Champignons worden in gewelven van het Fort Rammekens gekweekt Gevaren van overmatig gebruik van geneesmiddelen buiten de Een preciesiewerk, dat voortdurende aandacht vraagt WOLFSBURG - VOLKSWAGENSTAD - MAAKTE EEN ENORME GROEI MEE Minder gevallen van kinderverlamming Miljoen TV-apparaten Wie de champignon als gerecht heeft leren waarderen, weet meestal niet dat die champignons waarschijnlijk afkomstig zijn van wat men noemt „historische bodem". Eén van de Nederlandse champignonkwekerijen is namelijk gevestigd in het fort Ramme kens, dat in de verlaten zuidoosthoek van Walcheren ligt. In de ruim vier eeuwen oude gewelven van deze enorme verweerde steenklomp oefent champignonkweker J. Varkevisser zijn vreed zaam bedrijf uit: een bedrijf dat zeven dagen van de week de aan dacht vraagt en dat men gerust onder het hoofd „precisiewerk" mag rangschikken! Steriele voedingsbodem „Open hoedjes* Commerciële doeleinden Stroom van geneesmiddelen COMPOST RUNDVEEVOEDING Overblijfselen uit de tijd van de „gouddelvers" 7000 VW-arbeiders met eigen VW OOK DE FISCAAL LUSTE WEL EEN BORREL DE SCHEMERING VIEL IN VRIJDAG 13 JANUAKi 1361 no. 11 PAGINA 5 Want zo eenvoudig gaat dat niet met die kleine witte paddestoeltjes. Het is bepaald geen kwestie van enkel maar „zaaien en oogsten", maar er komt zelfs laboratoriumwerk aan te pas (in het zeer prille stadium) en wanneer de champignon eenmaal voorspoedig „op groeit", is en blijft hij nog een zorgenkind dat alleen gedijt bij de gratie van een juiste voe dingsbodem, een goede temperatuur en een voorzichtige behandeling. Zijn historie - de historie „van spoor tot paddestoel" - begint in Zwitserse laboratoria. Daar ligt dan de eerste fase van het pre cisiewerk, want een tot bloei gekomen cham pignon produceert de niet te verwaarlozen hoe veelheid van drie miljoen sporen per minuut en dat gaat een hele dag door, totdat de cham pignon is uitgebloeid. Die microscopisch fijne sporen worden in het laboratorium uitgezet op steriele graankorrels, die de eerste voedingsbodem van de toekom stige champignon vormen. En zo wordt de culture-in-wording naar Nederland verzon den, om daar onder meer te belanden in het Zeeuwse bedrijf van de heer Varkevisser. Meen niet, dat van nu af aan de verdere kweek van een leien dakje loopt; het „precisiewerk" gaat in de gewelven van Rammakens nog een beetje door. Vooral omdat, zoals de champig nonkweker toelicht, de tweede voedingsbodem voor de champignon aan hoge eisen moet vol doen. Anders zou de spoor de voedingskorrel opmaken en vervolgens doodgaan. Er komt bij dit verdere proces bijvoorbeeld een wekelijkse hoeveelheid van vier ton ruwe mest aan te pas: een mengsel van kippen - en paardenmest, vermengd met bepaalde chemi caliën en zorgvuldig gesteriliseerd. En gaat met die „tweede voedingsbodem" alles naar wens, dan gaat de zwamachtige woekering waartoe de korrel inmiddels is uitgegroeid, een deur verder en komt, na zijn „voorloop periode" in speciale stoomkamers, terecht in de kweekcellen waarvan Rammekens er negen bezit Onder een drie centimeter dikke laag-' voedingsaarde, een onmisbare deklaag voor de verdere groei, ontwikkelt de culture zich nu verder en na een dag of veertien ziet de kweker de witte knopjes van de eerste „vlucht" champignons verschijnen. Eenmaal per zeven of acht dagen leveren de kweekkisten zo'n vlucht op, en is de culture uitgeput, dan wor den cellen en materiaal zeer zorgvuldig ont smet en in gereedheid gebracht voor een vol gende „generatie". Inmiddels wordt er dan geplukt; dat plukken van de volgroeide champignon gaat zeven dagen per week door. Het wordt voornamelijk door meisjes (en ook wel jongens) gedaan, omdat de wat grovere hand van de volwasse ne het tere produkt gemakkelijk zou kunnen beschadigen. En bij dit alles dient de kweker dan te zorgen voor een constante temperatuur in de kweekcellen; zestien graden Celsius re kent men als normale kweektemperatuur. De verwarmingsinstallatie is dus ook een belang rijk onderdeel van het bedrijf. Dat is dan het kweekproces-in-vogelvlucht, want er vallen nog veel meer technische bij zonderheden over te vertellen. Maar die zouden de doorsnee-huisvrouw alleen maar doen dui zelen! Voor haar is het interessanter te weten wat de heer Varkevisser vertelt over de champignons met het „open hoedje". Die openstaande champignon is namelijk veel karakteristieker van smaak dan de gesloten champignon, al ziet die er op het eerste ge zicht appetijtelijker uit. In Engeland wordt zelfs tweederde van de champignons „open", en een derde „gesloten" verkocht. De champigon kweker sluit zich dus volkomen aan bij de fijnproevers, voor wie de open exemplaren „je van het" op champignongebied betekenen. „Een schimmelplant vol vraagtekens": zo karakteriseert de heer Varkevisser het pro dukt van zijn kwekerij en daarmee wordt wel voldoende gezegd over de wetenschappelijke problemen rondom de champignon, die door voedingsdeskundigen wordt gelijkgesteld met vlees, wat het eiwitgehalte betreft. Het is een kwcekproces waarmee men ervaring moet krij gen en dat in Nederland onder meer inten sief bestudeerd wordt in het laboratorium van het proefstation te Horst Dank zij de resultaten van onvermoeid experimenteren, zo wel door de kwekers als door de wetenschaps mensen, is tegenwoordig bij toepassing van de juiste kweekmethoden en de juiste mate rialen mislukking vrijwel uitgesloten. Voor de oorlog, toen men nog niet zo ver was, mis lukte één op de vijf cultures; een jaar of twaalf geleden was de verhouding nog onge veer één op vijftien. In Amerika is men met de onderzoekmethoden al zo ver, dat de grote kwekerijen hun eigen laboratoria heb ben. De champignonkwekerij is een bedrijf, dat het hele jaar doorgaat zonder invloed van de seizoenen, al is de temperatuur 's zomers wat gemakkelijker te regelen dan tijdens de rest van het jaar. De grotere vraag tijdens feestdagen wordt op gevangen door zo weinig mogelijk champignons in te blikken - het fort Rammekens heeft een eigen conserveerafdeling - en zo veel mo gelijk vers aan de markt te brengen. Men levert rechtstreeks: aan hotels, aan grossiers en aan de groentedetailhandel. Een ton grond stoffen levert de kweker honderdvijftig kilo champignons op; in totaal wordt een vier a vijfhonderd kilo per week geproduceerd, waar van ongeveer de helft in geconserveerde toe stand de kwekerij verlaat. En tenslotte be schikt de kwekerij over een koelafdeling, waarin het produkt eventueel een dag of veer tien kan worden goedgehouden. En natuurlijk komt men, in een gesprek met een vakman, op zeker ogenblik te spreken over de culinaire mogelijkheden van de cham pignon. Waarbij ook deze kweker als bezwaar aanvoert, dat de Nederlandse huisvrouw niet zozeer onbekend is met het produkt, dan wel met goede recepten voor champignongerech ten. „De champignon vraagt iets zuur en iets zout", is zijn mening. Iets zuur: in de vorm van een tikkeltje citroensap. Vooral niet te veel kruiden om de smaak „op te halen"; een paar druppeltjes citroensap doen veel meer voor het gerecht. De meest smakelijke manier om champignons te eten? Gebakken, op al dan niet geroosterd brood; en in een gemengde ragout, van kalfspoulet met champignons. Waarbij die champignons hoogstens drie minu ten mogen meesmoren, anders worden ze over- gaar en verliezen hun fijne smaak en con sistentie. Wolfsburg, de stad van de Volkswagens is onlangs weer eens in het nieuws geko men, omdkt daar'rijf "arbeiders in 63 dagen ihef behulp van een speciale constructie van gewapend' beton een negeir verdiepingen hoog flatgebouw gemonteerd hebben. Het is het eerste gebouw van dit type, dat in West-Duitsland van geprefabriceerde wand- elementen gebouwd werd. Het flatgebouw staat in de Rabenberg wijk. Zeer binnenkort zal deze wijk door de huurders betrokken worden. Het zal de zesde wijk zijn, die na de oorlog in Wolfsburg werd gebouwd en er zullen nog twee nieuwe wijken bijkomen. De Volkswagen- stad werd ieder jaar met 1500 a 1600 wo ningen en 5000 inwoners uitgebreid, evenals de fabriek Aan het einde van de oorlog telde Wolfsburg 16.500 inwoners, in 1950 28.000, in 1954 38.000 en 1958 54.000, eind 1959 58.000 en eind 1960 63.000. De bouwplannen van de stad AMSTERDAM - Mevr. prof. dr. C. G. van Arkel, directeur van het laboratorium voor artsenijbereldkunde van de Universiteit van Amsterdam is van mening dat het de taak van de arts en de apotheker moet zijn te waarschuwen tegen overbodig en overmatig gebruik van geneesmiddelen, alleen al vanwege het feit dat er geen onschuldige geneesmid delen zijn. Prof. van Arkel zei dit in een rede over het „geneesmiddel en het geneesmiddelen onderzoek", die zij heeft uitgesproken in een openbare vergadering van de senaat der uni versiteit van Amsterdam ter gelegenheid van de 329ste dies natalis dezer instelling. Het aantal geneesmiddelen is de laatste jaren onrustbarend gestegen, zo zei de hoog leraar. Ook het gebruik is enorm toege nomen en het geneesmiddel is tot de dagelijk se consumptie gaan behoren. Het gebruik van pijnstillende en kalmerende middelen stijgt met de dag. Voor velen is rust en slaap in deze tijd niet meer een natuurlijke zaak. In een land als Denemarken met 4'/» miljoen inwoners worden per maand 1 miljoen kalmerende tabletten gebruikt. Het is de taak van de arts en de apotheker te waarschuwen tegen dit overmatig gebruik. Ook wees prof. Van Arkel op de toepassing van moderne geneesmiddelen, geheel buiten het medische vlak, waarbij uitluitend com merciële doeleinden worden nagestreefd: het injecteren van slachtvee met tranquillizers voor een rustig vervoer, het gebruik van oestrogene stoffen om de groei te bevorde ren en „ik geloof dat ik alleen nog de soepkip kan aanbevelen, want die vind men niet de moeite waard om er veel aan te knoeien". Evenzo in de toevoeging van stof fen aan het veevoer waarbij ongemerkt de mens geneesmiddelen worden toegediend al of niet in ontlede vorm, schuilt een niet te onderschatten gevaar voor de volksgezondheid. Ook de cosmetische industrie maakt gebruik van geneesmiddelen, soms zelfs waar van een patiënt geen sprake is. Dit laatste geldt in nog sterker mate voor het gebruik van psy- cho-farmaca - door juristen wel verdedigd - om aan bewijsmateriaal te komen. Dit alles maakt het volgens prof. Van Ar kel dringend noodzakelijk dat er een doel treffende controle komt op het gebruik van geneesmiddelen. Ook bij het doelbewust gebruik van midde len ter genezing blijken vele moeilijkheden te zijn. Tienduizenden geneesmiddelen en ge neesmiddelcombinaties zijn de laatste jaren met veel fanfare op de markt gebracht en de stroom gaat nog steeds door. Voor de medicus is het haast ondoenlijk om een ver antwoorde keus te maken en hij zal moeten oppassen dat hij niet de dupe wordt van de geneesmiddelenreclame. Hij wordt gemakke lijk in de war gebracht door nieuwe namen voor reeds bekende enkelvoudige stoffen of combinaties en hij merkt dikwijls niet dat de samenstelling van z.g. uitgebalanceerde geneesmiddelmengsels geruisloos wordt gewij zigd en dat de samenstelling soms anders is dan op het etiket staat vermeld. De goede farmaceutische industrieën hebben hun con trole in de laboratoria, maar de ervaring heeft volgens prof. Van Arkel geleerd, dat de meest bonafide groothandel fouten maakt. Een systematische controle is noodzakelijk. Zolang er in Nederland geen verplichte registratie en verplicht onderzoek van de z.g. „specialité's" wordt geëist en veel hoofdbe standdelen van dit soort middelen niet in „bulk" verkrijgbaar zijn, kan een apotheker praktisch gezien niet voldoen aan zijn ver antwoordelijkheid voor dit geneesmiddel. Gelukkig neemt in Nederland de receptuur nog een belangrijke plaats in, zodat de apo theker met de raadpleging van de gepubli ceerde voorschriften en de beschreven stof fen, hierbij wel garant kan zijn voor wat hij aflevert. Tenslotte wijdde prof. Van Arkel een deel van haar rede aan het moderne farmaceu tisch onderzoek van geneesmiddelen. „Men kan zich afvragen hoe het er in het jaar 2000 op de geneesmiddelmarkt uit zal zien - het tempo van de ontwikkeling is zeer snel en in ieder geval zal het aantal syntheti sche geneesmiddelen toenemen en zullen er meer profylactica komen - maar ik ben er van overtuigd, dat er steeds groter behoefte zal zijn aan hen, die een brede farmaceuti sche opleiding hebben gehad, om als bij uit stek deskundigen op te treden als adviseurs en als analytici". Het aantal gevallen van poliomyelitis (kin derverlamming) in Groot Brittannië blijft af nemen, aldus blijkt uit de cijfers, die, over het kwartaal dat in september j.l. afliep, zijn gepubliceerd. In 't betreffende kwartaal daal de het aantal aangiften van acute kinderver lamming van 447 in 1959 tot 138 en 1960. Dit was het laagste aantal dat sinds 1944 voor dit kwartaal werd aangegeven. In dezelf de periode in 1958 werden 789 gevallen ge meld. De teruggang in de kinderverlamming is ongetwijfeld toe te schrijven aan de cam pagne voor massa-in-enting waartoe de rege ring drie jaar geleden de stoot gaf. Na ent stof voor kinderen en jonge mensen beschik baar te hebben gesteld, heeft de regering haar programma thans uitgebreid tot volwassenen boven de veertig jaar. De belangstelling voor extra fijne kwali teit compost in kleinverpakking is groter dan werd verwacht. Deze belangstelling gaat niet alleen uit van bezitters van siertuinen, ook varkenshouders kopen dit produkt. Zij verstrekken het aan de biggen wier gezond heidstoestand er gunstig door wordt beïnvloed. STOCKHOLM Omstreeks de 20ste de cember werd in Zweden de miljoenste t.v. kijkvergunning uitgereikt. Sinds november '59 is het aantal kijkvergunningen gestegen met ca. 500.000. Deze ontwikkeling heeft alle ver wachtingen ver overtroffen. Volgens de prog nose in het regeringsrapport van 1954 over de televisiemogelijkheden in Zweden zou het aantal t.v. apparaten eind 1960 hoogstens 180.000 bedragen en zou een aantal van een miljoen nooit worden bereikt Bij het Uitgeversmaatschappij Tjeenk Wil link te Zwolle is het boekje „Rundveevoe ding met Ruwvoederonderzoek en Rantsoen berekening" verschenen. Dit boekje bevat verschillende voorbeelden van voederrantsoe nen en berekening daarvan. Bovendien wor den verschillende praktische tips gegeven, waar de veehouder ongetwijfeld zijn voordeel mee kan doen. Ook bij de veevoedingslessen op de land bouwscholen en cursussen is het een waarde volle en praktische aanvulling. Het boekje is geschreven door de veevoedingsdeskundige van het Bedrijf slaboratorium voor Grond en Gewasonderzoek. De prijs is 2.60. RIJSSEN moesten al driemaal gewijzigd worden. Het einddoel is een bevolkingsaantal van 90.000. Een groter aantal is volgen^ de gemeenteraad niet mogelijk. Zij koestertwegens de industriële monocultuur van de stad - er is geen enkele andere industrie in Wolfsburg - af en toe toch al grote zorgen. Terwijl in de Rabenberg-wijk het negen ver diepingen tellende flatgebouw verrees, ver dween in de Laagberg-wijk de ene barak na de andere. Dit zijn de laatste barakken uit de tijd van de „gouddelvers" van Wolfsburg, uit de tijd, toen arbeiders uit bijna alle Euro pese landen, vaak gedwongen, de fabriek en de stad opbouwden. In 1938 was de fabriek in grote lijnen klaar, in 1942 werd de opbouw van de stad onderbroken. Wat er tot die tijd was gebouwd grote woonblokken in de voor het Derde Rijk typische symetrische ka zerne-bouwstijl - onderstreepte het „gouddel- vers"-karakter van de stad van „Kraft durch Freude"-auto's, zoals Wolfsburg oorspronkelijk had moeten heten. Het was een troosteloze aanblik, die deze stad na de oorlog bood. Op kazernes gelijkende huizen, waarin men etala ges moest uithakken, omdat er geen winkels waren, breed aangelegde straten, die na een paar honderd meter abrupt in een weiland of een bos overgingen en talloze barakken van hout of steen. Thans ziet Wolfsburg er uiterst modern uit, ontworpen volgens de nieuwste architecto- ïische en sociologische opvattingen. Ondanks of misschien juist door al het moderne heeft Wolfsburg geen eigen sfeer. Burgemeester Nis sen, die overdag als arts in de fabriek werk zaam is, vat dit verschijnsel in één treffende zin samen: „Er is een druk verenigingsleven, maar er zijn geen stamtafels in Wolfsburg"! De burgemeester troost zich intussen echter door te zeggen: „Na één generatie zijn we zover". De fabriek betekent voor de inwoners van Wolfsburg nog alles, de stad niets of niet veel. Op bepaalde uren van de dag krijgt Wolfs burg dagelijks in een boeiend schouwspel zijn eigen lot te zien. Wanneer het werk gedaan is, hoort men duizenden motoren ronken (7000 arbeiders van de Volkswagenfabriek be zitten een eigen Volkswagen) en in kilometers lange rijen rijden de gemotoriseerde Volkswa gen-forensen in alle windrichtingen weg. Bui ten de stad zijn dan een half uur lang alle wegen op de rechter rijbaan geblokkeerd. On geveer zes miljoen D.M. aan lonen wordt er iedere achtste, achttiende en achtentwintigste van de maand uitbetaald. De stedebouwkun- ai gen kunnen aan Wolfsburg zien, wat een nieuwe stad op het ogenblik kost. In 1958 toen Wolfsburg 50.000 inwoners had, bereken de Professor Koller, dat Wolfsburg een waar de van een half miljard vertegenwoordigde, dus 10.000 D.M. per inwoners. De stad heeft in de afgelopen elf jaar 165 miljoen DM geïnvesteerd, gedeeltelijk uit leningen, gedeel telijk uit de begroting van rond 60 miljoen D.M. per jaar, waarvan 95 procent alleen al uit de fabriek als bedrijfsbelasting binnen- vloeit. Dat betekent rond 1.000 D.M. belasting per inwoner. Dit is een record in de Duitse Bondsrepubliek. Een inwoner van Hannover brengt rond 200 M','lre,e.n, inwoner van een even grote stad als Wolfsburg, Luneburg, ongeveer 125 D M op. Zelfs Leverkussen, dat met de Bayer-Fabrie- ken een soortgelijke florerende monocultuur bezit, brengt slechts tot 800 D.M. per hoofd Rond 80 procent van alle in Wolfsburg ge registreerde personenauto's zijn Volkswagens. Hieruit blijkt hoezeer de stad van de fabriek afhankelijk is. Daarom ziet de gemeenteraad het overgaan van de fabriek in particuliere handen met gemengde gevoelens tegemoet. Zij heeft zich door de partijen, de Bondsdag en de Bondsregering de verzekering laten geven, dat in geval van een crisis de bijzondere Het gezelschap bij Binnen Gait trok zich van de weggelopen snoeverd niets aan. De laatste vroeg een onderhoud aan bij de hoge vrouwe. De Vrouwe van de Oosterhof was slecht ge humeurd. Zij gebood onmiddellijk de schout te halen. Die is bij Binnen Gait mevrouw. Dan loop je als een haas terug naar Binnen Gait en haalt de schout op. Bij de schippersherberg waren ook schippers binnengekomen en ook voerlieden. Zij allen gaven rondjes, maar dan moest de schout van Rijssen op zijn Riessens een lied zingen. Na herhaald aandringen trok de schout los. Ai was hij dan de hoogste instantie uit Rijssen. Tegen de gulheid van het schippers- en het varende volk was hij niet bestand. En spoedig galmde zijn heldere volle stem door de grote en volle herberg- keuken, van Siene laot mi'j los! Het werkte aanstekelijk op de anderen. En spoedig zong het hele gezelschap het schone refrein mee. De Snoeverd haastte zich naar Enter. Maar halfweg Enter daar kwam Hutten Diene uit de struiken te voorschijn. Zeg eens Snoeverd, riep Diene, wacht eens even. Ik moet je spre ken. Ik heb geen tijd! riep de oppasser. Voor mij heb je altijd wel een ogenblikje, en zo niet dan laat ik je stijf staan. Nu was de Snoeverd een dapper man, dat moet gezegd worden, maar sinds de ontmoeting met de Witte Juffer, had hij tabak van alle vrouwen. Hij wilde het op een lopen zetten, maar Diene kalmeerde hem gauw. Zij trok een lange scherpe aegen uit de plooien van haar kleed en voegde hem met fonkelende ogen toe Voel er eens over, met de nagel van je duim hoe scherp of het is! De koude rillen Hepen de Snoeverd over de rug Maar hij vermande zich. Wijf ga weg! riep hij. Maar meteen voelde hij de punt van het zwaard op zijn keel. Hij ging door de knieën. Diene had haai' doel bereikt. Berg weg dat zwaard, en ik zal doen wat je van mij wilt. Diene stak haar linker arm door de rechter van de Snoe verd, maar hield in haar rechter vuistje het zwaard omklemd tegen eventuele gebeurte nissen. Het liep verder goed af. En de Snoe verd vond, dat wanneer je Diene haar zin deed, dat ze best bruikbaar was. Intussen moest de fiscaal van Twickel (de. officier van justitie) de schout van Rijssen nog hebben. Hij reed spoedig het gezelschap achterna. Ën toen de fiscaal bij Binnen Gait kwam, vond hij daar een vrolijk gezelschap met de schout van Rijssen als middelpunt. Het ging er vroeger gemoedelijk toe. De drost was op reis en het hek van de dam. Nu kon de fiscaal het zich veroorloven gewoon mens te zijn. Hij schoot uit de plooi en deed mee. Tandenknarsend en woedend zat de hoge Vrouwe van de Oosterhof in haar grote zaal. Omringd door een stel kruiperige bedienden zat de hoge vrouwe te schuimbekken op het gezag van Rijssen. Op de hondsvot van een schout die maar uitbleef hangen. Zij schold op Rijssense burgemeesters, die haar achter de rug vierkant uitlachten, dat wist zij zeker. Was haar man nu maar bij de hand. De ma joor die overal raad op wist. De rentmeester Peters beheerde haar boedelgoed, dat was waar, maar verder was de kerel zo pro Ries sens. Wat kon ze ook verwachten van dat burger volk! Ba! Als nu de Snoeverd maar gauw terug kwam. Maar deze liet zich af- vnjen door Hutten Diene, tot zolang de laatste genoeg had van de Snoeverd. Na twee uur kon de Snoeverd gaan, het was genoeg. Diene wist nu voor weken hoe zij zich te Rijssen op de Oosterhof gedragen moest om aan geld en hefde te komen. De Snoeverd haastte zich naar Enter, waar men steeds bij Binnen Gait de bloemen buiten zette. De fiscaal was na een uur weer naar Delden vertrokken. De Snoeverd kwam bij Binnen Gait met de bood schap van de Vrouwe van de Oosterhof. En nu vond de schout van Rijssen dat het wel letjes was geweest. De Snoeverd maande aan tot spoed. Behalve het gezelschap uit Rijssen ging er een aantal gasten mee, waarvan een aantal te Rijssen moest zijn en de rest per reiswagen verder wilde. Luidruchtig stapte men te Rijssen op het oude marktpleintje uit. De schout, de Snoe verd, De Prak en Poort Berend lieten zich door het volk van Rijssen bewonderen. De burgemeesters kwamen ook kijken. De schout spuwde helder van zich af. Een bode van de Oosterhof kwam, om te vragen of de heer Schout even op de Oosterhof wilde komen. Ja, dat kon aanstonds gebeuren. Maar de schout ging niet alleen. De schout moest zijn mannen bij elkaar hebben, want op de Oos terhof zou het nog wel kunnen spoken. De schout keek zijn mannen rond. Hazenman- nes ontbrak op het appèl. De Snoeverd moest naar het Hazenmanneshuisje, om Mannes te halen. Maar Mannes was er niet. De vrouw van Mannes stond de Snoeverd te woord. Mannes was er al tussen uit. De strikken moesten hoognodig nagezien worden. Maar vrouw Mannes vertelde dat Mannes aanstonds situatie van deze stad niet over het hoofd gezien zal worden. Nog waant men zich in Wolfsburg, ondanks een zich aan de autohemel aftekenende voorkeur voor auto's van de mid denklasse, ver verwijderd van een crisis en men vertrouwt op de woorden van de fa- brieksdirectie, dat er op het juiste moment een grotere broer van de tegenwoordige Volkswa gens aan de markt zal komen. op jacht was gegaan achter de Witte Juffers aan. Maar de Snoeverd dacht aan zijn hazen, daar had de majoor van de Oosterhof hem voor aangenomen Hij kon nu echter niet ach ter de stroper aan. Want de schout wachtte op hem. Vol ongeduld stond de schout te wach ten. Eindelijk was de Snoeverd terug. Opstap pen! gebood de schout. En daar ging het ge zelschap heen. Een aantal Rijssenaren formeer de een optocht om de schout en zijn mannen te vergezellen. Maar de gezagsdrager riep. Mars, gin pröttel achter oons an! En zo ging het gezelschap naar de Ooster hof. Het was inmiddels al met al drie uur in de middag geworden. En de hoge vrouwe had al twee maal in de keuken laten dekken voor de schout, dat hoorde er nu eenmaal bij. De belde keukenmeiden hadden foeterend en mop perend gedekt en weer afgenomen. En de Vrouwe van de Oosterhof had hen snauwend toegevoegd, dat zij geen grote bekken ver langde. Mevrouw zat voor het raam en hoorde het luidruchtig gezelschap naderen. Voorop liep de schout met naast zich de Snoeverd en Poort-Berend. Daarachter liepen de Prak en Hazenmannes. Een mooi gezelschap dacht me vrouw. De opperhuismeester kwam aan de hoofddeur om de schout binnen te laten. De andere mannen moesten maar achterom lopen. Dat had je gedacht, riep de schout. Ik ga hier binnen met de Snoeverd, de Prak, Poort-Be rend en Hazenmannes en zo niet dan blijven wij buiten. De opperhuismeester van de Oos terhof stoof als een kater die in de sneeuw zit te trappen, op en raadpleegde de baronesse. 'Mét "één vermoeid gebaar gaf mevrouw bevel aUen binnen te laten. Het was toch volk uit Rijssen, dat allemaal met hetzelfde sop over goten was. Gelukkig dat dit de schout niet hoorde, want hij voelde zich de ongekroonde koning van Rijssen. De Prak was nog nooit op het kasteel ge weest. De opperhuismeester kwam weer be neden. Loop maar door! gebood hij. De vijf mannen kwamen in de keuken, een vrij grote keuken beneden. De tafel stond gedekt. De schout informeerde of er iemand jarig was. Nee, jarig was er niemand, maar de heer van de Oosterhof was in rang opgeklommen en daarom had de Vrouwe zo'n haast; dat moest de schout van Rijssen aan het volk van Rijssen verkondigen en daarom kreeg de schout en al wat er achteraan liep, nu erwtensoep met worst. Bij het derde bord fluisterde de Prak tegen Hazenmannes. Ik zou wel willen, dat de Jonker elke dag een rang opklom. De Snoeverd werd bij de Vrouwe geroepen. Als dienaar van de Oosterhof moest hij verslag doen van zijn tocht naar Binnen Gait. Toen hij de trap opging, piste hij bijna in de broek van schrik. De Vrouwe van de Oosterhof was zeer zedig en streng en vooral waarheidslie- vend. De Snoeverd besloot daarom alles te vertellen. Eerst vertelde hij dat hij was aan gerand door Diene uit de hut. Dit vond me vrouw een gewoon mannensmoesje. Het zou wel andersom zijn, vond mevrouw, maar dat zou ze later wel uitzoeken. Alleen maakte het haar woedend, dat de Snoeverd twee kostelijke uren van haar tijd met die sloerie van een meid had doorgebracht. De Snoeverd moest zich schamen. Om zich zo te vergooien aan wiksters en waarzegsters. Zij stuurde de Snoeverd weg en deze moest de schout zenden. Nu was vroeger een schout van Rijssen, vooral wanneer de man ruim aan zijn theewater was, geen man om mee te spotten. Niettemin stelde de Vrouwe van de Oosterhof de vraag, of het een schout van Rijssen wel gepast was, om met allerlei Jan Hagel te gaan zuipen in een boerenherberg in Enter. Op deze vraag deed de schout met de vuist een slag op tafel, zodat hij door het eiken tafelblad heensloeg, zodat de hond van mevrouw, die in een mand onder de tafel lag, jankend de kamer invloog. De hoge Vrouwe viel in zwijm. De schout riep om volk. En van alle kanten kwamen zij aangestoven, de per soneelsleden. De kammenier huilde. De opper huismeester vroeg wat er gebeurd was en de schout vertelde, dat hij even op de tafel ge tikt had. Kijk maar! riep hij en keek van boven door de tafel in de hondemand. De Snoeverd zou de dokter halen en kwam Hut ten Diene tegen en vertelde wat er aan de hand was. Haal maar geen dokter, riep Diene. Ik heb een visioen. Mevrouw is flauw geval len en ik zal haar even belezen, dan knapt ze weer op. En zonder zich aan de Snoeverd te storen liep zij op het kasteel aan, gevolgd door de Snoeverd. De schout gaf aan de Prak en Hazenman nes bevel om naar Rijssen te gaan. De vrouw van Hazenmannes wilde weten waar haar man de hele dag had uitgehangen. En Mannes ver- u j "?.feile kleursn de schik die hij had gehad bij Binnen Gait. En van de lekkere erwtensoep. Van de promotie van de majoor en van het flauwvallen van mevrouw. Verder kwam hij niet. Want angstig beierde in de late schemering Rijssens brandklok. Er was brand uitgebroken bij Water Berend in Bouw- straat. Als de weerlicht rende Mannes naar de Oosterhof. De schout moest komen. De schout kwam hem al tegemoet snellen. Want als er brand was moest de schout er bij zijn, Toen de schout op het terrein van de brand verscheen, was daar de hele Bouwstraat al bezig om te redden wat er te redden viel. De toen nog gebrekkige brandweer kreeg na een uur nog hulp van de beter uitgeruste Enterse brandweer. De postrijder van Zwolle op Goor had te Enter geroepen, dat heel Rijssen in brand stond. Van Coeverden

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1961 | | pagina 5