en op de Vliegronden ver
gingen die nacht 13 schepen. Bij Ter
schelling drie.
Een op de rede van Ameland lig
gende Zweedse brik raakte op drift
en sloeg bij St. Jacobi Parochie op de
Friese kust. Er waren zes wachts-
mannen aan boord. Ze klommen in
een van de masten, die boven water
bleef uitsteken en hingen daar 40
uren achtereen in het want voor ze
gered werden, terwijl de mast hen bij
elke golfslag heen en weer in het wa
ter zwiepte.
Bij 't Friese plaatsje Zurich strand
de een Hannoverse tjalk. De equipage
ervan verdronk. Van de stoomboot
Maasstroom, die van Hamburg naar
Rotterdam onderweg was en op de
kust van Terschelling te pletter sloeg,
konden de opvarenden worden gered.
Van een Noorse brik, die op 't Ter-
schellinger strand verging, konden de
opvarenden slechts gedeeltelijk wor
den gered Van de Hamburgse bark
„Windspiel", die met tabak van Bal-
timore naar Amsterdam onderweg
was en bij de Koog op Texel verging
verdronken 8 man.
De kranten, die in 1863 versche
nen, waren nog maar klein van om
vang, verschenen nog maar beperkt
en waren wars van enige sensatie,
maar aan de ramp met de „Wil-
helmsborg" werden toch vele ko
lommen gewijd.
Vol goede moed waren de landver
huizers een week van te voren uit
Hamburg vertrokken, hun weinige
hebben en houden in kisten en plun-
jezakken meevoerend. Onder hen wa
ren zelfstandige mannen, die in het
landverhuizen een avontuurlijke on
derneming zagen. Er waren jonge
echtparen, die de kans op een meer
welvarend leven met beide handen
wilden aangrijpen. Er waren ook
reeds kinderrijke gezinnen, met jon
gens en meisjes die de handen reeds
uit de mouwen hadden leren steken,
maar ook met kleutertjes en zelfs
met babies.
Nog maar nauwelijks buiten de ha
ven kwam het schip in woelige zee
en begon de ellende met de zeeziekte,
die hen vrijwel allen diep ellendig
maakte. Tegen de aanvankelijke zuid
westelijke winden in schoot het schip
maar langzaam op en zodoende
kwam het ter hoogte van Terschel
ling in de orkaan terecht, die toen uit
het noordwesten begon te blazen.
Al spoedig werd een deel der zeilen
weggerukt; daarna sloeg het roer ka
pot en was de bark een weerloze
prooi van de golven. Enige doodzieke
mensen sloegen toen reeds overboord
en verdronken. Aan redden was niet
te denken. De meeste vaten met
drinkwater sloegen weg en het water
moest streng worden gerantsoeneerd.
Lang duurde dat echter niet, want
de wind dreef het schip hoe langer
hoe meer naar de gevaarlijke gron
den boven Terschelling. Het sloeg
daar over enige zandbanken heen,
brak en verdween met het achter
schip onder water. Wie kon zwemmen
sprong over boord en probeerde land
te bereiken.
Het gelukte maar aan zeventien van
hen. De meesten, die het probeer
den verdronken in de kokende bran
ding. Nog urenlang groepten de over-
blijvenden op het voorschip samen
totdat ook dat uit elkaar sloeg. Alles
verdronk, ook de kapitein, die als een
moedig zeeman tot het laatst toe op
het schip was gebleven
Honderd jaar is een lange tijd,
maar het verhaal van deze schip
breuk leeft op Terschelling nog
voort, van mond tot mond overge
leverd. Wie het oude kerkje van
Hoorn bezoekt, en daar een oudere
Terschellinger treft, kan nog de
plaatsen aangewezen krijgen, waar
al die lijken liggen begraven.
De massagraven gaan thans schuil
onder de looppaden van het kerkhof.
Alleen de kapitein kreeg een eigen
graf en een eigen steen, met zijn
naam kapitein Kross, de naam van
het schip, op weg van Hamburg naar
Moretonbay, de datum van de ramp
nacht en de plaats vati de ondergang,
de Terschellinger Bosplaat.
Het stormweer duurde de gehele
decembermaand door. Op 23 decem
ber verging bij Vlieland een grote
Zweedse bark. Van de negentien op
varenden werden er slechts drie ge
red. En van hen stierven er kort
daarna nog twee vanwege de door
gestane ontberingen.