6Z:f f s Druk en Uitgave van G, ten Gate Hzn*t Maarstraat, Rijssen 8SÉ^' felEi Nummer 219. Zaterdag 16 December 1922. Wr \d-. MALAISE. ÊêMi GS-i f;:JÖ "lil -. fgfa. fsi e|t5si2\ »%B L éy %C :- ÜG 'IMS Ingezonden Stukken enz. worden ingewacht tot uiterlijk Donderd igsmiddags 12 uur, Advertentiën tot Vrijdagsmorgens 10 uur. Advertentiën 15 regels 50 cent, elke regel nu r 10 cent. Voor den handel speciaal tarief. REISHERINNERINGEN UIT OOSTELIJK EUROPA. VI. Vertrek uit Passau. Eindelijk werd ook de laatste hinderpaal, om in den trein te kun nen komen weggenomen, de ket ting, die toegang gal tot het perron waarvoor de leege wagens te wach- i ten stonden, opgerold. Zooals bij een dijkbreuk de golven der rivier zich met bruischende kracht over het land verspreiden, zoo stroom den de reizigers, die zoo tergend lang hadden moeten blijven wach ten" in den onderaardschen gang en op de trap, vandaar het perron op. 't Was een gedrang zooals ik nog zelden had gezien. Iedereen was bang, geen plaats te zullen krijgen, en die vrees deed het dier lijke in den mensch onweerstaan baar te voorschün treden. Brullende mannen, krijschende vrouwen, hui lende kinderen, ik zag ze met van angst of woede verwrongen ge zichten de trap op dringen, soms struikelende over dozen en hand koffers, die ook ai deerlijk geha vend uit den chaos te voorschijn kwamen. Maar ik gunde mij niet zoo heel veel tijd, om dittooneel van gren- zenlooze verwarring te aanschou wen, en rende al spoedig met den grooten hoop mee, om te trachten een plaats te veroveren. Reeds was bekend gemaakt, dat het achterste deel van den trein bestemd was voor de reizigers die uit Leipzig waren aangevoerd, waarop zij ook recht hadden, want het waren de zelfde wagens waarin zij waren gekomen. De reizigers uit Passau moesten dus naar het voorste deel van den langen trein. Het gelukte mij, die alleen voor mijzelf had te zorgen, vrij spoedig een zitplaats machtig te worden, en nog wel een aan het venster. Den dienstman met mijn handkoffers kon ik ge lukkig door 't geven van seinen met mim zakdoek, kenbaar maken waar hij met de koffers komen moest. Nog juist bijtijds, want een Hongaarsche dame, met een heele bezending koffers, was reeds bezig, over het heele koffernet te beschik ken. Ik had nog te nauwernood gelegenheid, ook mijn bagage in het net te zetten, tot haar nietge- ringe verontwaardiging. Nu er in 't net geen plaats meer voor haar „gepack" was, koos zij voor behulp het eksteroog uit van een heer die naast haar zat, om daarop een soort van zwaren waschmand te plaatsen, waarop die heer een keel opzette als van een mager varken. Doch de dame was ook niet voor de poes, en evenmin op haar mondje gevallen. Het werd een allerver- makelijkst twistgesprek, doorspekt met allerlei liefelijkheden. Ten slotte scheen het, alsof de Hon gaarsche wilde gaan vertellen wie of wat zij eigenlijk wel was, waar mede zij misschien wilde trachten indruk te maken. Maar dat viel ook al niet in goede aarde bij den heer met het beleedigde eksteroog. Want nauwelijks had ze gezegd: „Ich bin of hij viel nijdig in „Es ist mir Wurst was Sie sind." Tegen zulke krachttermen en een zoodanige onverschilligheid voor stand en positie was de dame niet opgewassen, althans, zij werd van dat moment af zoo stom als een visch. Ik behoefde echter niet bang te zijn, dat ik" mij vervelen zou. Ook in het aangrenzende compartiment was het verre van pais en vreê. Ik belegde mijn plaats met mijn jas, en liep uit zuivere belangstel ling door de zijgang eens naar de plaat-s, vanwaar de ruzietonen op klonken. Daar was weer een an dere oorzaak tot ontevreden.beid. Een heer, gezegend met zeer lange beenen, waarmede hij verbazend snel scheen te kunnen loopen, had een afspraak gemaakt met een ge zelschap corpulente dames, (die voor zoover ik dat oppervlakkig kon beoordeelen zeer korte beentjes hadden, waarmede zij dus niet snel konden loopen,) dat hij voor haar een heele coupé beleggen zou, waardoor ze dus, zonder te behoeven haast te maken, verze kerd konden zijn, een plaats te krijgen. Als een moderne Cerberus, de driekoppige helhond uit de Griek- sche mythologie, die de deur van den Tartarus, (de verblijfplaats der verdoemden) bewaakte, zoo had hij zich geposteerd voor den ingang der coupé. En iedereen die het ook maar durfde wagen, een blik naar die leege, wèlbewaakte zitplaatsen te werpen, hoorde zich door den langbeen nijdig toesissen „besetzt!" Maar even standvastig als de galante ridder der zwaarlijvige da mes den toegang tot de coupé be lette, even hardnekkig bleven de buitenstaanders op toegang aan dringen, waarbij de grens van het parlementaire debat, beiderzijds wel wat erg werd overschreden. Tot overmaat van verontwaardi ging bleek, toen de corpulente da mes aan de plaats des onvredes arriveerden, dat het er slechts drie waren. Drie dames voor vijf plaat sen De langbeenige heer had het blijkbaar noodig gevonden, dat de dames „gemakkelijk" zouden zit ten. Het protest der anderen werd er echter des të sterker door, en zij goten de holen hunner alleszins gerechtvaardigde gramschap op on barmhartige wijze over het schul dige hoofd van den galanten rid der uit. Door de afleiding, die mij gratis en op hoogst onderhoudende wijze werd gegeven, viel het uur, waar mede de vertraging nu nog weer werd verlengd, mij niet al te lang. Om half twee zette de trein, die 's morgens om hall negen reeds had moeten vertrekken, zich einde- liik zuchtend en knarsend in be weging. Precies vijf uren te laat! Ik had voor de eerste maal kennis gemaakt met de Oostenrijksche „Pünctlichkeit". Zooals reeds gezegd, levert de treinreis van Passau naar Weenen niets bizonders op. Het is een vrij eentoonig landschap, waardoor de rein zich heenspoedt, en als het fan etenstijd is, zooals ook nu het ■:eval was, doet men het best, zich laar de restauratie-wagen te bege ren, en daar den imvendigen mensch e versterken. Na al de doorgestane emoties en het lange wachten in de open lucht, was mij een maaltijd :1 dubbel welkom. Was ik reeds bij het koopen van Vniip reisbillet tot de ontdekking gekomen, dat mén in Oostenrijk noet beschikken over een flink aantal „Kronen", bij het bestellen van mijn diner werd ik daaraan opnieuw herinnerd. Met in het oog- löfpende cijfers stond boven aan iiet menu vermeld, dat een diner n den restauratie-wagen 50000 Kro nen kostte. Ik nam daarbij een .ieschje mineraalwater en na af loop bestelde ik een kop koffie, waardoor ik behalve de fooi, pre cies 37400 Kronen kon neertellen. Met de kosten voor mijn reisbillet was ik dus, te nauwernood de Oos- genrijksche grens over zijnde, reeds neer dan 55000 Kronen kwijt Een r.vaarschuwing, om wat voorzichtig w'Wgt mig'. eerste uitgaven te zijn, want ik had „sléchts." 135000' Kro nen medegenomen, een héél pakket waarvoor ik een afzonderlijk plaatsje in mijn koffer had moeten inruimen, maar dat nu reeds aardig begon te slinken. En het was Za terdag, bovendien zou het avond zijn als ik te Weenen aankwam, zoodat ik ook den volgenden dag geen geld aan de banken zou kun nen opnemen. Ofschoon in Hol- landsche munt omgerekend, de prijzen niet hoog genoemd konden worden, duizelde ik toch wel bij het zien en hooren van die getal len. Voor mijn fleschje mineraal water vroeg men 4600 Kronen, voor het kopie koffie 2800 Kronen. Men moet eerst eens aan zulke cijfers wennen, alvorens er trouwd mee te zijn. Aan het Station Amstetten zou de trein een oponthoud hebben van vijf minuten, en de reizigers maak ten daarvan gebruik om aan een buffet, dat op het perron was inge richt, zich te laven met bier, want het was erg warm dien dag. De toonbank van het buffet stond daar opgeladen met ontelbare gla zen, die men bezig was met bier te vullen, en de toeloop van dorstige passagiers was zóó groot, dat ik met moeite ook aan den toonbank kon komen. Ik hoorde maar niets anders dan: „Drei tausend drei hundert, sechs tausend sechs hun- dert". Er waren namelijk ook dors tige kelen, die aan één glas bier niet genoeg hadden, en welker ge lukkige bezitters twee glazen tege lijk bestelden. Ik bestelde ook een glas bier, en betaalde natuurlijk evenzoo den ge vraagder. prijs. Maar toen ik al weer in den trein gezeten was, ver nam ik, dat de prijs van het bier slechts 1300 Kronen bedroeg, doch dat men, uit vrees voor het mee nemen der glazen door het geëerde publiek, 2000 Kronen extra bere- geheel ver kent voor het ook al blijft de cliënt het bier voor den toonbank opdrinken. Bij teruggave van het glas, ontvangt men dan ook weer die 2000 Kronen terug. Men schijnt dus in Oostenrijk geen bizonder hoogen dunk te heb ben van de eerlijkheid van 't tegen woordige menschdom. En naar ik vernam, is die minder gunstige opinie geenszins ongerechtvaardigd want bij de hooge prijzen van glas werk in dezen tijd, ziet het publiek er volstrekt geen been in, om, in dien het de kans daartoe schoon ziet, moeder de vrouw op kosten van den bierleverancier te verblij den met de uitbreiding van haar huishoud-inventaris. Hoe meer biertjes men op die wijze drinkt, hoe eerder de cristal- kast gevuld is! Tot tevredenheid van man en vrouw beide. Een algemeene ontmoediging houdt tegenwoordig de geesten bevangen. Is het de nawerking nog van de kwade jaren, die wij zoo dapper hebben door staan E moest wel een terugslag vol gen op de overspanning, die noodig is geweest om in de hachelijke oogenblik- ker- te v/--hi;»n voor levensbehoud. Het is niet alleen in den handel, dat er malaise heerscht. Op alle gebied dringt het verschijnsel zich op. Hec is, of men het leven niet meer zoo ernstig opneemtof men 't de moeite niet waard vindt, langer zijn best te doen of men in afwachting op toch niet te voorkomen rampen zijn bestaan lijdelijk voortsleept. De oudste Christenen hebben een tijd perk doorleefd, dat van dezelfde gees tesgesteldheid getuigde. Zij verleidden de Wederkomst des Heeren en heel hun gevoels- en gedachtenleven richtte zich op deze op handen zijnde gebeurte nis. Wanneer straks Christus zou komen om de wereld te oordeelen en op de puinhoopen van het booze verleden een nieuwen hemel en een nieuwe aarde zou bouwen, was deze volstrekte omme keer zoo iets geweldigs, dat de aange legenheden van den dag daartegenover al hun beteekenis verloren. Wat gaf het nog, voort te bouwen aan een wereld, die toch straks verlo ren ging Wat gaf het, zich in te rich ten voor een bestaan, dat met een oogenblik zou verdwijnen? Niet alleen het gevoelen en het gedachtenleven kwam tot deze slotsom maar erger ook de wil. Men zat met de handen in den schoot; in afwachting. Men sloot geen verbintenis meer, zelfs geen huwelijk men staakte zijn werkzaamheden en be perkte zijn arbeid tot het allernoodza kelijkste, wat tot dagelijksch herstel van krachten was vereischt. Verbindtenissen en arbeid, plannen en ontwerpen had den geen zin meer, nu het uitzicht was verdwenen, nu men geen perspectief meer bezat. Gelaten gaf men zijn lot in handen van den Heer, wiens ver schijning aanstaande was. Als in een tot ondergang gedoemde werèld gevoelen ook wij ons. Wat geeft het, zich langer in te spannen, als het i Onvermijdelijke toch nadert? In het oosten sterven millioenen kin- j deren den hongerdoodin het westen wet men zijn zwaard reeds tot nieuwen krijg Het is maar een kwestie van maan den misschien meer, of ook wij Toen de groote wereldoorlog na derde, stond de menschheid flinker te- -^W ^W"A v ;é..L>TyVT'T6\, jV','-

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1922 | | pagina 1