KRANKZINNIGENVERPLEGING
IN VROEGERE EEUWEN
In Dolhuysjeswerden de patiënten opgesloten
FALEN VAN HET OOG: OORZAAK
VAN YELE ONGEVALLEN
WOLVENJACHT
in Oost-Pruisen
BOTSING
Willem Arntzstichting 500 jaar
Behandeling was
onmenselijk
Serenade voor penning
meester Mannenkoor
fterftecijfer
Vnjdag' 24 februari 1961
UTRECHT De strakke ge
vellijnen van de Willem
Arntsz Stichting aan de Ag-
nietenstraat te Utrecht gaan
op het ogenblik schuil onder
een golvend gordijn van
sparregroen, verlucht met
kleurige vlaggen, wimpels en
schilden. Het gebouw prijkt
in opvallende feesttooi in af
wachting van de 500e ge
denkdag van de oprichting
van het psychiatrisch zieken
huis „Willem Arntszhuis", ge
durende ruim vier eeuwen
meer bekend onder de naam
„Dolhuys". De voorbijganger,
die gevoelsmatig het contrast
tussen de begrippen „ziekte"
en „feest" aanvoelt, vraagt
zich intussen af of dit feest
betoon wel passend is. Slechts
de historie kan hierop een af
doend antwoord geven.
Bescheiden begin
Streng regiem
Prof. dr. Schroeder van der Kolk,
pionier van de nieuwe inrichting
De statige regentenkamer van het
Willem Arntzhuis
SCHAAKNIEUWS
Nieuwe middelen
Snijden
Zij konden de gevaren
niet schatten
4
PAGINA 5
Omstreeks het midden van de vijftiende
eeuw leefde in Utrecht een rek ere Willem
Arntsz, telg uit een aanzienlijke familie, waar
van de leden vooraanstaande posities heb
ben ingenomen zowel in de gilden als in de
stedelijke raad van bestuur. Willem zelf was
in 1440 opgeklommen tot overste oudeman en
in 1448 werd hij zelfs cameraar of schepen,
belast met het financiële beheer.
In de strijd tussen Hoeksen en Kabeljau
wen koos hij de partij van laatstgenoemden
met gevolg, dat hij na een hevige nederlaag
van de Kabeljauwen in de straten van Utrecht
de wijk naar het buitenland moest nemen.
In Palestina maakte hij kennis met de ver
pleging van krankzinnigen, waarbij het grote
onderscheid in behandeling ginds en in zijn
vaderland hem zeer trof. In het oosten wer
den de geesteszieken in die tijd als heiligen
vereerd en vonden zij gastvrij onderdak in
tempels en moskeeën. Ten onzent vormden
zij de paria's of uitgestotenen, die als van
de duivel bezeten werden beschouwd en een
ellendig lot hadden te dragen.
In het vaderland weergekeerd - dat zal
omstreeks 1455 geweest zijn - besloot hij
zijn kracht en kapitaal in dienst te stellen
van de verbetering van de zorg voor gees
telijk gestoorden. In de weinige jaren, die
hem nog restten - Willem Arntsz stierf om
streeks 1459 - kon van de praktische uit
voering van dit plan niet veel terecht ko
men, maar bij testamentaire beschikking liet
hij een kapitaaltje na, uitdrukkelijk bestemd
voor de stichting van een huis, waarin arm
lastige geestesgestoorden opgenomen konden
worden.
Met behulp van deze gelden werd een reeds
eerder bestaand huurhuisje aan het St. Ni-
colaaskerkhof, waar krankzinnigen werden ver
pleegd, aangekocht. Het pand werd gesloopt
en in 1460 werd terzelfder plaatse het hui
dige Willem Arntszhuis gebouwd, zij het dan
ook in veel bescheidener vorm dan wij thans
kennen. Een jaar later - op 26 januari 1461 -
kreeg het bij raadsbesluit een officiële sta
tus.
Het was nog maar een bescheiden begin.
Het nieuwe gasthuis bestond uit een huis
principaal en zes huisjes, „dolhuysjes" gehe
ten, welke laatste dienden voor opname van
de patiënten. In het hoofdgebouw bevond
zich nog een deel, waarin slaapbanken wa
ren aangebracht, bestemd voor de verpleging
van bijzondere gevallen, zoals pest- en cho-
leralijders in tijden van epidemieën. De huis
houdelijke zorg van het nieuwe gesticht was
opgedragen aan een „vader" en (of) „moe
der" met een aantal knechts of „meiden",
die hun verblijf in het huis-principaal of
hoofdgebouw hadden. In elk van de zes af
zonderlijke kamers, de z.g. „dolhuysjes" be
vond zich een vaste krib, met stroo gevuld.
Zo nodig werden de patiënten in boeien ge
sloten. De huisjes waren met dubbele deuren
en stevige grendels afgesloten. Het eten werd
de bewoners toegediend in een ijzeren bak,
die met kettingen buiien de deur was vast
gemaakt en door een kleine opening naar
binnen werd geschoven. In de winter was er
geen verwarming. Bij hoge uitzondering kon
aan rustige patiënten enige bewegingsvrij
heid worden toegestaan, hetzij in een wat
ruimer vertrek, hetzij op het erf. Maar bui
ten het complex komen was nimmer mogelijk
als men eenmaal de drempel van het „Dol
huys" had overschreden.
Van een medische behandeling was in feite
geen sprake. Dat kon ook niet als men be
denkt, dat er ten tijde van de oprichting
van de Willem Arntsz Stichting nog lang
daarna in de noordelijke Nederlanden geen
universiteit bestond. Academisch geschoolde
medici kon men daardoor uitsluitend uit het
buitenland betrekken. Naast deze zeer spaar
zaam aanwezige doktoren vond men de plaat
selijk opgeleide „chirurgijns", die tevens -
zoals toenmaals gebruikelijk - mede het bar
biersvak uitoefenden. Deze lieden, die de ti
tel van „meester" voerden, waren aanvan
kelijk de hoogste medische autoriteiten in het
„dolhuys". Hun werkzaamheden bestonden
echter alleen in het verlenen van hulp bij
lichamelijke gebreken en de normaal voor
komende ziekten.
Zij konden ook niet veel anders doen. Een
wetenschappelijk gefundeerde therapie bestond
er in die dagen nog niet. Behalve de door
geestelijken toegepaste exoi'cie of duiveluit
drijving op bezetenen - maar deze categorie
van geesteszieken vond men in de Willem
Arntsz Stichting niet - kende men in die tijd
slechts de methode van de z.g. steenuit
snijding. De kwakzalversmethode kwam ove
rigens pas in de zestiende eeuw in zwang.
Het volksgeloof meende toen dat vooral zwaar
moedigheid, maar ook andere geestesstoor
nissen, veroorzaakt werden door de aanwe
zigheid van stenen in het hoofd. De „chi
rurgen" uit die tijd wakkerden dit geloof
aan en haalden met een schijnoperatie, waar
bij in het voorhoofd of achter het oor een
insnijding werd gemaakt, kwasi allerlei ste
nen uit het hoofd van de lijder. Op verschil
lende prentjes uit die tijd kan men zien dat
de helper van de chirurgijn de stenen, welke
straks voor de ogen van de verbaasde pa
tiënt in het bekken zullen vallen, reeds in
een korfje bij zich draagt!
Of deze laakbare methode ook in het „Dol
huys" te Utrecht werd toegepast, is intus
sen niet gebleken; wel staat vast, dat zij
in de vrije maatschappij veelvuldig werd
bedreven. Men beperkt zich hier voornamelijk
tot het opbergen van patiënten. Het was al
heel wat, dat deze arme lieden niet meer
langs de straat hoefden te zwerven, waar
zij het mikpunt waren van de spotlust van
iedereen. Slechts eenmaal per jaar, nl. op
Paasmaandag, in Utrecht lange tijd bekend
als „Paasdol", waren zij daaraan dankzij
een weinig fraai folkloristisch gebruik bloot
gesteld. Op die tweede Paasdag immers, wel
ke samenviel met de kermis op het nabij
gelegen Klaaskerkhof, was het „Dolhuys" open
gesteld voor het publiek, dat tegen een klei
ne vergoeding de „dollen" mocht komen be
kijken. Hetgeen vaak ontaardde in het plagen
en sarren van de patiënten, die daardoor
extra gingen razen en tieren ten vermake van
de goêgemeente. Eerst in 1782 werd aan dit
onmenselijk gebruik een einde gemaakt.
Hoewel de stichter duidelijk had laten uit
komen, dat zijn stichting een charitatieve
instelling moest zijn, kwam hiervan praktisch
weinig terecht. Verpleging en verzorging waren
er bepaald niet zoals men uit dien. hoofde
zou hebben verwacht. Er heerste een vrij
streng regiem. Bij de minste overtreding han
teerde de directeur, „vader" genoemd, vlij
tig de bullepees, het befaamde instrument,
waarmede ook de schoolmeester destijds or
de en tucht onder de leerlingen handhaafden.
Als patiënten het wat al te lastig maakten
of al te opstandig waren, riep de directeur
de hulp van een paar potige smidsknechten
in, die met forse hand de onrustigen be
dwongen. Behalve bullepees en gespierde han
den en armen kende men nog andere dwang
middelen, zoals de koudwaterstraal, die met
grote kracht op hoofd of ontblote borst van
de vastgebonden patiënt werd gericht en die
al zeer spoedig zelfs de meest opstandige of
hardnekkige patiënt ademloos tot kalrr^e
bracht.
Tot. in de dertiger jaren van deze eeuw
is deze ijzige straal als therapie in sommi-
ge krankzinnigengestichten in het zuiden van
ons land in zwang gebleven, zelfs in instel
lingen, die zich inmiddels met de weidse titel
van „psychiatrische inrichting" hadden ge
tooid.
Eerst aan het einde van de achttiende, be
gin negentiende eeuw, komt er tengevolge
van de ontwikkeling van de medische weten
schap, de opkomst van de psychiatrie, ver
andering in de verpleging van geesteszieken.
De overtuiging breekt baan, dat de aloude
methode van opsluiten en onschadelijk maken
zijn tijd heeft gehad en men moet zoeken
naar positieve middelen, zowel om het tra
gische lot van de geestelijk gestoorden te
verlichten als om hen te genezen. Het bui
tenland ging hierin voor: Pinel in Frankrijk
(1798), Tuke in Engeland, Chiarugi in Ita
lië, Hayner in Duitsland enz.
In ons land was het prof. dr. J. L. C.
Schroeder van de Kolk, hoogleraar in de
medische faculteit te Utrecht, die in Am
sterdam de nodige psychiatrische ervaring
had opgedaan, die als baanbreker van de
Op dinsdag 23 februari zal de heer Levink,
wedstrijdleider van de Twentse Schaakbond
in Hotel Weitering een simultaan schaak
wedstrijd houden tegen de leden \'an de
Schaakclub Rijssen, terwijl ook nietleden
aan deze wedstrijd kunnen deelnemen.
Voor de schakers in Rijssen is dit een
prachtige gelegenheid om hun krachten te
meten met één van de meest vooraanstaan
de Twentse schakers.
nieuwe richting optrad. In zijn kwaliteit van
regent van de Willem Amtszstichting - hij
was het jongste lid van het achtbaar college -
hield hij op 18 oktober 1827 een rede, geti
teld „Rapport bij wijze van algemeen over
zicht of voorslag tot verbetering van het
krankzinnigenhuis". Bedoeld waarschijnlijk als
een eenvoudig rapport voor intern gebruik,
heeft het de stoot gegeven tot de ontwikke
ling van onze huidige inrichtings-psychiatrie.
De jonge regent verwierp niet. aanstonds al
le facetten van de oude therapie, maar wees
daarnaast andere middelen aan, zoals orde,
geduld, reinheid, zachtheid en werkzaamheid.
Hij pleitte er voor de patiënten zoveel mo
gelijk bezig te houden met alledaagse, hui
selijke werkzaamheden. Een aanvankelijk iet
wat primitief aandoend middel, dat echter in
de loop der jaren tot een heilzame, genees
krachtige arbeidstherapie is uitgegroeid.
Sedert zijn verscheiden in 1862 diende een
reeks van voortreffelijke medici deze instel
ling, van wie hier o.a. worden genoemd de
dokter V.d. Lit, Visscher, V.d. Hoeven, Cox
Hutt, Engelhard e.a. Zij hebben nieuwe mid
delen en methoden toegepast, waaronder de
socio-therapie en afdoende geneesmiddelen
aangewend voor de bestrijding van verschil
lende soorten psychoses. Een viertal labo
ratoria en een vrij groot aantal werkplaat
sen van diverse aard te Utrecht en Den Dol-
der staan hun hierbij ten dienste. Door een
en ander werd niet alleen het lot van de
geesteszieken in de laatste decennia aanmer
kelijk verlicht, maar kon ook in vele geval
len genezing van de verpleegden worden be
reikt. Een factor van niet te onderschatten
betekenis. Van welke omvang dit verheugend
verschijnsel is, kan o.m. blijken uit het feit
dat van de verpleegden, die in de laatste vijf
jaar in de Willem Amtszstichting werden op
genomen, ongeveer 40 procent nog in hetzelf
de jaar van hun opneming als geheel of ge
noegzaam hersteld kon worden ontslagen.
Terecht getuigt de Utrechtse historicus
J. D. E. v. Dokkum dan ook in zijn aan
het eind van de vorige eeuw uitgegeven boek
„In en om Utrecht", dat de Willem Amtsz
stichting in de loop der tijden aan duizenden
heeft wel gedaan. Maar - zo voegde hij hier
aan toe -: „Toch is het pas in 1827 het Ge
neeskundig Gesticht geworden, waarboven niet
steeds de woorden behoeven te staan, die
Dante zich dacht boven de ingang van de hel:
„Lasciate ogni speranza, - d.i. Laat alle
hoop varen".
Er is dus alle reden tot een dankbaar,
zelfs feestelijk herdenken.
Een trieste lijst van afschuwelijke onge
vallen moet jaarlijks worden opgemaakt.
De oorzaak van vele van deze is toe te schrij
ven aan het falen van de ogen op kritieke
ogenblikken!
Daarmee staan we voor een verantwoor
delijkheid, die zwaar weegt. Temeer omdat
een deel van de oplossing voor de hand
ligt.
Bijna een jaar lang is in Nederland een ogen-
testwagen van de Vereniging „Veilig Ver
keer" langs de weg. Dit teststation is een
uniek onderzoekcentrum waar „slachtoffers"
onderzocht worden naar hetgeen er moge
lijk aan hun gezichtsvermogen hapert. De
resultaten van het onderzoek dat in de o-
gentest-wagen gehouden wordt, zijn nog niet
bekend. De Vereniging „Veilig Verkeer" en
het „Centraal Bureau voor de Statistiek" zijn
nog doende de verworven gegevens in kei
harde getallen vast te leggen. Vooruitlopen
op die resultaten is onmogelijk. Wel kunnen
wij het vermoeden uitspreken, dat een groot
percentage van de chauffeur op de weg, zo
als eerder gebleken was bij militaire keu
ringen, lijden aan oogafwijkingen die de diep
te-waarneming moeilijk of onmogelijk ma
ken.
En wat betekent kunnen we vaststellen
wanneer we op de grote weg de ene wagen
de andere zien „snijden". En dan vragen
we ons af:
Zijn alle chauffeurs zich bewust, dat het
inhalen op de grote weg, statistisch zeker,
de meeste gevaren met zich meebrengt?
Weten zij, dat ongelukken, die dan gebeu
ren, de ongelukken zijn met het grootste
aantal slachtoffers? Ook al, omdat een aan
rijding onder dergelijke omstandigheden
meestal niet tot twee auto's beperkt blijft?
Kennen zij de oorzaak van het kwaad?
Het gevaarlijke „snijden", is vaak het ge
volg van een gebrek aan dieptewaarneming
bij de automobilist. Hij kan niet bepalen,
hoever een tegenligger van hem verwjiderd.
is. Dit is b.v. het geval bij mensen, die slechts
over één werkend oog beschikken. Zij ont
beren het dieptebeeld. Zij zien alles vlak en
plat. Welke gevaren het met zich meebrengt,
indien zo iemand een voor hem rijdende au
to wil passeren - en dus niet kan bepalen
hoever een tegenligger van hem verwijders
is - is duidelijk. De laatste tijd is gebleken,
dat niet alléén de éénogige chauffeur zich
zelf en anderen blootstelt aan vreselijke ge
varen.
Het vermogen tot schatten van de afstand
waarop de tegenligger nadert, en de snel
heid waarmee hij rijdt, faalt bij velen.
Bij een onderzoek, ingesteld in de V.S.
door de California Motor Vehiele Departement
bleek, dat van de 70 automobilisten, die aan
gehouden werden, omdat zij „sneden" meer
dan de helft van hen één oog minder dan
de normale gezichtssterkte had. Zij zouden
het risico van snijden op de weg nooit heb
ben genomen, als zij met behulp van twee
goede ogen het gevaar hadden kunnen schat
ten.
Vergelijkingen van 2 groepen automobilis
ten - met blanco ongeluksregister en met
slechte - toonden aan, dat het percentage
automobilisten met gebrekkige gezichtsscherpte
veel hoger was bij de groep slechte rijders,
dan bij de goede.
Wanneer zij zeker wisten dat alle auto
bezitters en andere chauffeurs zich lieten
onderwerpen aan een goede ogentest, dan
- Wat staat ons te doen.
f Jaarlijks worden ruim 135.000 men-
r sen het sleaehtoffer van verkeerson-
i gevallen, 2500 met dodelijke afloop.
Dat betekent 377 verkeersslachtoffers
j- per dag, van wie 1 doden.
"iiiiiiiiitriiiiiiiiitiuitiiiiittiitimitiHiiiiitltiiitiitiiiii'iiiiiiitiitutitMtiitiitii
kon het aantal verkeersongevallen, dat di-
rekt met de gebreken van het gezichtsver
mogen verband houdt, belangrijk kunnen wor
den verminderd.
De hulpmiddelen om het diepte-zicht van
aspirant-chauffeurs te testen, staan ons nu
ter beschikking. In de testwagen van Veilig
Verkeer b.v. wordt gebruik gemaakt van een
vernuftig apparaat, waarmee binnen enkele
minuten nagegaan kan worden hoe het diep
tewaarnemingsvermogen van de onderzoch
te is. De testwagen komt ook in 1961 - in
vele plaatsen van ons land. Wij hopen dat
velen de gelegenheid zullen aanpakken zich
te laten onderzoeken. Het kan niemand na
deel berokkenen, want een naam behoeft
niemand op te geven, noch vóór, nach na
de test.
Een bijzondere waarschuwing zou moe
ten gelden voor het z.g. „grijze uur", de
periode tussen dag en schemering. Bij de
overgang van het zien bij daglicht naar het
geheel anders geaarde zien bij schemring,
treden veelvuldig storingen in het gezichts
vermogen op. Ook bij mensen met een nor
maal gezichtsvermogen. Richtingsbedrog kan
een gevolg daarvan zijn.
Voor het optreden van dwaallichten en het
zien van „wegspoken" is het licht op het
donkere uur van de dag vaak aansprakelijk.
Zijn de lichte partijen van gezichtsveld niet
meer licht genoeg om het netvlies voldiende
te prikkelen, dan kan men deze alleen waar
nemen bij verandering van blikrichting.
Daarbij wordt een beweging gesuggereerd
die er in werkelijkheid niet is. Wanneer een
wisselende belichting daarbij optreedt, zo
al9 bij het autorijden onvermijdelijk is, dan
wordt dit optisch bedrog zeer sterk.
Het spreekt vanzelf, dat lijders aan „nacht
Ongeveer 12 uur zaterdagavond reed de
Rijssenaar J. G. op zijn bromfiets op de
Wierdensestraat in de richting Rijssen. Juist
over de Veerbrug echter reed hij bij het
inhalen tegen de wielrijder D. T. op, waar
bij beiden ten val kwamen. J. G. liep hierbij
een hersenschudding op. De bromfiets werd
vrij ernstig beschadigd.
Het Rijssens Mannenkoor heeft zijn penning
meester de heer H. Meyerink een grote
verrassing bereid.
Ter gelegenheid van het 40-jarig huwelijks
jubileum van het echtpaar Meijerink-Brinks
werd het echtpaar en de kinderen verzocht
naar het Parkgebouw te komen, waar het
Mannenkoor 's zaterdags zijn wekelijkse re
petitie houdt.
Namens de leden sprak de heer H. v.d. Riet
het jubilerende echtpaar toe, en feliciteerde
bruid en bruidegom op hartelijke wijze, welke
gelukwens spr. vergezeld deed gaan van een
aantal cadeaus.
Het Mannenkoor bracht hierna een spontane
serenade, hetgeen door de heer Meijerink
en zijn echtgenote bijzonder op prijs werd
gesteld.
STOCKHOLM - Sinds 1950 is het aantal
sterfgevallen in Zweden tengevolge van tuber
culose met 70 pet. gedaald. De ziekte is
tegenwoordig voornamelijk 'n kwestie van her
stel, en komt hoofdzakelijk voor bij oudere
mensen. Dit werd medegedeeld door dr. John
Lundquist, secretaris-generaal van de Zweed
se Nationale Vereniging voor Bestrijding van
Hart- en Longziektes, tijdens een onlangs in
Stockholm gehouden medisch-sociale conferen
tie.
Naar aanleiding van deze ontwikkeling heeft
de Rijkscommissie voor Volksgezondheid in
principe besloten om voorlopig een eind te
maken aan de doorlichting van de gehele
bevolking, zodra deze voor de tweede maal
heeft plaatsgevonden. Dit zal binnenkort het
geval zijn. Daarna zullen de contrólewer-
zaamheden voornamelijk worden geconcen
treerd op die bevolkingsgroepen, die meer
dan anderen aan de gevaren van tuberculose
zijn blootgesteld. Ook zullen de sanatoria
langzamerhand worden gesloten, om te wor
den vervangen door een aantal speciale kli
nieken voor hart- en longziektes, in te richten
in de bestaande ziekenhuizen.
Groepen jagers uit Polen en de Sovjet-Unie
gaan gezamenlijk de wolvenplaag in Oost-
Pruisen te lijf. In Noord-Oost-Pruisen, dat
onder bestuur van de Sovjet-Unie staat vond
in december j.l. een bespreking plaats tus
sen Poolse en Russische land- en bosbouw-
deskundigen. Bij die gelegenheid wezen de
Poolse deelnemers op de grote verliezen,
die leder jaar in de veestapel in het door
Polen bestuurde Zuidelijke deel van Oost-
Pruisen ontstaan door uit de Sovjet-Unie ko
mende wolven. Al vele jaren hebben de Polen
via hun ambassade in Moskou bij de Sov
jet-autoriteiten geklaagd over Russische na
latigheid bij de bestrijding van de wolven,
echter zonder enig resultaat. Pas toen door
het Sovjet-ministerie van landbouw een vee
telling in de Westelijke Sovjet-republieken en
het gebied van Koningsbergen werd gehouden
en ook werd verlangd, dat de doodsoorzaak
van gestorven dieren werd opgegeven, trokken,
de cijfers van door wolven verscheurde
dieren in Moskou de aandacht, Radio Ko
ningsbergen gaf daarna toe, dat alleen in
Noord Oost-Pruisen in de afgelopen 12 maan
den 884 stuks vee door wolven waren ver
scheurd. En dit ging alleen om vee van
de staats-landerijen en kolchozen, de verlie
zen van particuliere veehouders werden niet
bekend gemaakt. De omroeper merkte even
wel op, dat ook zij grote verliezen hadden
geleden, omdat 't vee van particulieren meest
al bovendien nog in primitieve stallen werd
gehouden. Slechts één enkel cijfer werd
hieromtrent verstrekt: in het district Eben-
rode-Stallupönen rapporteerden 239 functiona
rissen, grens-ambtenaren enz (die zelf wat
vee mogen houden) dat er verliezen waren,
door wolven, die vooral schapen, geiten,
kalveren en zelfs varkens hadden verscheurd.
Geschat wordt, dat in Zuid-Oost-Pruisen min
stens 260 wolven leven. Iedere winter wordt
hun aantal vergroot door uit de Sovjet-Unie
komende dieren, zodat er soms wel 400 tot
500 op pad zijn.
blindheid", het tijdens dit „grijze uur" zwaar
te verduren hebben. Het aantal ongelukken
is gedurende die periode opmerkelijk groot.
Bij langzaam aanpassingsvermogen (adap-
tie) van de ogen, ontstaan bij het zien in
het schemer moeilijkheden. Het nachtblinde
oog is tijdelijk een waardeloos orgaan, dat
bijna een uur nodig heeft om aan het don
ker gewend te raken.
Storingen tijdens het „grijze uur" komen
ook voor bij mensen met een normaal ge
zichtsvermogen. Een klein percentage van
alle ogen voldoet aan de te stellen eisen.
Veel meer mensen dan zij, die zich daarvan
bewust zijn zouden bij het autorijden een
bril moeten gebruiken.
Zeker is de bril geen gevaar in het ver
keer, zoals vroeger nogal eens beweerd werd.
Integendeel: door een goed aangepaste bril
wordt het oog beschermd, terwijl de gebrui
ker vaak beter kan zien, dan iemand met
eigenlijk onvoldoende gezichtsscherpte, een
onvolkomendheid, die in het dagelijks le
ven vaak niet opgemerkt werd. Wanneer ge
breken gering zijn, geeft een bril volko
men gelijkstelling met de normaal ziende
chauffeur.
Ogenonderzlek, geregeld en volledig, lijkt
voor iedere weggebruiker een onverbiddelij
ke eis.
Want het lot van velen op de weg hangt
van onszelf - van onze ogen - af.
Optische fouten kunnen door de oogarts
worden opgespoord en in verreweg de mees
te gevallen bestaat er een afdoend correc
tiemiddel voor.
Daarmee bestrijden wij „de dood op de
weg" en.... voorkomen we verdriet: in véél
van de 135.000 gezinnen waarin thans, jaar
lijks, verkeersslachtoffers vallen.