Primitieve toestanden
in straatarm land
Gipsafdruk als bewijs
Flevohof boerde
goed in 1978
Bekende schrijvers
hadden schuilnaam
Natste voorjaar
sinds 250 jaar
Ons kinderverhaal
WATER IS LEVEN
RIVIERBLINDHEID
IN ÉÉN HUT
GEZONDHEIDSEQUIPES
ALLAH ZORGT
Taaipraatje
HOLTENS NIEUWSBLAD - lli JULI 19/a - LaG. 7
Met een jaarlijks inkomen per hoofd van de bevolking van nog geen 250
gulden is de Afrikaanse staat Mali een der armste landen ter wereld. Zes
miljoen mensen wonen in een gebied, dat dertig keer zo groot is als Neder
land. De regenval loopt uiteen van 1000 millimeter in het zuiden tot 100
m.m. of minder in het noorden. Daar begint de woestijn, die naar het
zuiden toe overgaat in savanne, met verspreide bomen, doornachtige
struiken en gras. Mali krijgt zijn inkomen uit de export van katoen, pinda's
en vee, maar het land is hoofdzakelijk afhankelijk van buitenlandse hulp,
vooral van Frankrijk. Het heeft een schuld van meer dan een miljard
gulden. De Nederlandse regering en de Stichting Nederlandse Vrijwilli
gers willen de ontwikkelingshulp richten op de armste landen en de arm
ste groepen in die landen, waaronder ook Mali.
De S.N.V., de stichting voornoemd,
wil meer vrijwilligers naar het zo
genoemde Sahel-land sturen, bijv.
naar de regio Gao, in het noordoos
ten, dat een paar jaar geleden
zwaar werd getroffen door honger
en droogte. Alsdus schrijft het blad
van de Stichting Nederlandse Vrij
willigers Vice versa (uitgave
1979/2).
Onder het motto „voorkomen is
beter dan genezen" werken in Mali
vijf Nederlandse vrijwilligers in de
preventieve gezondheidszorg. Ver
geleken met andere ontwikkelings
landen vaak onder beroerde om
standigheden. Ze leiden dorpe.in-
gen op, die de gezondheid van de
andere inwoners bewaken in „ge
zondheidsequipes", delen aan "Ie
kinderen malariapillen uit geven
voorlichtingen over verbetering
van de hygiëne en zetten een dorp
sapotheekje op. Twee remmende
factoren: aan de Malinese vrouwen
dreigt het gezondheidsproject
voorbij te gaan en in de regentijd is
het gebied axper toegankelijk.
Nico Kussendrager was in Mali op
bezoek en vertelt over zijn ervarin
gen
Aja Kamp en Wil Schelle bekijken
de putten in het dorpje Djankéréla,
in het zuidwesten van Mali. Ze zijn
allebei verpleegkundige en werken
als vrijwilliger in dit Westafri-
kaanse land. Mannen - de vrouwen
blijven op wat meer afstand - en een
hele sliert kinderen lopen in Djan
kéréla met hen mee. Die kinderen
hebben tot nu toe geluk gehad. In
Mali sterft de helft van alle kinde
ren voor het vijfde jaar. Gemiddeld
worden de mensen er niet ouder
dan 37 jaar. Belangrijke doodsoor
zaken zijn (Vooral) malaria en teta
nus, diarree, mazelen, longontste
kingen ondervoeding. De putten in
het dorp zijn net verbeterd. Er ligt-
een verse afscheiding omheen en er
staat een stok in de grond om de
waterzak aan te hangen, zodat die
niet in het zand blijft slingeren. De
vrijwilligers maken de dorpelingen
complimenten, maar het blijft de
vraag of de putten uit overtuiging
zijn verbeterd of alleen om de twee
Nederlanders een plezier te doen.
De verpleegkundigen hameren
voortdurend op het belang van
schoon water:
„Water is leven en water is dood".
Een put is hier vaak zomaar een
gat in de grond, zonder deksel en
zonder afscherming. De mest van
de dieren ligt in de buurt, het stof
waait erin en het water bevat al
lerlei ziektekiemen.
Toen ik in Mali was liep het tegen
het einde van de droge tijd en dat
betekent dat veel putten bijna
droog staan. Wat de dorpelingen
ophalen is slechts een vieze drab.
Toch drinken sommige vrijwilli
gers het brouwsel, want weigeren is
onbeleefd. Dat mag zo zijn, maar
het maakt toch een rare indruk het
zelfde water te drinken dat je nu
juist de dorpelingen afraadt. Soms
plagen die de verpleegkundigen
daarmee: „II faut boire, il faut boi-
re" (drinken, drinken") roepen ze
dan. Na de rondgang door het
dorpje krijgen Anja en Wil een stoel
aangeboden in de lommer van een
grote boom. Het loopt tegen de
middag en het begint erg heet te
worden in Djankéréla. De mannen
gaan om hen heen op de grond zitr
ten. Er wordt overlegd over het op
zetten van een apotheekje, wat de
dorpelingen samen zo'n hondervijf
tig gulden gaat kosten. In Djanké
réla hebben ze daar weinig moeite
mee. In de andere dorpen ligt dat
wel eens anders. Aan de bereidheid
geld bijeen te brengen kun je zien of
de bewoners van een dorp een be
tere gezondheidszorg de moeite
waard vinden, aldus de vrijwillige- -
rs.
Eigenlijk zou er die middag ook een
verhaal over rivierblindheid wor
den gehouden door een man, die
per bromfiets uit een nabij gelegen
dorp moet komen. Maar de wegen
zijn slecht en de Afrikaan kent onze
westerse haast niet. De vrijwilligers
vertellen de dorpelingen, dat dit
onderwerp dan maar een volgende
Keer moet. Voorlichting over de
oorzaken en symptomen van n-
vierblindheid is hard nodig, want
veel mensen in Mali lijden eraan.
Een bekend beeld vormen de jon
getjes die hun blinde vader aan een
stok of doek met zich mee voeren.
Als de verpleegkundigen opstaan
zien ze pas, dat de vrouwen uit het
dorp op een afstand schuchter
hebben meegeluisterd. Een van
hen draagt een wikkelrok met de
opdruk: Internationaal jaar van de
vrouw; 1975. „Als ik dat geweten
had hadden we nog wat verteld
over voeding en het schoonhouden
van de huizen en het erf', zegt Anja
Kamp wat teleurgesteld. Want dat
is een moeilijkheid voor de Neder
landse verpleegkundigen in Mali:
ze hebben in de dorpen voorname
lijk contact met de mannen, terwijl
uiteindelijk de vrouwen voor beter
eten en drinken en een schonere
woonomgeving moeten zorgen.
De Afrikaanse vrouw is een figuur
op de achtergrond. Haar dag is van
vroeg tot laat gevuld met water
halen - vaak ver weg omdat de put
ten droog staan - hout sprokkelen,
eten koken op een houtvuur, ein
deloos graan stampen en de hut en
het erf schoonhouden. Intussen
hebben de mannen alle tijd om
naar de vrijwilligers te luisteren.
Voor de vrouwelijke vrijwilligers is
het contact met de dorpsvrouwen
nog wat gemakkelijker dan voor de
twee mannen: verpleegkundige Jo
Loozen en Leo Schelle, echtgenoot
van Wil, géén vrijwilliger maar wel
volledig meedraaiend in het SNV-
project voor preventieve gezond
heidszorg.
Ze wonen in Dioila, voorlopig nog
met zijn vieren in één grote hut,
want de huizen voor de vrijwilligers
zjjn nog niet klaar. Vanuit Dioila
bewerken de vrijwilligers een ge
bied zo groot als een paar Neder-
hier, zo legt hij uit, op verzoek van
de Malinese regering, omdat het
arme land zelf niet veel kan doen
aan de gezondheidszorg. Jo en Leo
vertellen hoe ziekten kunnen wor
den voorkomen en hoe dat de dor
pelingen voordeel oplevert. Wie
niet ziek wordt kan op het land blij
ven werken en hoeft geen dure ge
neesmiddelen te kopen. En ieder
een kan er zelf op letten dat hij of
zijn gezin gezond blijft (of althans
iets minder ongezond wordt, want
iedere Malinees heeft wel een of
meer ziekten onder de leden).
Om ziekten te voorkomen moet je
gekookt water drinken, goed eten
en je ijlf en erf schoonhouden, zo
wordt de dorpsraad voorgehouden.
Medicijnen helpen niet als het vuil
blijft liggen, als de w.c.'s vlak bij de
hutten en de putten zijn, als het vee
gewoon op het erf rondsjouwt en als
er plassen water blijven staan; al
lemaal broedplaatsen voor ziekten.
De mannen van de dorpsraad van
Tiésoula knikken welwillend. Het
bebaarde dorpshoofd - de dugutigi -
vertrekt geen spier bij het horen
van de woorden „calorieën, minera
len, vitaminen", hoewel iedereen ze
voor het eerst moet horen. Als Jo
Loozen is uitgepraat ligt een van de
mannen luid te snureken - en een
ander vindt dat Allah wel voor de
gezondheid zorgt.
„Allah zorgt niet overal voor", zeg
gen de vrijwilligers en op deze gods
lastering volgt zowel schrik als
vermaak.
Ook in dit dorp moet een gezond
heidsequipe komen, die na verloop
van tijd het preventieve werk van
de vrijwilligers kan overnemen. Elk
dorp heeft vijf of zes mensen nodig
die toezicht houden op de hygiëne,
voorlichting geven over de gezond
heid van moeder en kind, de mala
ria te lyf gaan en minder ernstige,
ziekten kunnen behandelen. Vaak
is het moeilijk om die paar mensen
te vinden. Slechts enkelen kunnen
lezen en schrijven. Vrouwen mogen
het dorp niet uit en er zijn weinig
jongeren. Jongens en meisjes op
het platteland van Mali grijpen, net
als in andere ontwikkelingslanden,
elke kans aan om de armoede te
ontvluchten en naar de stad te
gaan.
De Nederlandse verpleegkundigen
werken daardoor vaak met oude-
landse provincies, dat erg moeilijk
toegankelijk is. Vooral in de rege
ntijd zijn sommige dorpen nauwe
lijks of helemaal niet bereikbaar.
Dat steekt de vrijwilligers wel. Een
aantal maanden per jaar kunnen ze
het werk, waarvoor ze in Mali zijn,
niet doen. Hun is toegezegd dat de
wegen in het gebied verbeterd zul
len worden, maar daar is voorlopig
geen geld voor. De vrijwilligers vra
gen zich af of ze met een andere
auto dan de Peugeots die ze nu ge
bruiken, type Landrover bijvoor
beeld, niet meer mogelijkheden
zouden hebben. De SNV denkt van
niet. Van Juni tot oktober, in de re
gentijd. is het grootste deel van
Mali hoe dan ook onbereikbaar.
Een dorp dat volgens de Malinese
arts, die het gezondheidsproject
coördineert, in de natte tijd nog wél
bereikbaar is, is Toé-soula. Op weg
daarheen met Jo Loozen en Leo
Schelle blijkt wel dat dit rijkelijk
optimistisch is gedacht. De weg is
slecht en voert af en toe over een
beekbedding; als daar straks water
in staat kan de auto er niet meer
door. De Nederlanders haasten
zich dan ook om nog vóór de regens
losbarsten hun werk in Tié-soula te
doen. Het duurt even voor de de
mannen van het dorp verzameld
zijn, maar dan kan Jo van wal ste
ken.
Hy verontschuldigt zich dat de Ne
derlandse de lokale taal - het bam-
bara - nog niet goed spreken. Zezyn
Vrolijke jeugd, wier toekomst onzeker is in een arm land, waar men
steeds meer naar de steden trekt. Klassen van honderd leerlingen zijn
geen uitzondering.
maar: EHBO-er) kiezen. Hij moet
de kleine kwaaltjes behandelen, de
zwaardere gevallen doorsturen - en
dan maar hopen dat die de kliniek
of het ziekenhuis halen - en krijgt
het beheer over de dorpsapotheek.
Na de eerste lesdag in de schaduw
van de hut van de vrijwilligers ver
tellen twee secouristen dat ze „al
veel geleerd hebben" en dat het
„goed gaat". De „hygiënist" die in
de dorpen wordt gekozen let op de
hutten en de plees en moet ervoor
zorgen, dat de dorpen een beetje
schoon blijven, „animatrice" of
„gangmaakster" let op de gezond
heid van kleintjes en geeft de moe
ders voorlichting over voeding en
verzorging. Ten slotte zijn er dan
nog een of twee dorpelingen die
zich „nivaquinist" mogen noemen.
Zij delen aan de kinderen malaria-
pillen uit en houden in een schrift
bij - ze moeten dus kunnen lezen en
schrijven - wie al aan de beurt is
geweest. De pillen worden nu uit
gereikt om straks in de regentyd,
als de malariamuggen extra actief
worden, enige bescherming te bie
den. De gezondheidsequipes moe
ten over twee jaar het werk van de
vrijwilligers overnemen. Dan ver
trekken de Nederlanders, in de
hoop dat hun voorlichting wortel
heeft geschoten, de Malinezen wat
gezonder zijn gaan leven en de
sterfte iets minder is geworden. En
vooral in de hoop dat dat ook zón
der hen zo blijft.
Onder een pseudoniem verstaan
we de schuilnaam, die iemand,
meestal een schrijver, aanneemt
met verzwijging van zijn eigen na
am. Bij uitbreiding: ook het werk
dat onder een schuilnaam wordt
uitgegeven. Het begrip pseudo
niem komt al door de eeuwen heen
voor en kan verschillende oorza
ken hebben. Vooral in de perioden
van bezetting en vreemde over
heersing namen schrijvers vaak
een schuilnaam aan, om niet in
moeilijkheden te raken. Verder
zijn er nog een aantal andere
overwegingen. Bij het schrijven
van schotschriften, waarbij vaak
ook de uitgeversnaam en de plaats
van uitgave werden gefingeerd,
zal de vrees voor vervolging de re
den zijn geweest een schuilnaam
aan te nemen.
Een jonge auteur, een nieuwelingin
de kunst der schone letteren, ver
schuilt zich achter een pseudo
niem, om zich niet aan kritiek bloot
testellen. Ook komt het voor dat de
schrijver een karakteristiek pseu
doniem kiest, om de aard van zijn
werk te kenmerken.
Schrijfsters verschuilen zich zelfs
achter mannennamen.
Soms is de eigen naam veel minder
bekend dan het pseudoniem.
Voorbeelden hiervan zijn: Lodewijk
van Deijssel, de scherpe kriticus
van de beweging van 1880. Zijn
werkelijke naam was K.J.L. Alber-
tingk Thijm. Stijn Streuvels, de be
kende Vlaamse letterkundige en
schrijver (o.a de Vlaschaard) luis
terde in werkelijkheid naar de
naam Frank Lateur. Ieder kent de
naam Herman de Mande schrijver
van „Het wassende water". Hij
heette S.H. Hamburger. Hetzelfde
geldt voor Anton van Duinkerekn,
wiens naam W. Asselbergs veel
minder bekend is. Andere voor
beelden van schuilnamen, die meer
bekendheid kregen dan de eigen
namen: Willem van Elsschot, de
Vlaamse schrijver en dichter (eigen
naam Alfons de Ridder) en Mamix
Gijsen uit Antwerpen, de Sinjo
renstad. In werkelijkheid heette hij
J.A. Goris. Andere bekende pseu
doniemen zyn: De Schoolmeester
voor Gerrit van der Linde, bekend
door zijn dierengedichtjes. Piet
Paaltjens voor Francois Haver-
schmidt (Snikken en Grimlachjes
zijn van zijn hand). Nicolaas Beets
schreef onder de schuilnaam Hil-
debrand zijn beroemde Camera
Obscura. Zijn vriend en studiege
noot Joh. Kneppelhout gebruikte
de naam Klikspaan voor zijn boek
„Studententypen". Alom bekendis
ook Multatuli (veel heb ik geleden),
schrijver van het boek Max Have-
laar. Zijn naam was Eduard Dou-
wes Dekker. Comelis van Eeden
schreef onder het pseudoniem Cor
nells Paradijs zijn „Grassprietjes".
De voorvechter in de Zuidafri-
kaanse Taalbeweging J.D. du Toit
vervormde zijn echte naam tot To-
tius. Verder noemen we nog: Geer-
ten Gossaert voor C. Gerretson,
Willem de Mérode voor Willem
Eduard Keuning, Samuel Falkland
voor Herman Heijermans, schrijver
van Vuurvlindertje en Droomko
ninkje, Anthonie Donker voor N.A.
Donkersloot, Guillaume van der
Graft voor W. Barnard en Lucebert
voor Lubertus Jac. Swaansdijk. Er
zijn er vanzelfsprekend nog veel
meer, doch bij bovengenoemde
schuilnamen wilden wij het maar
laten.
Enorme kale vlakten, platgetreden door de kudden. Het is de inboorlin
gen moeilijk wijs te maken, dat het vertrappen van de grond door het vee
de bodem hard en stoffig maakt. Want vee betekent aanzien. Hoe meer
koeien, des te meer status. Fataal voor het land.
ren die niet meteen warm lopen
voor vernieuwing.
Voor hun gezondheidsequipe moe
ten de dorpen een „secourist" (zeg
Ze zouden met de hele klas naar het
bos gaan. Ja, niet zomaar voor d€
lol. nee, het was geen schoolreisje
er moest wel worden gewerkt. Ge
tekend. Nou was Pim niet zo goed
in tekenen. Bovendien vond hij
spoorzoekertje veel leuker. „Nou
goed", beloofde juf, „als jullie alle
maal een tekening van een plekje in
het bos hebben gemaakt, en er is
nog tijd over. dan gaan we - tenmin
ste als iedereen het wil - spoorzoe
kertje doen".
Nou. de hele klas vond het leuk.
„Goed", besliste juf, „terwijl jullie
werken, kan ik de route uitzetten.
En reken maar, dat ik het niet
makkelijk zal maken, niet alleen
maar pijlen, die zo in het oog sprin
gen, maar ook wel moeilijk te vin
den aanwijzingen".
„Zoals?" vroeg een van de meisjes.
„Ja, dat zou je wel willen. Nee, ik
verklap niets!"
Even later waren zij op een ge
schikte plaats, overzichtelijk, met
langs de rand een heuvelachtige
zandvlakte. Het duurde even voor
iedereen een plaatsje had gevon
den en gewapend met houtskool pf
kleurkrijt aan de slag ging.
Toen iedereen goed en wel bezig
(VAN ONZE WEERKUNDIGE
MEDEWERKER)
Rond half juni ging zich op de
weerkaart een niet onbelangrijke
verbetering in het zomerweer afte
kenen. Het voorjaar was gemiddeld
in Nederland natter dan in 250 Jaar
^was voorgekomen. In enkele delen
van ons land kwam maart-april-
mel boven de 300 mm neerslag te
liggen, terwyi er normaal over Ne
derland in het voorjaar rond 136
mm valt. Juni gaf in de eerste helft
ook abnormaal veel regen. Dat be
gon al op tweede pinksterdag, toen
met name boven de IJssel meerpol
ders en Zuid Friesland zich een
enorm zwaar buiencompley ont
wikkelde, met in Dronten 109 mm
neerslag. Een gevolg hiervan is dat
deze IJsselmeerpolders en Zuid
Friesland die maand wellicht als de
natste delen van ons land uit de bus
zullen komen, In dat gebied was tot
16 juni de 100 mm, tegen normaal in
juni 55 mm, al overschreden Dron
ten stond al op 172, Nagele 154 en
Lemmer 108 mm.
-»e landbouw staat er in enkele de
len van ons land slecht voor, omdat
er in z'n geheel al vele honderden
hectare velden met aardappels op
nieuw moeten worden gepoot. Ook
voor hooien of inkuilen was begin
juni nauwelijks een mogehjkheid,
omdat het bijna elke dag regende.
Na een warme periode werd het wel
even slecht in de Alpenlanden,
waar flink wat regen viel, met name
in Oostenryk en waar by op zulke
dagen het kwik o.a. in Beieren niet
hoger kwam dan 10 a 13 graden Als
je daar dan toevallig als vakantie
ganger zit heb je wel pech. Precies
genomen was het dit jaar niet op 21.
maar op 22 juni de langste dag, om
dat dan de zon het hoogste punt
bereikt had en de zon 's avonds in
ons land rond tien uur onderging
Nu is zo'n zomertyd voor velen wel
mooi, wanneer het 's avonds ook
echt zomers is In de eerste juni-
helft kwam je na acht uur 's avonds
al met meer buiten vanwege de re
gen en te koude lucht
was verdween juf ongemerkt om
het te volgen spoor uit te zetten. Ze
bleef vlak in de buurt, maar ze trok
zich niet altijd wat aan van de ge
baande paden. Toen ze weer vlak
bij het punt van uitgang was, in
specteerde ze tekeningen. Al naar
zin en talent van de kinderen was
de een verder dan de ander. Pim
had nog niet veel op papier staan.
Hij maakte de zandvlakte met wat
dorre takken en bosjes op de ach
tergrond en op de voorgrond het
leek wel een varkentje, dat in de
struiken vluchtte. Ze had het goed
gezien. Pim had in een flits een jong
wild zwijn schichtig weg zien hollen
in de struiken. Hy was het niet ach
terna gegaan, maar besloot dat als
onderwerp voor zün tekening te
kiezen.
„Zo, is jouw fantasie een beetje op
hol geslagen? Ik dacht dat je iets
uit de omgeving zou tekenen?"
Nou, dat doe ik toch! Ik heb dat
zwyntje gezien!" „Onzin", ant
woordde juf, die zyn hier niet". En
ze liep door om nog wat aanwyzin-
gen te geven voor de speurtocht.
„Eigenwijze troel", mopperde Pim,
„ik zal het haar bewyzen ook!" Hy
tekende rustig verder. Hy deed ook
mee met de speurtocht. Niet zo zeer
lette hy op de aanwyzingen en py-
len van juf, die hen de weg moesten
wijzen, maar op andere sporen van
dieren, zoals van een konyn, een
hond, vogels,. Maar het was niet
wat hy zocht.
Hij besloot een andere keer terug te
komen en gips mee te nemen. Als
hij inderdaad een afdruk van een
wild zwijn vond, zou hy er overgie
ten. Hy had gelezen hoe je dat
moest doen. Gips kan je by de dro
gist kopen, dan moet je vier latjes
meenemen, een flesje met water,
een bakje en een schepje of een le
pel. Niet naar de drogist natuuriyk,
doch als je in het bos een afdruk wil
maken. Je zet de latjes om het
spoor, dan kan het gips, aange
maakt met water, niet weglopen.
Dan het gips in de afdruk gietea
Nou en ga dan maar even spelen,
want het duurt zeker een kwartier
voordat de gips hard is Maar dan
zie je de afdruk van de poot er ook
goed in. Zo gezegd, zo gedaan. Het
lukte Pim een paar afdrukken te
vinden. Samen met Hans was hy
gegaan. Hy had goed doorgedacht,
Pim Hans zou een foto maken,
terwyi hy bezig was. Zo kon ieder
een zien waar de afdruk was geno
men.
Hy zou het die eigenwyze juf wel
eens bewijzen dat hy gelyk had. Per
slot van rekening kon hy zich geen
onvoldoende, al was het voor teke
nen, permitteren Hy zou bewyzen
dat hy zich aan de opdracht had
gehouden. Toch ging er iets mis. De
foto's waren mislukt, maar juf ge
loofde Pim op zyn woord. Ze wilde
graag mee kyken om zelf de sporen
te zien en ze stelde voor, dat de hele
klas er met een pak gips op uit zou
trekken. Een plan dat met gejuich
werd ontvangen!
De exploitatierekening van Fle
vohof toonde in 1978 een positief
resultaat van f78.000.- na een toe
voeging aan de fondsen achterstal
lig onderhoud en bijzondere doe
leinde» van f326.000.-. De totale
omzet van de afdelingen die onder
het eigen beheer vallen bedroeg
f7.629.000.-.
Voor het eerst in het bestaan van
Flevohof bedroeg de opbrengst
aan entreegelden meer dan
f3.000.000.-. De overige omzetten
voor zover van belang waren: res
taurant f 1.600.000.-, agrarische
bedrijven f 1.500.000.- en eigen
yerkooppunten f800.000.-. Uit
verpachtingen werd f600.000.- aan
inkomsten verkregen. De omzet
van de verpachtingen (inclusief
Lunapark) wordt geschat «p
f3.500.000.-.
De omzet van het restauratiebe-
drijf was niet voldoende om de kos
ten inclusief rente en afschrijvin
gen te dekken, waardoor hieraan
uit de algemene middelen een be
drag van ruim f 90.000.- moest wor
den gesuppleerd. Voor de agrari
sche bedrijven waren de lage prij
zen van zowel de akkerbouw- en
tuinbouwbedrijven als van de var
kens er de oorzaak van, dat een be
drag van ruim f 120.000.- moest
worden aangevuld. De excentri
sche ligging van het tuinbouwbe
drijf en de champignonkwekery
maken, dat de exploitatie altyd
steun nodig zal hebben. De grote
belangstelling van het publiek voor
deze agrarische bedryven, die een
?rote waarde uit public relations-
oogpunt hebben voor de totale Ne
derlandse land- en tuinbouw, heb-
oen tot konsekwentie, dat er extra
middelen nodig zyn om de exploi
tatie rond te krijgen. In 1978 werd
voor een bedrag van byna
f 1.000.000.- geïnvesteerd door Fle
vohof. De voornaamste investerin
gen betroffen de uitbreiding van
het restaurant met aangepaste
rqimten voor gehandicapten en de
aanleg van een spartelbad.
De totale afschrijvingen bedroegen
f 1.100.000.-.
Daarnaast hebben de deelnemers
exposanten eveneens nog voor
aanzienlijke bedragen in hun expo
sities verbeterd. Als meest specta
culaire uitbreiding kan de kaas
makerij genoemd,
worden, die het Nederlands Zui-
velbureau heeft ingericht. Daarna
ast zyn ook in de paviljoens onder
andere de tentoonstellingen van
veen en vlees en de suikersectoï
verbeterd. Door de verhoging van
ie kwaliteit is ook de attractie-
waarde van de expositie verbeterd.
Bovendien is in 1978 grote mede
werking verkregen van de sier-
teeltsektor met onder andere een
*rote lelietentoonstelling in juni en
een dahliatentoonstelling in sep
tember. Het totale vaste person
eelsbestand van Flevohof bedroeg
in 1978 41. In totaal verschaft Fle
vohof op jaarbasis aan pim. 260
personen arbeid (inclusief de ver
pachte verkooppunten) De gang
van zaken tot en met juni 1979 is
eveneens tevreden stellend. Het
aantal bezoekers ligt op hetzelfde
niveau als in 1978 De omzet van
het restaurantbedrijf was ruim 20f!fc
hoger dan het vorige jaar