FILMNIEUWS buiten de wallen sal IschijvenI Geldig van woens dag 8 mei tot loei woensdag 15 met DE STALEN KLAUW FANNY Plattelandsbibliotheek Rijssen Wielrijdster stak pardoes weg over SAMEN OP WEG JONGERENWEEKEND KOMKOMMER ANANAS VRUCHTEN 248 DE W APPELMOES RODE BIETEN 59 CH0C0LAADJES CACAO SLASAUS 69 PINDAKAAS MARGARINE Puddmgsaus SINAASAPPELS 100 69 Gebr. GEHAKT 69 ZURE ZULT Kinnebakspek -q Bolerh,werst p.Q Droge worst 98 Tomatenpuree FFIEMI APPELS GROENTE de LAAGSTE PRIJS 25 HAM WORST 168 Gebraden ham GEHAKT 139 Boeren- VLEES 170 ro n,e,worst KARBONADE 190 z==z—=- Ontbijtspek Pagina 5 Vrijdag de film Woensdag de film Onrustige Zenuwen? r>; Juist bij het uitbreken van de oorlog in de Pacific, wordt in Manilla CaptJohn Larsen uit het hospitaal ontslagen, waar zijn rech terhand is geamputeerd en onmiddellijk zoekt hij zijn vriendin op in een plaatselijk caba ret. De volgende morgen wordt hij gewekt door het geronk van Japanse vliegtuigmotoren. De Jappen vallen Manilla aan en de stad zal geëvacueerd worden. Larsen gaat daartoe aan boord van een oor logsschip, dat met een speciale missie naar een ver-verwijderd eiland vertrekt, waar een generaal der Mariniers na een parachute sprong door Filipijnse guerilla's gevangen wordt gehouden. Larsen stelt zich als vrijwilliger ter beschikking om aan land te gaan en te trachten de generaal voor een belangrijk geld bedrag van de guerilla's los te kopen. Op het eiland aangekomen en in contact met Satana, het hoofd van de guerillagroep, ver neemt hij dat de generaal door de Jappen ge vangen genomen is, maar hij komt met Sata na overeen, dat deze hem zal helpen de ge neraal te bevrijden en als dat gelukt, het geld zal ontvangen. In het kamp der guerilla-strij- ders ontmoet de captain een knap en charmant Filipijns meisje, Lolita, die onmiddellijk een gepassioneerde aanhankelijkheid voor Lar sen toont. Zij smeekt hem haar mee te nemen op zijn gevaarlijke tocht - en eventueel ook terug naar Manilla. Larsen bevestigt een stalen haak aan de leren bekleding van zijn onderarm, ter ver vanging van zijn geamputeerde rechterhand, en zo komt hij in contact met een tweede groep verzetstrijders, welke onder commando staat van Rosa, 'n vroegere geliefde van Sa tana. Ook deze groep zal Larsen bijstaan. Nu kan de gevaarlijke tocht beginnen naar de suiker fabriek waar de vijand de Amerikaanse ge neraal gevangen houdt. Terwijl zij in een hinderlaag liggen om een Japanse goederen trein te bemachtigen die naar de suikerfa briek onderweg is, voegt Lolita zich bij hen. Zij is aan een Japanse overval op het dorp ontsnapt. De trein nadert en in een spannend gevecht worden de Japanse wachtposten over meesterd. Als Japanners vermond zetten de guerilla's de tocht met de trein voort. Zij be reiken de fabriek, en na een felle strijd be vrijden ze de generaal - maar Lolita wordt gewond. Op de tocht te voet terug naar het punt aan de kust waar het Amerikaanse marinevaar tuig Capt. Larsen weer zal oppikken, worden zij regelmatig bedreigd door Japanse pa trouilles en de generaal blijkt een twist ziek man te zijn. Tijdens een rustpauze komt Larsen tot de ontdekking, dat hij helemaal niet de bewuste generaal is, maar een ser geant, die tegelijk met de generaal parachu teerde en die, toen de generaal sneuvelde, zijn identiteit aannam in de hoop daardoor een betere behandeling te krijgen van de zijde der Jappen. Het komt tot een woedend gevecht tussen de twee mannen maar zij moeten weer verder trekken. Weer treffen zij een Japanse pa trouille op hun weg en „de generaal" wordt gedood. Aan de kust aangekomen worden Lar sen en Lolita in doodkisten verborgen en zo, als een begrafenisstoet, begeeft men zich in prauwen, die zee kiezen en hoewel zij door de Jappen hevig beschoten worden toch op veilige afstand van de kust weten te komen. Des avonds worden de doodkisten met benzi ne overgoten en in brand gestoken als licht signaal voor het Amerikaanse marinevaar tuig, dat uit de mist komt opdoemen. Lar sen en Lolita gaan aan boord. Santana en Rosa ontvangen de losprijs, waarmede zij hun zaak kunnen dienen. Deze film, doortrokken van sprankelende Zuidfranse humor en levensvreugde speelt zich af aan de kade van het schilderachtige Mar seille, waar de bistro van César (CHARLES BOYER) en diens zoon Marius (HORST BUCH- HOLZ) het trefpunt is voor de bejaarde we duwnaar Panisse (MAURICE CHEVALIER) en diverse andere vrienden. Aan deze kade staat ook de viskraam van moeder Honorine (GEORGETTE ANYS), die het er niet mee eens is, dat haar dochter Fanny (LESLIE CARON) slechts oog heeft voor Marius. Ma rius houdt ook van Fanny, maar diep in zijn hart koestert hij een nog grotere liefde: die voor de zee. Marseille is hem te klein; hij wil varen en de wereld zien. Zijn kans komt als een prachtig zeilschip wordt klaar gemaakt voor een tocht rond de wereld; in het geheim monstert hij aan en op de avond vóór het vertrek vertelt hij Fanny zijn plannen. De volgende dag komt Honorine tot de ont dekking, dat Marius de nacht bij Fanny heeft doorgebracht en zij eist, dat de jongelui on middellijk zullen trouwen: wat de hartewens is van alle partijen. Maar Fanny - Marius' liefde voor de zee kennend - vertelt hem de grote leugen van haar leven, n.l. dat zij een comfortabel leven met de rijke Panisse ver kiest boven 'n middelmatig bestaan in de bis tro. Verslagen gaat Marius naar zee - en nog méér verslagen blijft Fanny achter. Na enige tijd bemerkt Fanny, dat zij een baby verwacht; Honorine is buiten zichzelf van woede en schaamte en zij eist van Fanny, dat zij Panisse's herhaalde aanzoek zal aan nemen zonder hem van de komst van Marius' baby te vertellen. Fanny, kwaad op Marius, omdat hij niets van zich laat horen, gaat naar Panisse, ze zegt hem met hem te willen trouwen, doch dat zij een baby van Marius verwacht en de kinderloze Panisse is dolgelukkig, dat hij nu eindelijk een zoon zal krijgen, die hem later in de zaak kan opvolgen. Het huwelijk wordt voltrokken en als Fanny's baby (het is inderdaad een jongen, die Césario genoemd wordt!), een jaar is, komt Marius op doorreis in Marseille, hij zoekt Fanny op en komt dan tot de ontdekking dat Césario zijn zoon is. Marius' vader zegt hem echter weer heen te gaan en ook Fanny, hoewel ze bekent dat ze Marius nog altijd liefheeft, stuurt hem weg omdat ze Panisse trouw wil blijven. Acht jaar later komt Césario toevallig in contact met Marius, die ergens buiten Mar seille werkt, de jongen weet niet, dat Marius zijn werkelijke vader is, maar hij voelt zich Sterk tot hem aangetrokken en vraagt hem op zijn verjaarspartij te komen. Dan verschijnt Fanny, die Césario komt zoeken omdat Panis se stervende is. Marius brengt hen in zijn auto naar huis. Daar vraagt Panisse aan Fanny om een brief op te nemen, gericht aan Marius, waarin Panisse aan Marius verzoekt om na zijn dood met Fanny te willen trouwen: „Ik zal rustig sterven kunnen als ik weet, dat er iemand is die voor Fanny zal zorgen en ook voor het kind is het beter om een vader te hebben - al is het dan ook zijn eigen va der". En vanuit zijn venster kijkt Panisse vol liefde naar de kleine Césario, die het even beeld van Marius is. Advertentie Mijnhardt'a Zenuwtabletten Uit het jaarverslag 1962 van de Centrale Plattelands Bibliotheek voor Overijssel, ont lenen wij voor Rijssen de volgende gegevens. Aantal boeken 5595 (4869) lezers 1075 (711), uitleningen: jeugd, studieboeken 10420 (7349) verhalen 26420 (19896), volwassenen, studie 11247 (8079), romans 24475 (19774) totaal 72S62 55 098). Tussen de haakjes de cijfers over 1961. Een vooruitgang met ruim 30 pet op de toch al hoge uitleencijfers is mede het ge volg van de verhuizing naar de nieuwe bi bliotheek. De ambachtsschool maakte een deel van de inventaris. De officiële opening vond plaats op 5 september en werd verricht door de heer C. B. J. Landweer, burgemees ter van Rijssen. Het bestuur is als volgt samengesteld: J. A. Scholman, voorzitter, R. Braakhekke, F. J. Dreyer, H. A. Littooi, G. J. v.d. Maat, F. Markvoort, A. Otten, H. Pluimers, Mej J. Rosman, A. Schouten, C. Vlaardingerbroek G. J. Voortman, en A. van Uxem secretaris- penningmeester. Personeel: mej. Cl. M. Goudswaard, direc trice, mevr. H. J. Porte-Palm, le assistente mej. R. Hietland, hulp. Vrijwillige hulpen: mevr. G. Molendijk, mej. J. Smeijers, mej. J. Harbers, mej. F. Lefe- rink, mej. B. Alferink, mej. E. Simpelaar, mej. R. v.d. Noord Mej. J. Smit. De vrede was gekomen Napoleon verslagen en na verloop van tijd de Russen en Pruisen en Hannoveraren, weer naar hun vaderland vertrokken. Rijssen ging de laatste hongerwinter in. En deze duurde lang. Vooral voor de ar men. Een was er gebleven. Men noemde hem te Rijssen de lange Peter. Men kon niet uitma ken of het een Rus of een Pool was. Maar de man was steeds goed bij kas. Boze tongen beweerden dat hij vals geld maakte. Maar dat was straatpraat. Want de munten waarmee hij 1 betaalde, waren vol gens Schmoel Polak zo zuiver als wat. Men probeerde uit te vorsen wat hij voor dien in het verre land had uitgevoerd. Maar niemand werd gewaar wie hij was en wat hij deed voor de kost. De jonker van de Oosterhof die na al de vernederingen die hij van Franse zijde had moeten verduren, woon de weer vrij met de zijnen op de Oosterhof. Jonge vrouwen keken wel eens met een schuin oog naar de kaarsrechte gestalte van de vreemde blonde reus. Maar deze stoorde er zich niet aan. Hij woonde in een kamer bij Hein aan het Veer. Niemand kookte voor hem en niemand waste voor hem. Het werd compleet een raadsel. Schmoel Polak wilde er het zij ne van hebben. Hij overlegde met enkele vooraanstaande Rijssenaren om het geld bij een te brengen om eens naar Polen te gaan om te weten te komen wie Lange Peter was. Maar de Rijssenaren hadden zeventien moei lijke jaren achter de rug. En het geld was beteun, dus die vlieger ging niet op. Toen kwam er op zekere dag een rijtuig met vier paarden bespannen ,en een ruig bebaarde koetsier op de bok. Het was de koetsier van de Poolse gravin Roeskatie. Zij wilde haar zoon laten halen. Haar zoon die leed aan een onbeantwoorde liefde van een Elsener freule. Het was de freule Elisabeth Panter. Zij had met minachting op de Pool neergezien. Terwijl deze van veel voornamer adel was. De koetsier was niet allen. Hij zocht voor zich en zijn gezellen, de beste herberg uit, die Rijssen rijk was. Maar de Polen konden de Rijssense kastelein niet duidelijk maken wat zij wilden. Toen zond de herbergier zijn knecht Stal Jan naar Schmoel Polak. Deze kwam, had een onderhoud met de Po len, en daarna deed hij de kastelein uit de doe ken wat de heren wilden. Zij moesten de vreemdeling halen. Maar zij wilden overnachten en de volgende dag de stad Rijssen eens bekijken, want zij vonden de stad zeer schoon. De Polen hadden veel bekijks. Maar toen .Zondagavond om Lrilf. acht werd ter hoog te van dé'Boerenborïd dé wielrijdster mevr. J. M. H. uit Enter gegrepen door een auto, be stuurd door de heer W. J. Kamphuis uit Rijssen. Beiden kwamen aanrijden uit Rijssen toen mevr. H. Zonder acht te geven plotse ling de weg overstak, waar zij de Klokken- dijk wilde inrijden. Een botsing was on vermijdelijk. Het slachtoffer werd tegen de grond gesmakt. Zij werd zeer zwaar gewond naar het Prinses Irene ziekenhuis te Almelo overgebracht. Van de vijf inzittenden van de auto werden er drie licht gewond. Tot besluit van de 18-jarigen-cursus hebben de jongens en meisjes een weekend gehad te Diepenveen. Het thema van dit weekend luidde „Wij zijn samen op weg naar menselijk geluk en dus naar de hemel". Dit thema werd uitgewerkt door middel van de film „Kin derrechter" met daaraan verbonden filmge- sprek; in een interview met levenservaren uit Deventer; en in het klankbeeld „De weg van de meeste weerstand". In een unieke omgeving en een bijzonder waardevolle sfeer hebben de jongelui samen nagedacht over hun levensroeping, die immers een roeping tot groter menselijkheid is. zij hoorden dat zij een graven zoon in hun midden hadden, zie zijn hart verloren had aan de sproeterige freule Panter uit Eisen, toen sloeg hun verbazing hoog. Er kwam nog meer bij, de Poolse generaal Kropapskie had de baardige koetsier een bevel meegege ven de kapitein op te sporen die er met Hu zaren Janna was van door gegaan. Het was een zeer bekwame kapitein. Desnoods moest Janna maar mee opgepakt worden. De fami lie van Janna kwam in moeilijkheden. Zij kreeg de Polen op haar dak. Doch zowel Huzaren Jannes als Gradus, haar broers, schreeuwden tegen de baard dat zij met de sloerie die hun zuster was, niets te maken hadden. Voor hun part kon de kapi tein met haar naar het andere einde van de wereld lopen. Trouwens die kapitein zou er gauw genoeg van krijgen, want Janna had liefst iedere week een ander. Sijsjes Sam was voor het vertrek van Galatzskin nog ter dood veroordeeld, maar de Russen hadden vergeten hem dood te maken. En nu zat hij Devreemdeliii! nog steeds in de privaten kerker van de Oosterhof. Goed eten en drinken en niets uit voeren. De jonker van de Oosterhof liet Sam uit het gevang halen en vroeg waar hij op wachtte. De Piepe, de huisknecht die Sam driemaal daags eten bracht, vertelde aan Sam, bij iedere maaltijd, dat dit het galgenmaal was. Sam riep dan, oei! en begon te eten als een varken. De Piepe vertelde aan mijnheer, dat het nergens goed voor was dat die luie Jood daar maar zalig zat niets te doen en bij iedere maaltijd at voor drie. De jonker liet Sam voorgeleiden en vroeg waar wacht je op Sam? Op de dood jammerde Sam Galatzskin hoogst der zelve heeft mij ter dood veroordeeld. Ik zou met de kogel vermoord worden. Hoepel nou maar op Smous! Riep de jonker woedend. Jij kunt best je kost verdienen. Waar zat je eigenlijk voor. Na! Riep Sam ik had goed, manufacturen, broeken en zo, en die waren niet kauser. Zal ik je laten ge selen? Nee! Jammerde Sam God zal mij ge zond laten. Nou daar is de deur en nu er uit! En het geld dat je verdiend hebt met de oneerlijke handel op de tafel er mee Sam ging met een verlicht hart naar zijn Eva. Die had ech ter in haar hart al afscheid genomen van haar Sam. Ziit l)ad het ^ejcj .gebruikt om sieraden en opschik te' kopen en nu kwam de doodgewaan de 'Sam achter de deur heen. Leef je nog! kreet de vrouw! Ik leef! Riep Sam. Geef mij gauw een flink bedrag, dan ben ik een vrij man. Nee er was geen cent meer in huis. Sam wist dat Eva een verdoezaam mens was, maar dat zij er alles had doorgejaagd, dat was te erg. Eva riep Sam, je bent een slacht wijf een sloerie en sloddervos! o Ja! kreet Eva. Het is jammer loeder dat ze je niet doodgeschoten hebben. Dat was te veel voor Sam. Hij pakte zijn bullen bij elkaar en was van plan naar de heerlijkheid Almelo te wijken. Op straat lopende zag hij Schmoel Polak voor de deur zitten. Waar zal de reis heen? Vroeg de laatste aan Sijsjes Sam. Na! Riep Sam, ik neem het niet langer. Ik ben een ter dood veroordeelde. Ze hebben vergeten mij te vermoorden. De heer van de Oosterhof heeft mij uit de kost gejaagd en zelfs Eva vind dat ik een Jood van niks ben. Smous! blijf hier! Riep Schmoel hier in Rijs sen is nog iets groots te doen. Ga op de han del als voorheen. De Smakke zal je wel geld lenen. De Smakke? Riep Sam Zo'n woe keraar! Kalm aan, sprak Schmoel. Ik ben een Poolse Jood en leef tevreden onder het volk van Rijssen. Sam keerde zich om Schmoel ging met hem mee. Het huis van Smakke Berend stond in de Walstraat. Op hen roepen en kloppen kregen zij aanvankelijk geen ge hoor. Het was volop dag. De buren van de Smakke vernamen het lawaai en keken voor zichtig over de onderste niendeur heen. De schrik van de Russen zat er nog in, die waren nog maar pas enkele dagen vertrok ken. De Smakke zat in de hilde zijn geld te tellen. Hij hoorde onraad. Gauw borg hij zijn schatten op. Kroop van de hilde op den zólder en deed voorzichtig het boven luik opeh en keek naar beneden. Is daar iemand? Riep hij. Ja daar was volk. Berend komt ees effn onder. Sam wol oew sprekk'n, maar daar kwam voorlopig niet van, want Eva, Sams vrouw kwam met de bezemsteel, en sloeg Sam de straat uit onder het roepen van verruit luien bliksem! Tot groot vermaak van de Walstraters. Ten einde raad liep Sijses Sam toch naar Almelo, daar woonde Mozes, en Mozes had veel geld. Maar niet om aan Sam uit Rijssen te lenen. Schmoel had een onderhoud met de Smakke. Zij kwamen tesamen onder de lindeboom bij de kerk. Schmoel die alles kwijt was ge raakt aan de Russen zat deerlijk op zwart zaad. Hij kon zijn handel niet goed weer op gang brengen. De postwagen van Deventer op Almelo stopte bij de Kroon. De oude Jan Mosterd, de posthouder, kwam naar bui ten er werd een en ander uitgeladen. Ook Huzaren Janna kwam met twee kof fers uit de wagen. Janna was zonder kapi tein. De Gasterd had haar verlaten vertelde zij op luiden toon op de markt. De baardige koetsier stuurd iemand naar Hein van het veerhuis. Lange Peter ging mee, keek verrukt en riep zij is het! Janna nog in het best ge kleed, de koffers nog naast zich keek naar Lange Peter. Zij vond hem een schat, net als een reeks van schatten voordien. De baardi ge Pool dacht bijzich zelf, als ik hem maar eenmaal over de grens heb, dan kan dat vrouwmens ophoepelen. De avond daalde de drie Polen pakten Lan ge Peter en Huzaren Janna in de wagen. En voort ging het, Rijssen uit. En een raadselachtige toekomst te gemoet. Het was mei 1814. De lindebomen en flier- bossen zaten volop in het blad. en Rijssen zaaide pootte en plantte. De Hengsteboer uit Zuna had Sam de Jood aangenomen om in den vreemde paarden te kopen Sam had tegen schuldbekentenis een bedrag aan geld meegekregen. In heel Twente stond men te springen om paarden. De Fransen hadden alles meegeno men. Men had ossens en koeien om mee te ploegen. In Brabant zo vertelde men elkaar waren paarden genoeg. Sijsjes Sam slaagde niet. Toen wierp zich Stroop Jan op de paar denhandel. Het was maar een gewone boe renknecht. Haar hij kende paarden en ook de handel. Hij toog naar Brabant en het lukte hem een aantal paarden machtig te worden. Het waren meest oudere paarden maar toch, zeer goed bruikbaar. Daar was ook een hidde bij met een kol voor de kop en witte staart en manen. De Mutse een boer uit de Haarstraat, wilde er op zweren dat dit zijn bloedeigen paard was, dat hem door de Fransen was afgenomen. Stroop Jan vertelde dat het allemaal best waar kon wezen. Dat hij zijn paard terug kon krijgen als hij eerst maar betaalde. De Mutse ging een weddenschap aan. En heel de Haar was getuige het paard werd in de stal gezet en sloeg fn korte tijd alles kort en klein. Hij wilde het paard niet hebben, het was zijn paard niet. De staldeur werd kort en klein geslagen. DE OOGST Voor het eerst sinds vele jaren oogstten de Rijssenaren in volle vrede. En de koebeesten liepen weer onbespierd en vrij in de mors, De rogge en haver van het land hoefde niet meer ingeleverd te worden. Maar de Sippe een oude tachtigjarige daghuurder, die men uit medelijden in het werk nam, vond dat het nog scharpbekken was. De oude vrouwe van de Oosterhof en de oude jonker waren heen gegaan. En Schmoel maakte zich op om het land der vaderen te bezoeken en na zeven jaar kwam Huzaren Janna weer boven water. Over haar verleden vertelde ze niets, maar ze noemde zich juffer en woonde in een mooi huis. De kinderen van haar beide broers wer den haar erfgenamen. En als steeds viel de erfenis niet mee. Wie'j hadd'n, e dach, dat ter meer harr' zett'n, Rijssen was vrij en bleef dat tot in onze dagen. Rijssen was na 1814 een gemeente en dat is zo gebleven tot op deze dag. Aan de Rijssenaren van de laat ste eeuw komt de eer toe het wel en wee van hun stad te herdenken. Wij duiken weer terug in de verre eeuwen die achter ons liggen. VAN COEVERDEN. (groot blik) (in blik) 4 soorten (liter blik) (later pot) 3 pak (liter pot) 2 pak slechts 100 gram 65 maar 200 giram (grote pot) 3 pak 2 fles 4 tot 10 stuks 200 gram 200 gram 59 200 gram 59 250 gram 8 blik per kg. vanaf 4 x kg (by aankoop van koffie naar keus) 150 gram 150 gram 150 gram 150 gram 150 gram

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1963 | | pagina 5