VOEDING EN BLOEDARMOEDE Moeder-® Een vechtpartij op het Schild BABYDERMSRUï hengelo Gevonden voorwerpen 25-jarig jubileum bij Ter Horst en Co. WÈÊSÈm 11 t Vrijdag 9 februari 1962 WEEKBLAD VOOR RUSSEN Pagina 5 s ■BK IS IÉ 'i iii Een tweetal k foto's van het seminarium in igf Driebergen. Maast de fraaie ngang van het gebouw, kan men een zij aanzicht van het mooie bouwwerk mschouwen Advertentie Alvorens in te gaan op het verband tussen voeding en bloedarmoede, zullen wij uw kennis van de vorming en samenstelling van de rode bloedlichaampjes (erytrocyten, ery- thros is rood) opfrissen. De erytrocyten worden gevormd in het rode beenmerg, dat bij de volwassene voor al in de platte beenderen voorkomt. De voor lopers van de erytrocyten, de wat grotere erytroblasten, bevatten kernen; deze ver dwijnen bij de verdere ontwikkeling. De rode bloedlichaampjes leven plm. 120 dagen en worden dan in de lever en de milt afgebroken. Per seconde worden door het beenmerg ongeveer 2% miljoen erytrocyten afgeleverd; ons bloed bevat per mm3 ca. 5 miljoen van deze cellen. Bij pernicieuze anemie komen naast slecht gevormde grote erytrocyten ook de onrijpe vormen of erytroblasten in het bloed voor. Deze worden, omdat zij groter dan normaal zijn megaloblasten, resp. megalocyten ge noemd (megalos is groot). Het aantal rode bloedcellen is verlaagd en de levensduur is korter. Dit is ook het geval bij de sikkelcel- lenanemie, waarbij de erytrocyten niet rond maar puntig zijn. Het hemoglobinegehalte van de erytrocyten is ongeveer 34 pet., berekend op de droge stof 80 a 90 pet. Het ijzergahalte is onge veer 0.33 pet. Een normaal hemoglobinegehalte van het bloed is bij vrouwen plm. 14 gram per 100 ml, bij mannen plm. 16 gram, bij kinde ren van schoolleeftijd plm. 13 gram. Een studiegroep van de W.H.O. beschouwt als teken van bloedarmoede waarden lager dan respectievelijk 12, 14 en 11.5 gram. Hemoglobine bestaat uit een eiwit (globi- ne) en een kleurstofdragende verbinding, die 2-waardig ijzer bevat. Met het ijzer uit het hemoglobine gaat ons lichaam zuinig om: na afbraak van het hymoglobine wordt het ijzer grotendeels voor de aanmaak van nieu we erytrocyten gebruikt. Slechts een zeer gering deel van het ijzer wordt uitgeschei den. Hemoglobine vervult een functie bij het zuurstoftransport (d.m.v. een losse binding van 0) en bij het koolzuurstoftransport (d. m.v. een koolzuuranhydrase: De hemoglobinevorming is niet alleen een kwestie van een voldoende toevoer van ijzer en eiwitten. Andere sporenelementen, zoals koper en kobalt spelen een rol, terwijl ook foliumzuur en vitamine B12 een belangrijk aandeel in de bloedvorming leveren. De „in trinsic factor" is onmisbaar bij een goed resorptie van vitamine'B12. Voor de omzetting van ijzer van de ferri- in de ferro-vorm is in het maagdarm kanaal de aanwezigheid van reducerende stoffen vereist, b.v. ascorbinezuur. Oorzaken van bloedarmoede. Bloedarmoede, waarbij de erytrocyten een abnormale vorm hebben, maar een normaal of verhoogd hemoglobinegehalte, wordt niet veroorzaakt door tekorten in de. voeding en is ook vrijwel niet te verhelpen door voe dingsmaatregelen. Wel beïnvloed door de voeding kunnen zijn en worden typen van bloedarmoede, waarbij- het ijzergehalte van de erytrocyten laag is en de erytrocyten zelf normaal in aantal en vorm, maar kleiner zijn: hy- pochrome of microcytaire anemieën. Zoals de naam al zegt, is het kleurstofge halte van de rode bloedcellen daarbij te laag. In de meeste gevallen is hypochrome anemie te wijten aan een ijzertekort, hetzij door onvoldoende aanbod van ijzerzouten in de voeding, hetzij door onvoldoende resorp tie van ijzerzouten uit het darmkanaal. Het ijzergehalte van de erytrocyten en mees tal ook van het serum is dan lager dan normaal. Het is nol mogelijk, dat een hypochrome anemie niet of slechts tijdelijk verbetert door ijzertot-atei:ing, wel door toediening van vita mine B6. Op deze vorm van bloedarmoede waarbij he' serum-ijzergehalte normaal of hoog kan zijn, zullen wjj hier niet ingaan; evenmin ->p r. bloedarmoede, die een symp toom is van pellagra of andere vormen van ondervoeding Anemie door ijzergebrek Van de vc-cchilit-oe oorzaken noemen wij vroeggeboorte (de grootste hoeveelheid ijzer in het foetuslichaam wordt in de laatste maanden van de zwangerschap aangelegd) zwangerschap, verhoogde behoefte tijdens sterke groei (b.v. in de adolescentie), ja renlange eenzijdige voeding (zoals b.v. bij alleenwonende bejaarden kan voorkomen), overmatig zweten, stoornissen in de ijzer- resorptie (o.a. bij gronische diarree), acuut of chronische bloedverlies veelal is een com binatie van factoren nodig om anemie te doen ontstaan. In tropische landen zijn ma laria en mijnworminfectie de belangrijkste oorzaak van ernstige bloedarmoede. Ook indien de vrouw de zwangerschap in gaat met een normaal hemoglobinegehal te, bestaat de kans, dat zij in de loop van de draagperiode anemisch wordt. Dat bij zwangeren veelal anemie voorkomt, is niet verwonderlijk, wanneer men bedenkt dat in de baby 300 500 mg ijzer is vast gelegd. Dit komt neer op een ijzer „over dracht" van 1 a 2 mg per dag. Een op neming van 15 a 20 mg per dag door de zwangere is zeker noodzakelijk. Door diverse artsen in binnen- en buiten land wordt, geheel of gedeeltelijk preventief, het gebruik van een ijzerpreparaat vanaf de vijfde of zesde maand van de zwanger schap gewenst geacht. Soeters vond bij een onderzoek van vrouwen in de eerste 2 maanden na de bevalling, dat van degenen, die enige maanden tevoren een ijzerprepa raat hadden gebruikt plm. 9 pet., van de anderen plm. 20 pet een te laag hemoglo binegehalte had. Het aanbod van ijzer uit de voeding. Voor de ijzeropneming zijn o.a. van belang de hoeveelheid ijzer, die in de voeding voor komt, de vorm waarin het ijzer in de voe ding voorkomt en de aan- of afwezigheid van stoffen in het (maag-) darmkanaal, die de ijzerresorptie kunnen beïnvloeden. Het gaat immers om het ijzer, dat inder- daad opgenomen wordt. Het percentage van het aangeboden ijzer, dat opgenomen wordt, is hoger tijdens de toestand van ijzergebreken wanneer het ijzer- gehalte van de voeding laag is, dan wan neer de voeding steeds rijk geweest is aan ijzer. In het algemen wordt gerekend, dat door volwassenen hooguit 10 pet van het ijzer wordt geresorbeerd uit de voeding, die in Westerse landen gebruikelijk is. Is geruime tijd weinig ijzer met de voeding opgenomen, waardoor de behoefte groot is, dan kan de re sorptie aanmerkelijk gunstiger zijn en zelfs meer dan 50 pet. van het opgenomen Ijzer bedragen. (Ijzer, dat intraveneus wordt gegeven, wordt bijna geheel en al benut.) In de gemiddelde Nederlandse voeding (berekend naar verbruikgegevens van het Ministerie van Landbouw en Visserij) wordt ijzer voornamelijk geleverd door brood (plm. 35 pet.), vlees (plm. 20 pet), groente (plm. 12 pet), en aardappelen (plm. 11 pet.). Alleen het ijzer, dat in de vorm van ferro- ionen aanwezig is, wordt geresorbeerd. Niet geïoniseerd ijzer (b.v. uit bloed of bloed worst) en ijzer, tot onoplosbare zouten ge bonden aan fytinezuur, fosforzuur of oxaal zuur kan men dus niet als ijzerbron be schouwen. Voor een onvoldoende resorptie van ijzer uit de grove broodsoorten met hun betrekkelijk hoog gehalte aan fytine zuur behoeft men niet bezorgd te zijn: door het enzym fytase wordt tijdens de rijspe- riode het grootste deel (plm. 70 pet.) van de fytaten afgebroken. Spinazie is daaren tegen niet de uiterst waardevolle ijzerbron waarvoor hij wel wordt aangezien. Het ijzer, dat in,ons voedsel voornamelijk in de ferri-vorm voorkomt, kan in ferri- ionen worden omgezet, wanneer en zolang als de pH daarvoor gunstig is, d.w.z. laag. In het zure milieu van de maag vindt nagenoeg geen ijzerresorptie plaats; in het duodenum, waar hij plaats moet vinden, is het milieu al gauw alkalisch. Bij diverse niet alle onderzoekingen, zowel bij mensen als bij dieren, is geble ken, dat de resorptie van ijzer uit prepa raten beter verloopt, wanneer tegelijker tijd ascorbinezuur wordt toegediend. Hetzelf de kan het geval zijn, wanneer bepaalde andere zuren, zoals wijnsteenzuur, melkzuur, citroenzuur en sommige aminozuren worden toegediend tezamen met het ijzer. Door deze zwakorganische zuren zou de pH in de dun ne darm geruime tijd laag gehouden wor den, waardoor het ijzer langer dan anders ifot de ferro-vorm gebracht kan worden. Anorganische zuren als HCI en H3P04 ver laagden de pH wel, maar minder lang dan de andere zuren. HCI oefent dus niet direct een gunstige invloed op de ijzerresorptie uit, wel indirect, doordat het de zuren vrij kan maken, die de resorptie bevorderen. Moore vond, dat ook uit een normale voe ding het ijzer beter werd opgenomen, in dien deze voeding rijk was aan ascorbine zuur. Volgens hem gaven andere organische zuren echter geen verbeterde resorptie te zien. Om voldoende ijzer op te nemen is het noodzakelijk, dat in de voeding voorkomen: voldoende ijzer: 10 a 15 mg voor volwas senen en adolescenten, 5 a 10 mg voor jongere kinderen', voldoende eiwitten en ascorbinezuur; vooral indien de resorptie vermoedelijk te gering is, een deel van de melk in de vorm van zure melkprodukten (karnemelk e.d.). Wordt de anemie veroorzaakt door resorp- tiestoornissen (b.v. door chronische diarree chronische infecties, maag- of darmrseectie) of veelvuldig gering bloedverlies (b.v. door hemofilie of een darmulcus) dan zal men met voeding alleen weingi of geen verbetering kunnen krijgen. Advertentie Bruine glacé handschoen. Paar rode kinder wanten. Blauwe gebreide kinderdas. Muntbil jet van 2,50. paar beige dameshand schoenen. garagesleutel no. 22 snoer zwarte kralen, donker rode gebreide wanten, rech ter grolse want. Banbiljet van 10 gulden, bruine linker heren glacé, kinderwantje groen paar grijze wollen wanten. Zwart damesvest bandje voor rennersfiets, zwart zakbijbeltje, groen-blauwe kinderwant. gekleurde kinder- kralen. lipssleutel met ring. bril. gele por- temonnaie zonder inh. linker beige vinger- handschoen. bril. pijp klein model, zwarte portemonnaie met inh. rode portemonnaie inh. 5 cent. twee zilveren guldens, bruine lederen kinderportemonnaie inh. 6 cent. ge blokt overhemd, gele vingerhandschoen, brui ne boodschappentas, regencape. paar nieuwe nylons, twee muntbiljetten van 25 ronde broche, heren polshorloge, rechter grolse want. kettinkje met balletjes, twee sleutel tjes no. 61215. zwarte paraplui. rode por temonnaie inh. 3 gulden, blauw alpino-muts. bruine zuiden shawl, timmermans duimstok gr.-bruine kinderhandschoen, kinderbril. drie kleurige kinderwant. paar grolse wanten, zwarte damesportemonnaie inh. 3, grijze herenhandschoen, muntbiljet van 10. linker grijze vingerhandschoen, bruine lederen jon- gensportemonaie. dameshalsdoek, bruin-grij ze kinderdas. blauwe jopper. bruine lede ren herenportemonnaie met inhoud, een zwart zadel, paar wit-blauwe kinderwantjes, paar wanten grij ze-rode streep br. portemonnaie zonder inh. paar kinderwantjes, huissleutel no. 9. witte kindermuts. muntbiljet van 2,50 voetstuk van een kraam, schakelarmband-he renhorloge. beige damesportemonnaie. kin derbril. sigaretten-aansteker, onderstuk van een gebit (lag weer in de goot zonder eige naar). 3 dozen. inh. petroleumkachels, paar groene gespikkelde kinderwanten, voetsteun tot bromfiets, grijs kinderwantje, grolse want. rode portemonnaie met inhoud, aankomen vliegen en lopen. Bruine pinchertje. hond bruin met wit. wit- te parkiet, rood-wit hondje, gele kanarie, jonge boxer. Bovenstaande voorwerpen en goederen, zo mede dieren en vogels zijn te bevragen op het rijkspolitiebureau te Rijssen o alle werk dagen tussen 18.00 en 20 00 uur. Telefonische inlichtingen omtrent deze zaken kunnen niet worden gedaan. Maandag herdacht mej. J. Dangremond het feit, dat zij 25 jaar in dienst was bij de firma Ter Horst en Co. te Rijssen. Dientengevolge werd zij ten kantore van de directie ontvangen waar zij door de heer A.H. ter Horst werd toegesproken. Deze firma dank+e haar speciaal voor haar trouwe dienst die zij als twijnster steeds had verricht. Als blijk van erkente lijkheid bood hij haar een enveloppe met in houd aan, terwijl zij ook het gebruikelijke insigne ontving. RIJSSEN buiten de ivallen Terwijl Rijssen bezig was voorbereidingen te treffen voor het grote feest, bedelden de armen van Rijssen al oude kleren op. Opdat zij er op de trouwdag van de jonker een beetje toonbaar zouden bij lopen. De freule van Westerflier had er op gestaan dat zij wilde trouwen als te Rijssen de lindebo men bloeiden. Dan was er geur en fleur te Rijssen. Bijna het gehele jonkerdom van Twente en uit het Bentheimse zou getuige zijn van de trouwpartij. De Wapper had handen vol werk. Hij liep alle herbergen af om ruimte te reserveren voor de adel die te Rijssen kwam. Alle stallen werden afgehuurd voor één dag. Dit tot groot on gerief van welgestelde burgers uit de om liggende steden die zich deze hoogtijdag te Rijssen niet wilden laten ontgaan. Want al was Rijssen dan bepaald geen wereld stad, Rijssen was rijker aan grondbezit, dan welke stad van Twente ook. Rijssens vroede vaderen hadden bijtijds alle markegronden op de kop getikt. Daar heeft de stad thans nog haar bos en weide aan te danken. Maar goed, de Wapper was druk doende om ruimte te maken voor één dag. Want Rijssen was een plaats met veel vertier, dat wil zeggen doorgaand verkeer. Tientallen van voerlieden gooiden er door dag en tijd even hun anker uit. De kas teleins waren er voor de grijpstuiver die zij aan de reizende, de gaande en komende man verdienden zeer hulpvaardig. Terwijl de Wapper dus druk in de weer was om voor zijn heer en meester alles in orde te maken, liep daar Snoek Gat Jan op de Schild. De handen in de zakken. De Wapper dacht, hij zal naar Diene willen, want de Snoek liep er netjes bij, hij ging op vrijers voeten. Nu was Diene een z^er fatsoenlijke weduwe, die de Snoek en de Wapper beide aan het verstand had gebracht, dat zij ha ren dierbaren Taksman nog lang niet ver geten was. Maar de Snoek was driester dan de Wapper. De laatste vertrouwde op zijn schoon uiterlijk. Dat men daar niet steeds op bouwen kan, werd ook nu weer bewezen. De Snoek had het zo aangelegd dat Diene gek op hem werd, en nu had hij even de tijd. De Wapper had het er andermaal met Jonker Berend over. Maar de heer van Rijssen deelde de Wapper in een vertrou welijke bui mee, dat hij zich om de we duwe Taksman geen zorg hoefde te maken. Zeker zij was mooi, beminnelijk, maar te gelijkertijd een feeks van een wijf. Dat zou degene die haar aansloeg zelf wel ondervinden. Maar de Wapper luisterde niet naar wijze raad. Zijn jaloezie groeide met de dag. En nu hij bijna voor zijn heer de zaken voor elkaar had, kwam de ontmoeting met de Snoek. De Wapper keek vurig en snoof verachtelijk. Hij begon te knorren ge lijk een varken. Gasterd! schold hij toen hij de Snoek passeerde. Heb je het tegen mij? riep Gat Jan. Ja, tegen wie anders? Donderhand! Nou dt liet de Snoek zich niet zeggen. Hij spuwde zich in de vuis ten. Dat liet de de Wapper niet op zich zitten. Hij vloog de Snoek aan en greep deze naar de keel. Maar Gat Jan was voor niemendal geen steenbakker. Hij had een halve klinkerin de zak, en de Wapper maakte kennis met een halve tiggelsteen. De klappen kwamen hard aan, want de Snoek aaide de Wapper vies langs de kin nebakken, en deze begon moord en brand te schreeuwen. De boer van de Höfte, die verbrand was, en bovendien wij weten het, niet al te best boerde, kwam met een halfjarig kalf over de schild. Sla hem maar dood schreeuwde hij tegen de Snoek, die woest van zich af ranselde en de Wapper in de goot sloeg. Volk snelde toe, maar stak geen hand uit. De oude Barabas, de grijze mandenmaker riep tegen de stads- dienders, eerlijk is eerlijk, maar de Snoek heeft gewonnen. Men bracht de Wapper met zijn bloederigèn kop naar de Bevervoorde waar juffer Pik, het hoofd van de huishou ding hem niet binnen wilde hebben. Het bloed droop overal af, riep zij. Hij moest maar in de paardenschuur verbonden wor den. De jonker zei, dat het de Wapper net goed was. Hij had deze een goede *-aad gegeven. In Diepenheim was een schier meisje voor hem en dat wilde hij niet hebben. En de jonge Schoberak die met strootjes haringen vente, vertelde later, dat Diene, de weduwe van Taksman achter het raam had staan lachen, toen de Wapper met zijn bloederig hoofd voorbij was ge stapt. Naderhand moest de Wapper nog bij de hoogste gerechtsdienaar komen, namelijk bij de schout. De schout bekeek het hoofd en hij vertelde dat het niets te beteken had, niets dan schonselarij, ofschoon de lap pen vel er bij hingen. Daar kwam nog bij, dat de Wapper de aanvaller was geweest. De Snoek had uit zelfverdediging gehandeld. Maar voor Diene stond het vast, als zij ooit weer trouwde en dat deed zij nader hand, dan was het met de Snoek. Het was zover. De trouwdag was er. Op het Westerflier was een hele staf van help sters en helpers uit Lochem. Dagenlang, had Pap Triene de naaister gewerkt aan de bruidsjapon. Freule Christina was een wispel turige jonge vrouw. En de freule's van Warmelo en huis Diepenhei hadden haar aangaande haar bruidsjapon van alles op de mouw gespeld. De een dit, de ander dat en Christina was er wanhopig onder geworden. Maar Pap Triene had aan de freule verteld dat zij doorde andere adelijke juffers niet in de boot moest laten nemen. En haar aanstaande, Berend van Bevervoor de, dar had zij als raad en tip gever ook weinig aan. Berend naar raad gevraagd, had gezegd, dat haar trouwjapon gewoon gladweg moest wezen, daar kwam je in Rijs sen het verst mee. En de freules van Warmelo hadden haar verteld, dat het zonde was, wanneer zij te Rijssen niet stralend voor de dag kwam. En Pap Triene de beste naaister in die tijd uit Diepenheim en uit bijkans de hei" streek was ziek geworden van al het gezeur en daarvan was freule Christina zo geschrokken, dat zij geroepen had, zo Triene het maakt is het goed. Daarna hadden de freules van Warmelo en Diepen heim zich niet meer laten zien. Op de mor gen van de 17e mei, trok de naoberschap van het kasteel Bevervoorde naar Wester flier. De oude Jonker had het banaal ge vonden, dat Rijssener boeren zijn dochter zouden halen. Daarin was in zoverre ver andering gekomen, dat de boeren van Rijssen de uitzet van de freule zouden halen. MosJantjen de scheper, die ook onder de rook van Bevervoorde woonde en Flip Hen- drikus de naaste boer, zouden de bruidskoe halen van Westerflier. Ook dit had zoals wij nader zullen zien, heel wat voeten in de aarde. De Wapper was in zoverre weer bijgespij kerd, dat hij nieuw vel om het hoofd had. Hij moest mee om de naobers aanwijzin gen te geven, hoe de boel van de bruid geladen moest worden. De lezers weten nu zo zachtjesaan wel wie jonker Berend van BevervooVde was. Een volbloed Rijsse- naar met veel titels en namen en een hoop macht in Rijssen. Maar overigens een man uit het volk op en top. Dus gaf hij de naobers een flink teergeld mee. Die van Diepenheim hoefden niet te denken dat 't in Rijssen niet royaal was. De naobers nu maak ten er een dankbaar gebruik van. Vooral te Goor werden de bloemen flink buiten ge zet. Die hongerlijders in Goor mochten ge rust weten dat men te Rijssen wel los kon hoesten. Ook had Jonker Berend van Lan gen bevolen, dat men met de bruidsstoet over Goor moest rijden. Daar zouden zich vele jonkeren en baronnen aansluiten. Al leen de heer van Heeskeren niet. Die had op Rijssense kermis eens een pak slaag gehad van Berend van Langen. De vrienden uit de Tabaksgaarden hadden de heer van Heeskeren helpen aframmelen. Dat stak diep bij de Goorse baron, daaom liet hij het afweten. Volgens de Wapper, was de drukte op Westerflier belabberd groot. Maar veel genoegen beleefde hij op Westerflier niet. De oude baron daar, de vader van Chris tina had zijn maatregelen reeds genomen. Door zijn eigen personeel en pachters werd alles vakkundig op de Rijssener wagens ge laden. De Wapper mocht als troostprijs al leen toezien of gedurende de tocht naar Rijssen alles goed ging. MosJantjen en Flip Hendrikus gingen al vroegtijdig met de bruid koe op het pad. En zij zeepten de koe ge ducht in. Eerst in het posthuis te Diepenheim en later bij Geert in het Zwaantje te Goor. Daar bonden zij de koe aan de lindeboom met de kop in de richting Rijssen. Zij aten in het Zwaantje pannekoek met brandewijn. Zo iets kreeg je niet iedere dag. De koe had heimwee naar de vette schipbeekweiden van het Westerflier en draaide haren kop in de richting Diepenheim. Toen de beide Rijssenaren goed gesmeerd de Zwaan ver lieten volgden zij de koe, die de weg terug nam. Het werd een pijnlijke situatie toen zij ter hoogte van het landgoed Diepenheim op de olde Deepse Diek, de bruidsstoet tegemoet kwamen. De bruid, freule Christina vroeg aan haar aanstaande man, wat of dat betekende. Dat betekent niks, riep de jonker. Dat komt wel terecht, om die koe kunnen wij wel trouwen, lieverd! Te Goor werd de stoet bepaald groot. En tegen twee uur in de middag arriveerde de stoet te Rijssen. Daar wachte de freule van Westerflier een nieuwe verrassing. In de Enterstraat en op de Enterweg, was het volk van Rijssen langs de weg opge steld. En dat was heel anders dan tegen woordig. Vrouwen en mannen en zeer veel kinderen lagen er langs de weg. Zij waren het lange wachten moe geworden en maak ten de meegenomen mondvoorraad op. En zo zag de aanstaande vrouwe van Bever voorde een groot deel van Rijssens burgerij langs de weg. Zij zag ze ook in rang en stand. Binnen de wallen zag zij het wat men toen noemde, de gegoede burgerij. Maar buiten de wallen langs de weg aan weers zijden zag zij de zogende moeders en de pap of pannekoek etende kinderen en groten. Zij zag er veel kruiwagens geïmpro viseerd als slaapplaatsen voor de zuigelin gen. Kortom zij zag Rijssen zoals het toen was En spontaan wuifde zij het volk toe, Dat had de oude mevrouw nog nooit ge daan. En toen de stoet voorbij was volgde het volk van Rijssen. Mannen zetten hun kinderen op de schouder, moeders gooiden hun kleinste kroost in der haast in de kruiwagens. Het was de mooiste optocht die Rijssen ooit had aanschouwd. De middag was voor het huwelijk in de kerk. De pastoor had voor deze gelegen heid een nieuw priesterkleed gekregen. Want de dagelijkse kleding van de pastoor was- volgens jonker Berend bepaald niet onberus- pelijk. Dat kon ook niet, want in die da gen was de pastoor boer, gelijk iedere Rijs- senaar. Klepper Willem de nachtwaker moest de pastoor °oms om vier uur wekken, dan ging Heeroom dorsen of haksel snijden. Dat moest nu eenmaal gebeuren. Stampvol was Rijssens kerk en buiten op het kerkhof stonden velen nog te luisteren naar de mooie preek, waarvan Christina van Westerflier weinig hoorde, zo was zij onder de indruk van het grote gebeuren. De Wapper zat vlak achter de herenbank van Bevervoorde. Hij had een scherp geslepen mes in de zak. Je kon nooit weten wat er gebeurde. En vlak achter hem zat Snoek Gat Jan, een halve baksteen in zijn zak, gereed om op het eerste alarm toe te slaan. En naast de Snoek zat Diene. Bij een bijzondere ge beurtenis als deze moest je je inhouden, anders, dacht de Snoek. Hetzelfde dacht ook de Wapper, tenminste nog tot zeven uur in de avond, toen kwam de grote veran dering. Van Coeverden. Si m£.:.sv.\ .MM

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1962 | | pagina 5