KRANKZINNIGENVERPLEGING IN VROEGERE EEUWEN In Dolhuysjeswerden de patiënten opgesloten FALEN VAN HET OOG: OORZAAK VAN YELE ONGEVALLEN WOLVENJACHT in Oost-Pruisen BOTSING Willem Arntzstichting 500 jaar Behandeling was onmenselijk Serenade voor penning meester Mannenkoor fterftecijfer Vnjdag' 24 februari 1961 UTRECHT De strakke ge vellijnen van de Willem Arntsz Stichting aan de Ag- nietenstraat te Utrecht gaan op het ogenblik schuil onder een golvend gordijn van sparregroen, verlucht met kleurige vlaggen, wimpels en schilden. Het gebouw prijkt in opvallende feesttooi in af wachting van de 500e ge denkdag van de oprichting van het psychiatrisch zieken huis „Willem Arntszhuis", ge durende ruim vier eeuwen meer bekend onder de naam „Dolhuys". De voorbijganger, die gevoelsmatig het contrast tussen de begrippen „ziekte" en „feest" aanvoelt, vraagt zich intussen af of dit feest betoon wel passend is. Slechts de historie kan hierop een af doend antwoord geven. Bescheiden begin Streng regiem Prof. dr. Schroeder van der Kolk, pionier van de nieuwe inrichting De statige regentenkamer van het Willem Arntzhuis SCHAAKNIEUWS Nieuwe middelen Snijden Zij konden de gevaren niet schatten 4 PAGINA 5 Omstreeks het midden van de vijftiende eeuw leefde in Utrecht een rek ere Willem Arntsz, telg uit een aanzienlijke familie, waar van de leden vooraanstaande posities heb ben ingenomen zowel in de gilden als in de stedelijke raad van bestuur. Willem zelf was in 1440 opgeklommen tot overste oudeman en in 1448 werd hij zelfs cameraar of schepen, belast met het financiële beheer. In de strijd tussen Hoeksen en Kabeljau wen koos hij de partij van laatstgenoemden met gevolg, dat hij na een hevige nederlaag van de Kabeljauwen in de straten van Utrecht de wijk naar het buitenland moest nemen. In Palestina maakte hij kennis met de ver pleging van krankzinnigen, waarbij het grote onderscheid in behandeling ginds en in zijn vaderland hem zeer trof. In het oosten wer den de geesteszieken in die tijd als heiligen vereerd en vonden zij gastvrij onderdak in tempels en moskeeën. Ten onzent vormden zij de paria's of uitgestotenen, die als van de duivel bezeten werden beschouwd en een ellendig lot hadden te dragen. In het vaderland weergekeerd - dat zal omstreeks 1455 geweest zijn - besloot hij zijn kracht en kapitaal in dienst te stellen van de verbetering van de zorg voor gees telijk gestoorden. In de weinige jaren, die hem nog restten - Willem Arntsz stierf om streeks 1459 - kon van de praktische uit voering van dit plan niet veel terecht ko men, maar bij testamentaire beschikking liet hij een kapitaaltje na, uitdrukkelijk bestemd voor de stichting van een huis, waarin arm lastige geestesgestoorden opgenomen konden worden. Met behulp van deze gelden werd een reeds eerder bestaand huurhuisje aan het St. Ni- colaaskerkhof, waar krankzinnigen werden ver pleegd, aangekocht. Het pand werd gesloopt en in 1460 werd terzelfder plaatse het hui dige Willem Arntszhuis gebouwd, zij het dan ook in veel bescheidener vorm dan wij thans kennen. Een jaar later - op 26 januari 1461 - kreeg het bij raadsbesluit een officiële sta tus. Het was nog maar een bescheiden begin. Het nieuwe gasthuis bestond uit een huis principaal en zes huisjes, „dolhuysjes" gehe ten, welke laatste dienden voor opname van de patiënten. In het hoofdgebouw bevond zich nog een deel, waarin slaapbanken wa ren aangebracht, bestemd voor de verpleging van bijzondere gevallen, zoals pest- en cho- leralijders in tijden van epidemieën. De huis houdelijke zorg van het nieuwe gesticht was opgedragen aan een „vader" en (of) „moe der" met een aantal knechts of „meiden", die hun verblijf in het huis-principaal of hoofdgebouw hadden. In elk van de zes af zonderlijke kamers, de z.g. „dolhuysjes" be vond zich een vaste krib, met stroo gevuld. Zo nodig werden de patiënten in boeien ge sloten. De huisjes waren met dubbele deuren en stevige grendels afgesloten. Het eten werd de bewoners toegediend in een ijzeren bak, die met kettingen buiien de deur was vast gemaakt en door een kleine opening naar binnen werd geschoven. In de winter was er geen verwarming. Bij hoge uitzondering kon aan rustige patiënten enige bewegingsvrij heid worden toegestaan, hetzij in een wat ruimer vertrek, hetzij op het erf. Maar bui ten het complex komen was nimmer mogelijk als men eenmaal de drempel van het „Dol huys" had overschreden. Van een medische behandeling was in feite geen sprake. Dat kon ook niet als men be denkt, dat er ten tijde van de oprichting van de Willem Arntsz Stichting nog lang daarna in de noordelijke Nederlanden geen universiteit bestond. Academisch geschoolde medici kon men daardoor uitsluitend uit het buitenland betrekken. Naast deze zeer spaar zaam aanwezige doktoren vond men de plaat selijk opgeleide „chirurgijns", die tevens - zoals toenmaals gebruikelijk - mede het bar biersvak uitoefenden. Deze lieden, die de ti tel van „meester" voerden, waren aanvan kelijk de hoogste medische autoriteiten in het „dolhuys". Hun werkzaamheden bestonden echter alleen in het verlenen van hulp bij lichamelijke gebreken en de normaal voor komende ziekten. Zij konden ook niet veel anders doen. Een wetenschappelijk gefundeerde therapie bestond er in die dagen nog niet. Behalve de door geestelijken toegepaste exoi'cie of duiveluit drijving op bezetenen - maar deze categorie van geesteszieken vond men in de Willem Arntsz Stichting niet - kende men in die tijd slechts de methode van de z.g. steenuit snijding. De kwakzalversmethode kwam ove rigens pas in de zestiende eeuw in zwang. Het volksgeloof meende toen dat vooral zwaar moedigheid, maar ook andere geestesstoor nissen, veroorzaakt werden door de aanwe zigheid van stenen in het hoofd. De „chi rurgen" uit die tijd wakkerden dit geloof aan en haalden met een schijnoperatie, waar bij in het voorhoofd of achter het oor een insnijding werd gemaakt, kwasi allerlei ste nen uit het hoofd van de lijder. Op verschil lende prentjes uit die tijd kan men zien dat de helper van de chirurgijn de stenen, welke straks voor de ogen van de verbaasde pa tiënt in het bekken zullen vallen, reeds in een korfje bij zich draagt! Of deze laakbare methode ook in het „Dol huys" te Utrecht werd toegepast, is intus sen niet gebleken; wel staat vast, dat zij in de vrije maatschappij veelvuldig werd bedreven. Men beperkt zich hier voornamelijk tot het opbergen van patiënten. Het was al heel wat, dat deze arme lieden niet meer langs de straat hoefden te zwerven, waar zij het mikpunt waren van de spotlust van iedereen. Slechts eenmaal per jaar, nl. op Paasmaandag, in Utrecht lange tijd bekend als „Paasdol", waren zij daaraan dankzij een weinig fraai folkloristisch gebruik bloot gesteld. Op die tweede Paasdag immers, wel ke samenviel met de kermis op het nabij gelegen Klaaskerkhof, was het „Dolhuys" open gesteld voor het publiek, dat tegen een klei ne vergoeding de „dollen" mocht komen be kijken. Hetgeen vaak ontaardde in het plagen en sarren van de patiënten, die daardoor extra gingen razen en tieren ten vermake van de goêgemeente. Eerst in 1782 werd aan dit onmenselijk gebruik een einde gemaakt. Hoewel de stichter duidelijk had laten uit komen, dat zijn stichting een charitatieve instelling moest zijn, kwam hiervan praktisch weinig terecht. Verpleging en verzorging waren er bepaald niet zoals men uit dien. hoofde zou hebben verwacht. Er heerste een vrij streng regiem. Bij de minste overtreding han teerde de directeur, „vader" genoemd, vlij tig de bullepees, het befaamde instrument, waarmede ook de schoolmeester destijds or de en tucht onder de leerlingen handhaafden. Als patiënten het wat al te lastig maakten of al te opstandig waren, riep de directeur de hulp van een paar potige smidsknechten in, die met forse hand de onrustigen be dwongen. Behalve bullepees en gespierde han den en armen kende men nog andere dwang middelen, zoals de koudwaterstraal, die met grote kracht op hoofd of ontblote borst van de vastgebonden patiënt werd gericht en die al zeer spoedig zelfs de meest opstandige of hardnekkige patiënt ademloos tot kalrr^e bracht. Tot. in de dertiger jaren van deze eeuw is deze ijzige straal als therapie in sommi- ge krankzinnigengestichten in het zuiden van ons land in zwang gebleven, zelfs in instel lingen, die zich inmiddels met de weidse titel van „psychiatrische inrichting" hadden ge tooid. Eerst aan het einde van de achttiende, be gin negentiende eeuw, komt er tengevolge van de ontwikkeling van de medische weten schap, de opkomst van de psychiatrie, ver andering in de verpleging van geesteszieken. De overtuiging breekt baan, dat de aloude methode van opsluiten en onschadelijk maken zijn tijd heeft gehad en men moet zoeken naar positieve middelen, zowel om het tra gische lot van de geestelijk gestoorden te verlichten als om hen te genezen. Het bui tenland ging hierin voor: Pinel in Frankrijk (1798), Tuke in Engeland, Chiarugi in Ita lië, Hayner in Duitsland enz. In ons land was het prof. dr. J. L. C. Schroeder van de Kolk, hoogleraar in de medische faculteit te Utrecht, die in Am sterdam de nodige psychiatrische ervaring had opgedaan, die als baanbreker van de Op dinsdag 23 februari zal de heer Levink, wedstrijdleider van de Twentse Schaakbond in Hotel Weitering een simultaan schaak wedstrijd houden tegen de leden \'an de Schaakclub Rijssen, terwijl ook nietleden aan deze wedstrijd kunnen deelnemen. Voor de schakers in Rijssen is dit een prachtige gelegenheid om hun krachten te meten met één van de meest vooraanstaan de Twentse schakers. nieuwe richting optrad. In zijn kwaliteit van regent van de Willem Amtszstichting - hij was het jongste lid van het achtbaar college - hield hij op 18 oktober 1827 een rede, geti teld „Rapport bij wijze van algemeen over zicht of voorslag tot verbetering van het krankzinnigenhuis". Bedoeld waarschijnlijk als een eenvoudig rapport voor intern gebruik, heeft het de stoot gegeven tot de ontwikke ling van onze huidige inrichtings-psychiatrie. De jonge regent verwierp niet. aanstonds al le facetten van de oude therapie, maar wees daarnaast andere middelen aan, zoals orde, geduld, reinheid, zachtheid en werkzaamheid. Hij pleitte er voor de patiënten zoveel mo gelijk bezig te houden met alledaagse, hui selijke werkzaamheden. Een aanvankelijk iet wat primitief aandoend middel, dat echter in de loop der jaren tot een heilzame, genees krachtige arbeidstherapie is uitgegroeid. Sedert zijn verscheiden in 1862 diende een reeks van voortreffelijke medici deze instel ling, van wie hier o.a. worden genoemd de dokter V.d. Lit, Visscher, V.d. Hoeven, Cox Hutt, Engelhard e.a. Zij hebben nieuwe mid delen en methoden toegepast, waaronder de socio-therapie en afdoende geneesmiddelen aangewend voor de bestrijding van verschil lende soorten psychoses. Een viertal labo ratoria en een vrij groot aantal werkplaat sen van diverse aard te Utrecht en Den Dol- der staan hun hierbij ten dienste. Door een en ander werd niet alleen het lot van de geesteszieken in de laatste decennia aanmer kelijk verlicht, maar kon ook in vele geval len genezing van de verpleegden worden be reikt. Een factor van niet te onderschatten betekenis. Van welke omvang dit verheugend verschijnsel is, kan o.m. blijken uit het feit dat van de verpleegden, die in de laatste vijf jaar in de Willem Amtszstichting werden op genomen, ongeveer 40 procent nog in hetzelf de jaar van hun opneming als geheel of ge noegzaam hersteld kon worden ontslagen. Terecht getuigt de Utrechtse historicus J. D. E. v. Dokkum dan ook in zijn aan het eind van de vorige eeuw uitgegeven boek „In en om Utrecht", dat de Willem Amtsz stichting in de loop der tijden aan duizenden heeft wel gedaan. Maar - zo voegde hij hier aan toe -: „Toch is het pas in 1827 het Ge neeskundig Gesticht geworden, waarboven niet steeds de woorden behoeven te staan, die Dante zich dacht boven de ingang van de hel: „Lasciate ogni speranza, - d.i. Laat alle hoop varen". Er is dus alle reden tot een dankbaar, zelfs feestelijk herdenken. Een trieste lijst van afschuwelijke onge vallen moet jaarlijks worden opgemaakt. De oorzaak van vele van deze is toe te schrij ven aan het falen van de ogen op kritieke ogenblikken! Daarmee staan we voor een verantwoor delijkheid, die zwaar weegt. Temeer omdat een deel van de oplossing voor de hand ligt. Bijna een jaar lang is in Nederland een ogen- testwagen van de Vereniging „Veilig Ver keer" langs de weg. Dit teststation is een uniek onderzoekcentrum waar „slachtoffers" onderzocht worden naar hetgeen er moge lijk aan hun gezichtsvermogen hapert. De resultaten van het onderzoek dat in de o- gentest-wagen gehouden wordt, zijn nog niet bekend. De Vereniging „Veilig Verkeer" en het „Centraal Bureau voor de Statistiek" zijn nog doende de verworven gegevens in kei harde getallen vast te leggen. Vooruitlopen op die resultaten is onmogelijk. Wel kunnen wij het vermoeden uitspreken, dat een groot percentage van de chauffeur op de weg, zo als eerder gebleken was bij militaire keu ringen, lijden aan oogafwijkingen die de diep te-waarneming moeilijk of onmogelijk ma ken. En wat betekent kunnen we vaststellen wanneer we op de grote weg de ene wagen de andere zien „snijden". En dan vragen we ons af: Zijn alle chauffeurs zich bewust, dat het inhalen op de grote weg, statistisch zeker, de meeste gevaren met zich meebrengt? Weten zij, dat ongelukken, die dan gebeu ren, de ongelukken zijn met het grootste aantal slachtoffers? Ook al, omdat een aan rijding onder dergelijke omstandigheden meestal niet tot twee auto's beperkt blijft? Kennen zij de oorzaak van het kwaad? Het gevaarlijke „snijden", is vaak het ge volg van een gebrek aan dieptewaarneming bij de automobilist. Hij kan niet bepalen, hoever een tegenligger van hem verwjiderd. is. Dit is b.v. het geval bij mensen, die slechts over één werkend oog beschikken. Zij ont beren het dieptebeeld. Zij zien alles vlak en plat. Welke gevaren het met zich meebrengt, indien zo iemand een voor hem rijdende au to wil passeren - en dus niet kan bepalen hoever een tegenligger van hem verwijders is - is duidelijk. De laatste tijd is gebleken, dat niet alléén de éénogige chauffeur zich zelf en anderen blootstelt aan vreselijke ge varen. Het vermogen tot schatten van de afstand waarop de tegenligger nadert, en de snel heid waarmee hij rijdt, faalt bij velen. Bij een onderzoek, ingesteld in de V.S. door de California Motor Vehiele Departement bleek, dat van de 70 automobilisten, die aan gehouden werden, omdat zij „sneden" meer dan de helft van hen één oog minder dan de normale gezichtssterkte had. Zij zouden het risico van snijden op de weg nooit heb ben genomen, als zij met behulp van twee goede ogen het gevaar hadden kunnen schat ten. Vergelijkingen van 2 groepen automobilis ten - met blanco ongeluksregister en met slechte - toonden aan, dat het percentage automobilisten met gebrekkige gezichtsscherpte veel hoger was bij de groep slechte rijders, dan bij de goede. Wanneer zij zeker wisten dat alle auto bezitters en andere chauffeurs zich lieten onderwerpen aan een goede ogentest, dan - Wat staat ons te doen. f Jaarlijks worden ruim 135.000 men- r sen het sleaehtoffer van verkeerson- i gevallen, 2500 met dodelijke afloop. Dat betekent 377 verkeersslachtoffers j- per dag, van wie 1 doden. "iiiiiiiiitriiiiiiiiitiuitiiiiittiitimitiHiiiiitltiiitiitiiiii'iiiiiiitiitutitMtiitiitii kon het aantal verkeersongevallen, dat di- rekt met de gebreken van het gezichtsver mogen verband houdt, belangrijk kunnen wor den verminderd. De hulpmiddelen om het diepte-zicht van aspirant-chauffeurs te testen, staan ons nu ter beschikking. In de testwagen van Veilig Verkeer b.v. wordt gebruik gemaakt van een vernuftig apparaat, waarmee binnen enkele minuten nagegaan kan worden hoe het diep tewaarnemingsvermogen van de onderzoch te is. De testwagen komt ook in 1961 - in vele plaatsen van ons land. Wij hopen dat velen de gelegenheid zullen aanpakken zich te laten onderzoeken. Het kan niemand na deel berokkenen, want een naam behoeft niemand op te geven, noch vóór, nach na de test. Een bijzondere waarschuwing zou moe ten gelden voor het z.g. „grijze uur", de periode tussen dag en schemering. Bij de overgang van het zien bij daglicht naar het geheel anders geaarde zien bij schemring, treden veelvuldig storingen in het gezichts vermogen op. Ook bij mensen met een nor maal gezichtsvermogen. Richtingsbedrog kan een gevolg daarvan zijn. Voor het optreden van dwaallichten en het zien van „wegspoken" is het licht op het donkere uur van de dag vaak aansprakelijk. Zijn de lichte partijen van gezichtsveld niet meer licht genoeg om het netvlies voldiende te prikkelen, dan kan men deze alleen waar nemen bij verandering van blikrichting. Daarbij wordt een beweging gesuggereerd die er in werkelijkheid niet is. Wanneer een wisselende belichting daarbij optreedt, zo al9 bij het autorijden onvermijdelijk is, dan wordt dit optisch bedrog zeer sterk. Het spreekt vanzelf, dat lijders aan „nacht Ongeveer 12 uur zaterdagavond reed de Rijssenaar J. G. op zijn bromfiets op de Wierdensestraat in de richting Rijssen. Juist over de Veerbrug echter reed hij bij het inhalen tegen de wielrijder D. T. op, waar bij beiden ten val kwamen. J. G. liep hierbij een hersenschudding op. De bromfiets werd vrij ernstig beschadigd. Het Rijssens Mannenkoor heeft zijn penning meester de heer H. Meyerink een grote verrassing bereid. Ter gelegenheid van het 40-jarig huwelijks jubileum van het echtpaar Meijerink-Brinks werd het echtpaar en de kinderen verzocht naar het Parkgebouw te komen, waar het Mannenkoor 's zaterdags zijn wekelijkse re petitie houdt. Namens de leden sprak de heer H. v.d. Riet het jubilerende echtpaar toe, en feliciteerde bruid en bruidegom op hartelijke wijze, welke gelukwens spr. vergezeld deed gaan van een aantal cadeaus. Het Mannenkoor bracht hierna een spontane serenade, hetgeen door de heer Meijerink en zijn echtgenote bijzonder op prijs werd gesteld. STOCKHOLM - Sinds 1950 is het aantal sterfgevallen in Zweden tengevolge van tuber culose met 70 pet. gedaald. De ziekte is tegenwoordig voornamelijk 'n kwestie van her stel, en komt hoofdzakelijk voor bij oudere mensen. Dit werd medegedeeld door dr. John Lundquist, secretaris-generaal van de Zweed se Nationale Vereniging voor Bestrijding van Hart- en Longziektes, tijdens een onlangs in Stockholm gehouden medisch-sociale conferen tie. Naar aanleiding van deze ontwikkeling heeft de Rijkscommissie voor Volksgezondheid in principe besloten om voorlopig een eind te maken aan de doorlichting van de gehele bevolking, zodra deze voor de tweede maal heeft plaatsgevonden. Dit zal binnenkort het geval zijn. Daarna zullen de contrólewer- zaamheden voornamelijk worden geconcen treerd op die bevolkingsgroepen, die meer dan anderen aan de gevaren van tuberculose zijn blootgesteld. Ook zullen de sanatoria langzamerhand worden gesloten, om te wor den vervangen door een aantal speciale kli nieken voor hart- en longziektes, in te richten in de bestaande ziekenhuizen. Groepen jagers uit Polen en de Sovjet-Unie gaan gezamenlijk de wolvenplaag in Oost- Pruisen te lijf. In Noord-Oost-Pruisen, dat onder bestuur van de Sovjet-Unie staat vond in december j.l. een bespreking plaats tus sen Poolse en Russische land- en bosbouw- deskundigen. Bij die gelegenheid wezen de Poolse deelnemers op de grote verliezen, die leder jaar in de veestapel in het door Polen bestuurde Zuidelijke deel van Oost- Pruisen ontstaan door uit de Sovjet-Unie ko mende wolven. Al vele jaren hebben de Polen via hun ambassade in Moskou bij de Sov jet-autoriteiten geklaagd over Russische na latigheid bij de bestrijding van de wolven, echter zonder enig resultaat. Pas toen door het Sovjet-ministerie van landbouw een vee telling in de Westelijke Sovjet-republieken en het gebied van Koningsbergen werd gehouden en ook werd verlangd, dat de doodsoorzaak van gestorven dieren werd opgegeven, trokken, de cijfers van door wolven verscheurde dieren in Moskou de aandacht, Radio Ko ningsbergen gaf daarna toe, dat alleen in Noord Oost-Pruisen in de afgelopen 12 maan den 884 stuks vee door wolven waren ver scheurd. En dit ging alleen om vee van de staats-landerijen en kolchozen, de verlie zen van particuliere veehouders werden niet bekend gemaakt. De omroeper merkte even wel op, dat ook zij grote verliezen hadden geleden, omdat 't vee van particulieren meest al bovendien nog in primitieve stallen werd gehouden. Slechts één enkel cijfer werd hieromtrent verstrekt: in het district Eben- rode-Stallupönen rapporteerden 239 functiona rissen, grens-ambtenaren enz (die zelf wat vee mogen houden) dat er verliezen waren, door wolven, die vooral schapen, geiten, kalveren en zelfs varkens hadden verscheurd. Geschat wordt, dat in Zuid-Oost-Pruisen min stens 260 wolven leven. Iedere winter wordt hun aantal vergroot door uit de Sovjet-Unie komende dieren, zodat er soms wel 400 tot 500 op pad zijn. blindheid", het tijdens dit „grijze uur" zwaar te verduren hebben. Het aantal ongelukken is gedurende die periode opmerkelijk groot. Bij langzaam aanpassingsvermogen (adap- tie) van de ogen, ontstaan bij het zien in het schemer moeilijkheden. Het nachtblinde oog is tijdelijk een waardeloos orgaan, dat bijna een uur nodig heeft om aan het don ker gewend te raken. Storingen tijdens het „grijze uur" komen ook voor bij mensen met een normaal ge zichtsvermogen. Een klein percentage van alle ogen voldoet aan de te stellen eisen. Veel meer mensen dan zij, die zich daarvan bewust zijn zouden bij het autorijden een bril moeten gebruiken. Zeker is de bril geen gevaar in het ver keer, zoals vroeger nogal eens beweerd werd. Integendeel: door een goed aangepaste bril wordt het oog beschermd, terwijl de gebrui ker vaak beter kan zien, dan iemand met eigenlijk onvoldoende gezichtsscherpte, een onvolkomendheid, die in het dagelijks le ven vaak niet opgemerkt werd. Wanneer ge breken gering zijn, geeft een bril volko men gelijkstelling met de normaal ziende chauffeur. Ogenonderzlek, geregeld en volledig, lijkt voor iedere weggebruiker een onverbiddelij ke eis. Want het lot van velen op de weg hangt van onszelf - van onze ogen - af. Optische fouten kunnen door de oogarts worden opgespoord en in verreweg de mees te gevallen bestaat er een afdoend correc tiemiddel voor. Daarmee bestrijden wij „de dood op de weg" en.... voorkomen we verdriet: in véél van de 135.000 gezinnen waarin thans, jaar lijks, verkeersslachtoffers vallen.

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1961 | | pagina 5