VOEDING EN BLOEDARMOEDE
Moeder-®
Een vechtpartij op het Schild
BABYDERMSRUï
hengelo
Gevonden voorwerpen
25-jarig jubileum bij
Ter Horst en Co.
WÈÊSÈm
11 t
Vrijdag 9 februari 1962
WEEKBLAD VOOR RUSSEN
Pagina 5
s
■BK
IS IÉ 'i
iii
Een tweetal
k
foto's van het
seminarium in igf
Driebergen.
Maast de fraaie
ngang van het
gebouw, kan
men een zij
aanzicht van
het mooie
bouwwerk
mschouwen
Advertentie
Alvorens in te gaan op het verband tussen
voeding en bloedarmoede, zullen wij uw
kennis van de vorming en samenstelling van
de rode bloedlichaampjes (erytrocyten, ery-
thros is rood) opfrissen.
De erytrocyten worden gevormd in het
rode beenmerg, dat bij de volwassene voor
al in de platte beenderen voorkomt. De voor
lopers van de erytrocyten, de wat grotere
erytroblasten, bevatten kernen; deze ver
dwijnen bij de verdere ontwikkeling.
De rode bloedlichaampjes leven plm. 120
dagen en worden dan in de lever en de milt
afgebroken. Per seconde worden door het
beenmerg ongeveer 2% miljoen erytrocyten
afgeleverd; ons bloed bevat per mm3 ca.
5 miljoen van deze cellen.
Bij pernicieuze anemie komen naast slecht
gevormde grote erytrocyten ook de onrijpe
vormen of erytroblasten in het bloed voor.
Deze worden, omdat zij groter dan normaal
zijn megaloblasten, resp. megalocyten ge
noemd (megalos is groot). Het aantal rode
bloedcellen is verlaagd en de levensduur is
korter. Dit is ook het geval bij de sikkelcel-
lenanemie, waarbij de erytrocyten niet rond
maar puntig zijn.
Het hemoglobinegehalte van de erytrocyten
is ongeveer 34 pet., berekend op de droge
stof 80 a 90 pet. Het ijzergahalte is onge
veer 0.33 pet.
Een normaal hemoglobinegehalte van het
bloed is bij vrouwen plm. 14 gram per 100
ml, bij mannen plm. 16 gram, bij kinde
ren van schoolleeftijd plm. 13 gram.
Een studiegroep van de W.H.O. beschouwt
als teken van bloedarmoede waarden lager
dan respectievelijk 12, 14 en 11.5 gram.
Hemoglobine bestaat uit een eiwit (globi-
ne) en een kleurstofdragende verbinding, die
2-waardig ijzer bevat. Met het ijzer uit het
hemoglobine gaat ons lichaam zuinig om:
na afbraak van het hymoglobine wordt het
ijzer grotendeels voor de aanmaak van nieu
we erytrocyten gebruikt. Slechts een zeer
gering deel van het ijzer wordt uitgeschei
den. Hemoglobine vervult een functie bij het
zuurstoftransport (d.m.v. een losse binding
van 0) en bij het koolzuurstoftransport (d.
m.v. een koolzuuranhydrase:
De hemoglobinevorming is niet alleen een
kwestie van een voldoende toevoer van ijzer
en eiwitten. Andere sporenelementen, zoals
koper en kobalt spelen een rol, terwijl ook
foliumzuur en vitamine B12 een belangrijk
aandeel in de bloedvorming leveren. De „in
trinsic factor" is onmisbaar bij een goed
resorptie van vitamine'B12.
Voor de omzetting van ijzer van de
ferri- in de ferro-vorm is in het maagdarm
kanaal de aanwezigheid van reducerende
stoffen vereist, b.v. ascorbinezuur.
Oorzaken van bloedarmoede.
Bloedarmoede, waarbij de erytrocyten een
abnormale vorm hebben, maar een normaal
of verhoogd hemoglobinegehalte, wordt niet
veroorzaakt door tekorten in de. voeding en
is ook vrijwel niet te verhelpen door voe
dingsmaatregelen.
Wel beïnvloed door de voeding kunnen
zijn en worden typen van bloedarmoede,
waarbij- het ijzergehalte van de erytrocyten
laag is en de erytrocyten zelf normaal in
aantal en vorm, maar kleiner zijn: hy-
pochrome of microcytaire anemieën.
Zoals de naam al zegt, is het kleurstofge
halte van de rode bloedcellen daarbij te
laag. In de meeste gevallen is hypochrome
anemie te wijten aan een ijzertekort, hetzij
door onvoldoende aanbod van ijzerzouten in
de voeding, hetzij door onvoldoende resorp
tie van ijzerzouten uit het darmkanaal.
Het ijzergehalte van de erytrocyten en mees
tal ook van het serum is dan lager dan
normaal.
Het is nol mogelijk, dat een hypochrome
anemie niet of slechts tijdelijk verbetert door
ijzertot-atei:ing, wel door toediening van vita
mine B6. Op deze vorm van bloedarmoede
waarbij he' serum-ijzergehalte normaal of
hoog kan zijn, zullen wjj hier niet ingaan;
evenmin ->p r. bloedarmoede, die een symp
toom is van pellagra of andere vormen van
ondervoeding
Anemie door ijzergebrek
Van de vc-cchilit-oe oorzaken noemen wij
vroeggeboorte (de grootste hoeveelheid ijzer
in het foetuslichaam wordt in de laatste
maanden van de zwangerschap aangelegd)
zwangerschap, verhoogde behoefte tijdens
sterke groei (b.v. in de adolescentie), ja
renlange eenzijdige voeding (zoals b.v. bij
alleenwonende bejaarden kan voorkomen),
overmatig zweten, stoornissen in de ijzer-
resorptie (o.a. bij gronische diarree), acuut
of chronische bloedverlies veelal is een com
binatie van factoren nodig om anemie te
doen ontstaan. In tropische landen zijn ma
laria en mijnworminfectie de belangrijkste
oorzaak van ernstige bloedarmoede.
Ook indien de vrouw de zwangerschap in
gaat met een normaal hemoglobinegehal
te, bestaat de kans, dat zij in de loop van
de draagperiode anemisch wordt.
Dat bij zwangeren veelal anemie voorkomt,
is niet verwonderlijk, wanneer men bedenkt
dat in de baby 300 500 mg ijzer is vast
gelegd. Dit komt neer op een ijzer „over
dracht" van 1 a 2 mg per dag. Een op
neming van 15 a 20 mg per dag door de
zwangere is zeker noodzakelijk.
Door diverse artsen in binnen- en buiten
land wordt, geheel of gedeeltelijk preventief,
het gebruik van een ijzerpreparaat vanaf
de vijfde of zesde maand van de zwanger
schap gewenst geacht. Soeters vond bij een
onderzoek van vrouwen in de eerste 2
maanden na de bevalling, dat van degenen,
die enige maanden tevoren een ijzerprepa
raat hadden gebruikt plm. 9 pet., van de
anderen plm. 20 pet een te laag hemoglo
binegehalte had.
Het aanbod van ijzer uit de voeding.
Voor de ijzeropneming zijn o.a. van belang
de hoeveelheid ijzer, die in de voeding voor
komt, de vorm waarin het ijzer in de voe
ding voorkomt en de aan- of afwezigheid
van stoffen in het (maag-) darmkanaal,
die de ijzerresorptie kunnen beïnvloeden.
Het gaat immers om het ijzer, dat inder-
daad opgenomen wordt.
Het percentage van het aangeboden ijzer,
dat opgenomen wordt, is hoger tijdens de
toestand van ijzergebreken wanneer het ijzer-
gehalte van de voeding laag is, dan wan
neer de voeding steeds rijk geweest is aan
ijzer. In het algemen wordt gerekend, dat
door volwassenen hooguit 10 pet van het
ijzer wordt geresorbeerd uit de voeding, die
in Westerse landen gebruikelijk is. Is geruime
tijd weinig ijzer met de voeding opgenomen,
waardoor de behoefte groot is, dan kan de re
sorptie aanmerkelijk gunstiger zijn en zelfs
meer dan 50 pet. van het opgenomen Ijzer
bedragen. (Ijzer, dat intraveneus wordt
gegeven, wordt bijna geheel en al benut.)
In de gemiddelde Nederlandse voeding
(berekend naar verbruikgegevens van het
Ministerie van Landbouw en Visserij) wordt
ijzer voornamelijk geleverd door brood
(plm. 35 pet.), vlees (plm. 20 pet), groente
(plm. 12 pet), en aardappelen (plm. 11 pet.).
Alleen het ijzer, dat in de vorm van ferro-
ionen aanwezig is, wordt geresorbeerd. Niet
geïoniseerd ijzer (b.v. uit bloed of bloed
worst) en ijzer, tot onoplosbare zouten ge
bonden aan fytinezuur, fosforzuur of oxaal
zuur kan men dus niet als ijzerbron be
schouwen. Voor een onvoldoende resorptie
van ijzer uit de grove broodsoorten met
hun betrekkelijk hoog gehalte aan fytine
zuur behoeft men niet bezorgd te zijn: door
het enzym fytase wordt tijdens de rijspe-
riode het grootste deel (plm. 70 pet.) van
de fytaten afgebroken. Spinazie is daaren
tegen niet de uiterst waardevolle ijzerbron
waarvoor hij wel wordt aangezien.
Het ijzer, dat in,ons voedsel voornamelijk
in de ferri-vorm voorkomt, kan in ferri-
ionen worden omgezet, wanneer en zolang
als de pH daarvoor gunstig is, d.w.z. laag.
In het zure milieu van de maag vindt
nagenoeg geen ijzerresorptie plaats; in het
duodenum, waar hij plaats moet vinden,
is het milieu al gauw alkalisch.
Bij diverse niet alle onderzoekingen,
zowel bij mensen als bij dieren, is geble
ken, dat de resorptie van ijzer uit prepa
raten beter verloopt, wanneer tegelijker
tijd ascorbinezuur wordt toegediend. Hetzelf
de kan het geval zijn, wanneer bepaalde
andere zuren, zoals wijnsteenzuur, melkzuur,
citroenzuur en sommige aminozuren worden
toegediend tezamen met het ijzer. Door deze
zwakorganische zuren zou de pH in de dun
ne darm geruime tijd laag gehouden wor
den, waardoor het ijzer langer dan anders
ifot de ferro-vorm gebracht kan worden.
Anorganische zuren als HCI en H3P04 ver
laagden de pH wel, maar minder lang dan
de andere zuren. HCI oefent dus niet direct
een gunstige invloed op de ijzerresorptie
uit, wel indirect, doordat het de zuren vrij
kan maken, die de resorptie bevorderen.
Moore vond, dat ook uit een normale voe
ding het ijzer beter werd opgenomen, in
dien deze voeding rijk was aan ascorbine
zuur. Volgens hem gaven andere organische
zuren echter geen verbeterde resorptie te
zien.
Om voldoende ijzer op te nemen is het
noodzakelijk, dat in de voeding voorkomen:
voldoende ijzer: 10 a 15 mg voor volwas
senen en adolescenten, 5 a 10 mg voor
jongere kinderen',
voldoende eiwitten en ascorbinezuur;
vooral indien de resorptie vermoedelijk te
gering is, een deel van de melk in de vorm
van zure melkprodukten (karnemelk e.d.).
Wordt de anemie veroorzaakt door resorp-
tiestoornissen (b.v. door chronische diarree
chronische infecties, maag- of darmrseectie)
of veelvuldig gering bloedverlies (b.v. door
hemofilie of een darmulcus) dan zal men met
voeding alleen weingi of geen verbetering
kunnen krijgen.
Advertentie
Bruine glacé handschoen. Paar rode kinder
wanten. Blauwe gebreide kinderdas. Muntbil
jet van 2,50. paar beige dameshand
schoenen. garagesleutel no. 22 snoer zwarte
kralen, donker rode gebreide wanten, rech
ter grolse want. Banbiljet van 10 gulden,
bruine linker heren glacé, kinderwantje groen
paar grijze wollen wanten. Zwart damesvest
bandje voor rennersfiets, zwart zakbijbeltje,
groen-blauwe kinderwant. gekleurde kinder-
kralen. lipssleutel met ring. bril. gele por-
temonnaie zonder inh. linker beige vinger-
handschoen. bril. pijp klein model, zwarte
portemonnaie met inh. rode portemonnaie
inh. 5 cent. twee zilveren guldens, bruine
lederen kinderportemonnaie inh. 6 cent. ge
blokt overhemd, gele vingerhandschoen, brui
ne boodschappentas, regencape. paar nieuwe
nylons, twee muntbiljetten van 25 ronde
broche, heren polshorloge, rechter grolse
want. kettinkje met balletjes, twee sleutel
tjes no. 61215. zwarte paraplui. rode por
temonnaie inh. 3 gulden, blauw alpino-muts.
bruine zuiden shawl, timmermans duimstok
gr.-bruine kinderhandschoen, kinderbril. drie
kleurige kinderwant. paar grolse wanten,
zwarte damesportemonnaie inh. 3, grijze
herenhandschoen, muntbiljet van 10. linker
grijze vingerhandschoen, bruine lederen jon-
gensportemonaie. dameshalsdoek, bruin-grij
ze kinderdas. blauwe jopper. bruine lede
ren herenportemonnaie met inhoud, een zwart
zadel, paar wit-blauwe kinderwantjes, paar
wanten grij ze-rode streep br. portemonnaie
zonder inh. paar kinderwantjes, huissleutel
no. 9. witte kindermuts. muntbiljet van 2,50
voetstuk van een kraam, schakelarmband-he
renhorloge. beige damesportemonnaie. kin
derbril. sigaretten-aansteker, onderstuk van
een gebit (lag weer in de goot zonder eige
naar). 3 dozen. inh. petroleumkachels, paar
groene gespikkelde kinderwanten, voetsteun
tot bromfiets, grijs kinderwantje, grolse want.
rode portemonnaie met inhoud,
aankomen vliegen en lopen.
Bruine pinchertje. hond bruin met wit. wit-
te parkiet, rood-wit hondje, gele kanarie,
jonge boxer.
Bovenstaande voorwerpen en goederen, zo
mede dieren en vogels zijn te bevragen op
het rijkspolitiebureau te Rijssen o alle werk
dagen tussen 18.00 en 20 00 uur. Telefonische
inlichtingen omtrent deze zaken kunnen niet
worden gedaan.
Maandag herdacht mej. J. Dangremond
het feit, dat zij 25 jaar in dienst was bij de
firma Ter Horst en Co. te Rijssen.
Dientengevolge werd zij ten kantore van
de directie ontvangen waar zij door de heer
A.H. ter Horst werd toegesproken.
Deze firma dank+e haar speciaal voor
haar trouwe dienst die zij als twijnster
steeds had verricht. Als blijk van erkente
lijkheid bood hij haar een enveloppe met in
houd aan, terwijl zij ook het gebruikelijke
insigne ontving.
RIJSSEN buiten de ivallen
Terwijl Rijssen bezig was voorbereidingen
te treffen voor het grote feest, bedelden de
armen van Rijssen al oude kleren op. Opdat
zij er op de trouwdag van de jonker een
beetje toonbaar zouden bij lopen. De freule
van Westerflier had er op gestaan dat zij
wilde trouwen als te Rijssen de lindebo
men bloeiden. Dan was er geur en fleur
te Rijssen. Bijna het gehele jonkerdom van
Twente en uit het Bentheimse zou getuige
zijn van de trouwpartij. De Wapper had
handen vol werk. Hij liep alle herbergen
af om ruimte te reserveren voor de adel
die te Rijssen kwam. Alle stallen werden
afgehuurd voor één dag. Dit tot groot on
gerief van welgestelde burgers uit de om
liggende steden die zich deze hoogtijdag
te Rijssen niet wilden laten ontgaan. Want
al was Rijssen dan bepaald geen wereld
stad, Rijssen was rijker aan grondbezit,
dan welke stad van Twente ook.
Rijssens vroede vaderen hadden bijtijds
alle markegronden op de kop getikt. Daar
heeft de stad thans nog haar bos en weide
aan te danken. Maar goed, de Wapper was
druk doende om ruimte te maken voor één
dag. Want Rijssen was een plaats met veel
vertier, dat wil zeggen doorgaand verkeer.
Tientallen van voerlieden gooiden er door
dag en tijd even hun anker uit. De kas
teleins waren er voor de grijpstuiver die
zij aan de reizende, de gaande en komende
man verdienden zeer hulpvaardig. Terwijl
de Wapper dus druk in de weer was om
voor zijn heer en meester alles in orde
te maken, liep daar Snoek Gat Jan op de
Schild. De handen in de zakken. De Wapper
dacht, hij zal naar Diene willen, want de
Snoek liep er netjes bij, hij ging op vrijers
voeten. Nu was Diene een z^er fatsoenlijke
weduwe, die de Snoek en de Wapper beide
aan het verstand had gebracht, dat zij ha
ren dierbaren Taksman nog lang niet ver
geten was. Maar de Snoek was driester dan
de Wapper. De laatste vertrouwde op zijn
schoon uiterlijk. Dat men daar niet steeds
op bouwen kan, werd ook nu weer bewezen.
De Snoek had het zo aangelegd dat Diene
gek op hem werd, en nu had hij even de
tijd. De Wapper had het er andermaal met
Jonker Berend over. Maar de heer van
Rijssen deelde de Wapper in een vertrou
welijke bui mee, dat hij zich om de we
duwe Taksman geen zorg hoefde te maken.
Zeker zij was mooi, beminnelijk, maar te
gelijkertijd een feeks van een wijf. Dat
zou degene die haar aansloeg zelf wel
ondervinden. Maar de Wapper luisterde niet
naar wijze raad. Zijn jaloezie groeide met
de dag. En nu hij bijna voor zijn heer de
zaken voor elkaar had, kwam de ontmoeting
met de Snoek. De Wapper keek vurig en
snoof verachtelijk. Hij begon te knorren ge
lijk een varken. Gasterd! schold hij toen
hij de Snoek passeerde. Heb je het tegen
mij? riep Gat Jan. Ja, tegen wie anders?
Donderhand! Nou dt liet de Snoek zich
niet zeggen. Hij spuwde zich in de vuis
ten. Dat liet de de Wapper niet op zich
zitten. Hij vloog de Snoek aan en greep
deze naar de keel. Maar Gat Jan was voor
niemendal geen steenbakker. Hij had een
halve klinkerin de zak, en de Wapper
maakte kennis met een halve tiggelsteen.
De klappen kwamen hard aan, want de
Snoek aaide de Wapper vies langs de kin
nebakken, en deze begon moord en brand
te schreeuwen. De boer van de Höfte, die
verbrand was, en bovendien wij weten het,
niet al te best boerde, kwam met een
halfjarig kalf over de schild. Sla hem maar
dood schreeuwde hij tegen de Snoek, die
woest van zich af ranselde en de Wapper
in de goot sloeg. Volk snelde toe, maar
stak geen hand uit. De oude Barabas, de
grijze mandenmaker riep tegen de stads-
dienders, eerlijk is eerlijk, maar de Snoek
heeft gewonnen. Men bracht de Wapper met
zijn bloederigèn kop naar de Bevervoorde
waar juffer Pik, het hoofd van de huishou
ding hem niet binnen wilde hebben. Het
bloed droop overal af, riep zij. Hij moest
maar in de paardenschuur verbonden wor
den. De jonker zei, dat het de Wapper net
goed was. Hij had deze een goede *-aad
gegeven. In Diepenheim was een schier
meisje voor hem en dat wilde hij niet
hebben. En de jonge Schoberak die met
strootjes haringen vente, vertelde later, dat
Diene, de weduwe van Taksman achter het
raam had staan lachen, toen de Wapper
met zijn bloederig hoofd voorbij was ge
stapt. Naderhand moest de Wapper nog bij
de hoogste gerechtsdienaar komen, namelijk
bij de schout. De schout bekeek het hoofd
en hij vertelde dat het niets te beteken
had, niets dan schonselarij, ofschoon de lap
pen vel er bij hingen. Daar kwam nog bij,
dat de Wapper de aanvaller was geweest.
De Snoek had uit zelfverdediging gehandeld.
Maar voor Diene stond het vast, als zij
ooit weer trouwde en dat deed zij nader
hand, dan was het met de Snoek.
Het was zover. De trouwdag was er. Op
het Westerflier was een hele staf van help
sters en helpers uit Lochem. Dagenlang,
had Pap Triene de naaister gewerkt aan de
bruidsjapon. Freule Christina was een wispel
turige jonge vrouw. En de freule's
van Warmelo en huis Diepenhei hadden
haar aangaande haar bruidsjapon van alles
op de mouw gespeld. De een dit, de ander
dat en Christina was er wanhopig onder
geworden. Maar Pap Triene had aan de
freule verteld dat zij doorde andere adelijke
juffers niet in de boot moest laten nemen.
En haar aanstaande, Berend van Bevervoor
de, dar had zij als raad en tip gever ook
weinig aan. Berend naar raad gevraagd,
had gezegd, dat haar trouwjapon gewoon
gladweg moest wezen, daar kwam je in Rijs
sen het verst mee. En de freules van
Warmelo hadden haar verteld, dat het zonde
was, wanneer zij te Rijssen niet stralend
voor de dag kwam. En Pap Triene de beste
naaister in die tijd uit Diepenheim en uit
bijkans de hei" streek was ziek geworden
van al het gezeur en daarvan was freule
Christina zo geschrokken, dat zij geroepen
had, zo Triene het maakt is het goed. Daarna
hadden de freules van Warmelo en Diepen
heim zich niet meer laten zien. Op de mor
gen van de 17e mei, trok de naoberschap
van het kasteel Bevervoorde naar Wester
flier. De oude Jonker had het banaal ge
vonden, dat Rijssener boeren zijn dochter
zouden halen. Daarin was in zoverre ver
andering gekomen, dat de boeren van Rijssen
de uitzet van de freule zouden halen.
MosJantjen de scheper, die ook onder de
rook van Bevervoorde woonde en Flip Hen-
drikus de naaste boer, zouden de bruidskoe
halen van Westerflier. Ook dit had zoals
wij nader zullen zien, heel wat voeten in
de aarde.
De Wapper was in zoverre weer bijgespij
kerd, dat hij nieuw vel om het hoofd had.
Hij moest mee om de naobers aanwijzin
gen te geven, hoe de boel van de bruid
geladen moest worden. De lezers weten
nu zo zachtjesaan wel wie jonker Berend
van BevervooVde was. Een volbloed Rijsse-
naar met veel titels en namen en een hoop
macht in Rijssen. Maar overigens een man
uit het volk op en top. Dus gaf hij de
naobers een flink teergeld mee. Die van
Diepenheim hoefden niet te denken dat 't in
Rijssen niet royaal was. De naobers nu maak
ten er een dankbaar gebruik van. Vooral
te Goor werden de bloemen flink buiten ge
zet. Die hongerlijders in Goor mochten ge
rust weten dat men te Rijssen wel los kon
hoesten. Ook had Jonker Berend van Lan
gen bevolen, dat men met de bruidsstoet
over Goor moest rijden. Daar zouden zich
vele jonkeren en baronnen aansluiten. Al
leen de heer van Heeskeren niet. Die had
op Rijssense kermis eens een pak slaag
gehad van Berend van Langen. De vrienden
uit de Tabaksgaarden hadden de heer van
Heeskeren helpen aframmelen. Dat stak diep
bij de Goorse baron, daaom liet hij het
afweten. Volgens de Wapper, was de drukte
op Westerflier belabberd groot. Maar veel
genoegen beleefde hij op Westerflier niet.
De oude baron daar, de vader van Chris
tina had zijn maatregelen reeds genomen.
Door zijn eigen personeel en pachters werd
alles vakkundig op de Rijssener wagens ge
laden. De Wapper mocht als troostprijs al
leen toezien of gedurende de tocht naar
Rijssen alles goed ging. MosJantjen en Flip
Hendrikus gingen al vroegtijdig met de bruid
koe op het pad. En zij zeepten de koe ge
ducht in. Eerst in het posthuis te Diepenheim
en later bij Geert in het Zwaantje te Goor.
Daar bonden zij de koe aan de lindeboom
met de kop in de richting Rijssen. Zij aten
in het Zwaantje pannekoek met brandewijn.
Zo iets kreeg je niet iedere dag. De koe
had heimwee naar de vette schipbeekweiden
van het Westerflier en draaide haren kop
in de richting Diepenheim. Toen de beide
Rijssenaren goed gesmeerd de Zwaan ver
lieten volgden zij de koe, die de weg terug
nam. Het werd een pijnlijke situatie toen
zij ter hoogte van het landgoed Diepenheim
op de olde Deepse Diek, de bruidsstoet
tegemoet kwamen. De bruid, freule Christina
vroeg aan haar aanstaande man, wat of
dat betekende. Dat betekent niks, riep de
jonker. Dat komt wel terecht, om die koe
kunnen wij wel trouwen, lieverd!
Te Goor werd de stoet bepaald groot. En
tegen twee uur in de middag arriveerde
de stoet te Rijssen. Daar wachte de freule
van Westerflier een nieuwe verrassing. In
de Enterstraat en op de Enterweg, was
het volk van Rijssen langs de weg opge
steld. En dat was heel anders dan tegen
woordig. Vrouwen en mannen en zeer veel
kinderen lagen er langs de weg. Zij waren
het lange wachten moe geworden en maak
ten de meegenomen mondvoorraad op. En
zo zag de aanstaande vrouwe van Bever
voorde een groot deel van Rijssens burgerij
langs de weg. Zij zag ze ook in rang en
stand. Binnen de wallen zag zij het wat
men toen noemde, de gegoede burgerij. Maar
buiten de wallen langs de weg aan weers
zijden zag zij de zogende moeders en
de pap of pannekoek etende kinderen en
groten. Zij zag er veel kruiwagens geïmpro
viseerd als slaapplaatsen voor de zuigelin
gen. Kortom zij zag Rijssen zoals het toen
was En spontaan wuifde zij het volk toe,
Dat had de oude mevrouw nog nooit ge
daan. En toen de stoet voorbij was volgde
het volk van Rijssen. Mannen zetten hun
kinderen op de schouder, moeders gooiden
hun kleinste kroost in der haast in de
kruiwagens. Het was de mooiste optocht die
Rijssen ooit had aanschouwd.
De middag was voor het huwelijk in de
kerk. De pastoor had voor deze gelegen
heid een nieuw priesterkleed gekregen. Want
de dagelijkse kleding van de pastoor was-
volgens jonker Berend bepaald niet onberus-
pelijk. Dat kon ook niet, want in die da
gen was de pastoor boer, gelijk iedere Rijs-
senaar. Klepper Willem de nachtwaker
moest de pastoor °oms om vier uur wekken,
dan ging Heeroom dorsen of haksel snijden.
Dat moest nu eenmaal gebeuren. Stampvol
was Rijssens kerk en buiten op het kerkhof
stonden velen nog te luisteren naar de mooie
preek, waarvan Christina van Westerflier
weinig hoorde, zo was zij onder de indruk
van het grote gebeuren. De Wapper zat
vlak achter de herenbank van Bevervoorde.
Hij had een scherp geslepen mes in de
zak. Je kon nooit weten wat er gebeurde.
En vlak achter hem zat Snoek Gat Jan,
een halve baksteen in zijn zak, gereed om
op het eerste alarm toe te slaan. En naast
de Snoek zat Diene. Bij een bijzondere ge
beurtenis als deze moest je je inhouden,
anders, dacht de Snoek. Hetzelfde dacht ook
de Wapper, tenminste nog tot zeven uur
in de avond, toen kwam de grote veran
dering.
Van Coeverden.
Si
m£.:.sv.\
.MM