Primitieve toestanden in straatarm land Gipsafdruk als bewijs Flevohof boerde goed in 1978 Bekende schrijvers hadden schuilnaam Natste voorjaar sinds 250 jaar Ons kinderverhaal WATER IS LEVEN RIVIERBLINDHEID IN ÉÉN HUT GEZONDHEIDSEQUIPES ALLAH ZORGT Taaipraatje HOLTENS NIEUWSBLAD - lli JULI 19/a - LaG. 7 Met een jaarlijks inkomen per hoofd van de bevolking van nog geen 250 gulden is de Afrikaanse staat Mali een der armste landen ter wereld. Zes miljoen mensen wonen in een gebied, dat dertig keer zo groot is als Neder land. De regenval loopt uiteen van 1000 millimeter in het zuiden tot 100 m.m. of minder in het noorden. Daar begint de woestijn, die naar het zuiden toe overgaat in savanne, met verspreide bomen, doornachtige struiken en gras. Mali krijgt zijn inkomen uit de export van katoen, pinda's en vee, maar het land is hoofdzakelijk afhankelijk van buitenlandse hulp, vooral van Frankrijk. Het heeft een schuld van meer dan een miljard gulden. De Nederlandse regering en de Stichting Nederlandse Vrijwilli gers willen de ontwikkelingshulp richten op de armste landen en de arm ste groepen in die landen, waaronder ook Mali. De S.N.V., de stichting voornoemd, wil meer vrijwilligers naar het zo genoemde Sahel-land sturen, bijv. naar de regio Gao, in het noordoos ten, dat een paar jaar geleden zwaar werd getroffen door honger en droogte. Alsdus schrijft het blad van de Stichting Nederlandse Vrij willigers Vice versa (uitgave 1979/2). Onder het motto „voorkomen is beter dan genezen" werken in Mali vijf Nederlandse vrijwilligers in de preventieve gezondheidszorg. Ver geleken met andere ontwikkelings landen vaak onder beroerde om standigheden. Ze leiden dorpe.in- gen op, die de gezondheid van de andere inwoners bewaken in „ge zondheidsequipes", delen aan "Ie kinderen malariapillen uit geven voorlichtingen over verbetering van de hygiëne en zetten een dorp sapotheekje op. Twee remmende factoren: aan de Malinese vrouwen dreigt het gezondheidsproject voorbij te gaan en in de regentijd is het gebied axper toegankelijk. Nico Kussendrager was in Mali op bezoek en vertelt over zijn ervarin gen Aja Kamp en Wil Schelle bekijken de putten in het dorpje Djankéréla, in het zuidwesten van Mali. Ze zijn allebei verpleegkundige en werken als vrijwilliger in dit Westafri- kaanse land. Mannen - de vrouwen blijven op wat meer afstand - en een hele sliert kinderen lopen in Djan kéréla met hen mee. Die kinderen hebben tot nu toe geluk gehad. In Mali sterft de helft van alle kinde ren voor het vijfde jaar. Gemiddeld worden de mensen er niet ouder dan 37 jaar. Belangrijke doodsoor zaken zijn (Vooral) malaria en teta nus, diarree, mazelen, longontste kingen ondervoeding. De putten in het dorp zijn net verbeterd. Er ligt- een verse afscheiding omheen en er staat een stok in de grond om de waterzak aan te hangen, zodat die niet in het zand blijft slingeren. De vrijwilligers maken de dorpelingen complimenten, maar het blijft de vraag of de putten uit overtuiging zijn verbeterd of alleen om de twee Nederlanders een plezier te doen. De verpleegkundigen hameren voortdurend op het belang van schoon water: „Water is leven en water is dood". Een put is hier vaak zomaar een gat in de grond, zonder deksel en zonder afscherming. De mest van de dieren ligt in de buurt, het stof waait erin en het water bevat al lerlei ziektekiemen. Toen ik in Mali was liep het tegen het einde van de droge tijd en dat betekent dat veel putten bijna droog staan. Wat de dorpelingen ophalen is slechts een vieze drab. Toch drinken sommige vrijwilli gers het brouwsel, want weigeren is onbeleefd. Dat mag zo zijn, maar het maakt toch een rare indruk het zelfde water te drinken dat je nu juist de dorpelingen afraadt. Soms plagen die de verpleegkundigen daarmee: „II faut boire, il faut boi- re" (drinken, drinken") roepen ze dan. Na de rondgang door het dorpje krijgen Anja en Wil een stoel aangeboden in de lommer van een grote boom. Het loopt tegen de middag en het begint erg heet te worden in Djankéréla. De mannen gaan om hen heen op de grond zitr ten. Er wordt overlegd over het op zetten van een apotheekje, wat de dorpelingen samen zo'n hondervijf tig gulden gaat kosten. In Djanké réla hebben ze daar weinig moeite mee. In de andere dorpen ligt dat wel eens anders. Aan de bereidheid geld bijeen te brengen kun je zien of de bewoners van een dorp een be tere gezondheidszorg de moeite waard vinden, aldus de vrijwillige- - rs. Eigenlijk zou er die middag ook een verhaal over rivierblindheid wor den gehouden door een man, die per bromfiets uit een nabij gelegen dorp moet komen. Maar de wegen zijn slecht en de Afrikaan kent onze westerse haast niet. De vrijwilligers vertellen de dorpelingen, dat dit onderwerp dan maar een volgende Keer moet. Voorlichting over de oorzaken en symptomen van n- vierblindheid is hard nodig, want veel mensen in Mali lijden eraan. Een bekend beeld vormen de jon getjes die hun blinde vader aan een stok of doek met zich mee voeren. Als de verpleegkundigen opstaan zien ze pas, dat de vrouwen uit het dorp op een afstand schuchter hebben meegeluisterd. Een van hen draagt een wikkelrok met de opdruk: Internationaal jaar van de vrouw; 1975. „Als ik dat geweten had hadden we nog wat verteld over voeding en het schoonhouden van de huizen en het erf', zegt Anja Kamp wat teleurgesteld. Want dat is een moeilijkheid voor de Neder landse verpleegkundigen in Mali: ze hebben in de dorpen voorname lijk contact met de mannen, terwijl uiteindelijk de vrouwen voor beter eten en drinken en een schonere woonomgeving moeten zorgen. De Afrikaanse vrouw is een figuur op de achtergrond. Haar dag is van vroeg tot laat gevuld met water halen - vaak ver weg omdat de put ten droog staan - hout sprokkelen, eten koken op een houtvuur, ein deloos graan stampen en de hut en het erf schoonhouden. Intussen hebben de mannen alle tijd om naar de vrijwilligers te luisteren. Voor de vrouwelijke vrijwilligers is het contact met de dorpsvrouwen nog wat gemakkelijker dan voor de twee mannen: verpleegkundige Jo Loozen en Leo Schelle, echtgenoot van Wil, géén vrijwilliger maar wel volledig meedraaiend in het SNV- project voor preventieve gezond heidszorg. Ze wonen in Dioila, voorlopig nog met zijn vieren in één grote hut, want de huizen voor de vrijwilligers zjjn nog niet klaar. Vanuit Dioila bewerken de vrijwilligers een ge bied zo groot als een paar Neder- hier, zo legt hij uit, op verzoek van de Malinese regering, omdat het arme land zelf niet veel kan doen aan de gezondheidszorg. Jo en Leo vertellen hoe ziekten kunnen wor den voorkomen en hoe dat de dor pelingen voordeel oplevert. Wie niet ziek wordt kan op het land blij ven werken en hoeft geen dure ge neesmiddelen te kopen. En ieder een kan er zelf op letten dat hij of zijn gezin gezond blijft (of althans iets minder ongezond wordt, want iedere Malinees heeft wel een of meer ziekten onder de leden). Om ziekten te voorkomen moet je gekookt water drinken, goed eten en je ijlf en erf schoonhouden, zo wordt de dorpsraad voorgehouden. Medicijnen helpen niet als het vuil blijft liggen, als de w.c.'s vlak bij de hutten en de putten zijn, als het vee gewoon op het erf rondsjouwt en als er plassen water blijven staan; al lemaal broedplaatsen voor ziekten. De mannen van de dorpsraad van Tiésoula knikken welwillend. Het bebaarde dorpshoofd - de dugutigi - vertrekt geen spier bij het horen van de woorden „calorieën, minera len, vitaminen", hoewel iedereen ze voor het eerst moet horen. Als Jo Loozen is uitgepraat ligt een van de mannen luid te snureken - en een ander vindt dat Allah wel voor de gezondheid zorgt. „Allah zorgt niet overal voor", zeg gen de vrijwilligers en op deze gods lastering volgt zowel schrik als vermaak. Ook in dit dorp moet een gezond heidsequipe komen, die na verloop van tijd het preventieve werk van de vrijwilligers kan overnemen. Elk dorp heeft vijf of zes mensen nodig die toezicht houden op de hygiëne, voorlichting geven over de gezond heid van moeder en kind, de mala ria te lyf gaan en minder ernstige, ziekten kunnen behandelen. Vaak is het moeilijk om die paar mensen te vinden. Slechts enkelen kunnen lezen en schrijven. Vrouwen mogen het dorp niet uit en er zijn weinig jongeren. Jongens en meisjes op het platteland van Mali grijpen, net als in andere ontwikkelingslanden, elke kans aan om de armoede te ontvluchten en naar de stad te gaan. De Nederlandse verpleegkundigen werken daardoor vaak met oude- landse provincies, dat erg moeilijk toegankelijk is. Vooral in de rege ntijd zijn sommige dorpen nauwe lijks of helemaal niet bereikbaar. Dat steekt de vrijwilligers wel. Een aantal maanden per jaar kunnen ze het werk, waarvoor ze in Mali zijn, niet doen. Hun is toegezegd dat de wegen in het gebied verbeterd zul len worden, maar daar is voorlopig geen geld voor. De vrijwilligers vra gen zich af of ze met een andere auto dan de Peugeots die ze nu ge bruiken, type Landrover bijvoor beeld, niet meer mogelijkheden zouden hebben. De SNV denkt van niet. Van Juni tot oktober, in de re gentijd. is het grootste deel van Mali hoe dan ook onbereikbaar. Een dorp dat volgens de Malinese arts, die het gezondheidsproject coördineert, in de natte tijd nog wél bereikbaar is, is Toé-soula. Op weg daarheen met Jo Loozen en Leo Schelle blijkt wel dat dit rijkelijk optimistisch is gedacht. De weg is slecht en voert af en toe over een beekbedding; als daar straks water in staat kan de auto er niet meer door. De Nederlanders haasten zich dan ook om nog vóór de regens losbarsten hun werk in Tié-soula te doen. Het duurt even voor de de mannen van het dorp verzameld zijn, maar dan kan Jo van wal ste ken. Hy verontschuldigt zich dat de Ne derlandse de lokale taal - het bam- bara - nog niet goed spreken. Zezyn Vrolijke jeugd, wier toekomst onzeker is in een arm land, waar men steeds meer naar de steden trekt. Klassen van honderd leerlingen zijn geen uitzondering. maar: EHBO-er) kiezen. Hij moet de kleine kwaaltjes behandelen, de zwaardere gevallen doorsturen - en dan maar hopen dat die de kliniek of het ziekenhuis halen - en krijgt het beheer over de dorpsapotheek. Na de eerste lesdag in de schaduw van de hut van de vrijwilligers ver tellen twee secouristen dat ze „al veel geleerd hebben" en dat het „goed gaat". De „hygiënist" die in de dorpen wordt gekozen let op de hutten en de plees en moet ervoor zorgen, dat de dorpen een beetje schoon blijven, „animatrice" of „gangmaakster" let op de gezond heid van kleintjes en geeft de moe ders voorlichting over voeding en verzorging. Ten slotte zijn er dan nog een of twee dorpelingen die zich „nivaquinist" mogen noemen. Zij delen aan de kinderen malaria- pillen uit en houden in een schrift bij - ze moeten dus kunnen lezen en schrijven - wie al aan de beurt is geweest. De pillen worden nu uit gereikt om straks in de regentyd, als de malariamuggen extra actief worden, enige bescherming te bie den. De gezondheidsequipes moe ten over twee jaar het werk van de vrijwilligers overnemen. Dan ver trekken de Nederlanders, in de hoop dat hun voorlichting wortel heeft geschoten, de Malinezen wat gezonder zijn gaan leven en de sterfte iets minder is geworden. En vooral in de hoop dat dat ook zón der hen zo blijft. Onder een pseudoniem verstaan we de schuilnaam, die iemand, meestal een schrijver, aanneemt met verzwijging van zijn eigen na am. Bij uitbreiding: ook het werk dat onder een schuilnaam wordt uitgegeven. Het begrip pseudo niem komt al door de eeuwen heen voor en kan verschillende oorza ken hebben. Vooral in de perioden van bezetting en vreemde over heersing namen schrijvers vaak een schuilnaam aan, om niet in moeilijkheden te raken. Verder zijn er nog een aantal andere overwegingen. Bij het schrijven van schotschriften, waarbij vaak ook de uitgeversnaam en de plaats van uitgave werden gefingeerd, zal de vrees voor vervolging de re den zijn geweest een schuilnaam aan te nemen. Een jonge auteur, een nieuwelingin de kunst der schone letteren, ver schuilt zich achter een pseudo niem, om zich niet aan kritiek bloot testellen. Ook komt het voor dat de schrijver een karakteristiek pseu doniem kiest, om de aard van zijn werk te kenmerken. Schrijfsters verschuilen zich zelfs achter mannennamen. Soms is de eigen naam veel minder bekend dan het pseudoniem. Voorbeelden hiervan zijn: Lodewijk van Deijssel, de scherpe kriticus van de beweging van 1880. Zijn werkelijke naam was K.J.L. Alber- tingk Thijm. Stijn Streuvels, de be kende Vlaamse letterkundige en schrijver (o.a de Vlaschaard) luis terde in werkelijkheid naar de naam Frank Lateur. Ieder kent de naam Herman de Mande schrijver van „Het wassende water". Hij heette S.H. Hamburger. Hetzelfde geldt voor Anton van Duinkerekn, wiens naam W. Asselbergs veel minder bekend is. Andere voor beelden van schuilnamen, die meer bekendheid kregen dan de eigen namen: Willem van Elsschot, de Vlaamse schrijver en dichter (eigen naam Alfons de Ridder) en Mamix Gijsen uit Antwerpen, de Sinjo renstad. In werkelijkheid heette hij J.A. Goris. Andere bekende pseu doniemen zyn: De Schoolmeester voor Gerrit van der Linde, bekend door zijn dierengedichtjes. Piet Paaltjens voor Francois Haver- schmidt (Snikken en Grimlachjes zijn van zijn hand). Nicolaas Beets schreef onder de schuilnaam Hil- debrand zijn beroemde Camera Obscura. Zijn vriend en studiege noot Joh. Kneppelhout gebruikte de naam Klikspaan voor zijn boek „Studententypen". Alom bekendis ook Multatuli (veel heb ik geleden), schrijver van het boek Max Have- laar. Zijn naam was Eduard Dou- wes Dekker. Comelis van Eeden schreef onder het pseudoniem Cor nells Paradijs zijn „Grassprietjes". De voorvechter in de Zuidafri- kaanse Taalbeweging J.D. du Toit vervormde zijn echte naam tot To- tius. Verder noemen we nog: Geer- ten Gossaert voor C. Gerretson, Willem de Mérode voor Willem Eduard Keuning, Samuel Falkland voor Herman Heijermans, schrijver van Vuurvlindertje en Droomko ninkje, Anthonie Donker voor N.A. Donkersloot, Guillaume van der Graft voor W. Barnard en Lucebert voor Lubertus Jac. Swaansdijk. Er zijn er vanzelfsprekend nog veel meer, doch bij bovengenoemde schuilnamen wilden wij het maar laten. Enorme kale vlakten, platgetreden door de kudden. Het is de inboorlin gen moeilijk wijs te maken, dat het vertrappen van de grond door het vee de bodem hard en stoffig maakt. Want vee betekent aanzien. Hoe meer koeien, des te meer status. Fataal voor het land. ren die niet meteen warm lopen voor vernieuwing. Voor hun gezondheidsequipe moe ten de dorpen een „secourist" (zeg Ze zouden met de hele klas naar het bos gaan. Ja, niet zomaar voor d€ lol. nee, het was geen schoolreisje er moest wel worden gewerkt. Ge tekend. Nou was Pim niet zo goed in tekenen. Bovendien vond hij spoorzoekertje veel leuker. „Nou goed", beloofde juf, „als jullie alle maal een tekening van een plekje in het bos hebben gemaakt, en er is nog tijd over. dan gaan we - tenmin ste als iedereen het wil - spoorzoe kertje doen". Nou. de hele klas vond het leuk. „Goed", besliste juf, „terwijl jullie werken, kan ik de route uitzetten. En reken maar, dat ik het niet makkelijk zal maken, niet alleen maar pijlen, die zo in het oog sprin gen, maar ook wel moeilijk te vin den aanwijzingen". „Zoals?" vroeg een van de meisjes. „Ja, dat zou je wel willen. Nee, ik verklap niets!" Even later waren zij op een ge schikte plaats, overzichtelijk, met langs de rand een heuvelachtige zandvlakte. Het duurde even voor iedereen een plaatsje had gevon den en gewapend met houtskool pf kleurkrijt aan de slag ging. Toen iedereen goed en wel bezig (VAN ONZE WEERKUNDIGE MEDEWERKER) Rond half juni ging zich op de weerkaart een niet onbelangrijke verbetering in het zomerweer afte kenen. Het voorjaar was gemiddeld in Nederland natter dan in 250 Jaar ^was voorgekomen. In enkele delen van ons land kwam maart-april- mel boven de 300 mm neerslag te liggen, terwyi er normaal over Ne derland in het voorjaar rond 136 mm valt. Juni gaf in de eerste helft ook abnormaal veel regen. Dat be gon al op tweede pinksterdag, toen met name boven de IJssel meerpol ders en Zuid Friesland zich een enorm zwaar buiencompley ont wikkelde, met in Dronten 109 mm neerslag. Een gevolg hiervan is dat deze IJsselmeerpolders en Zuid Friesland die maand wellicht als de natste delen van ons land uit de bus zullen komen, In dat gebied was tot 16 juni de 100 mm, tegen normaal in juni 55 mm, al overschreden Dron ten stond al op 172, Nagele 154 en Lemmer 108 mm. -»e landbouw staat er in enkele de len van ons land slecht voor, omdat er in z'n geheel al vele honderden hectare velden met aardappels op nieuw moeten worden gepoot. Ook voor hooien of inkuilen was begin juni nauwelijks een mogehjkheid, omdat het bijna elke dag regende. Na een warme periode werd het wel even slecht in de Alpenlanden, waar flink wat regen viel, met name in Oostenryk en waar by op zulke dagen het kwik o.a. in Beieren niet hoger kwam dan 10 a 13 graden Als je daar dan toevallig als vakantie ganger zit heb je wel pech. Precies genomen was het dit jaar niet op 21. maar op 22 juni de langste dag, om dat dan de zon het hoogste punt bereikt had en de zon 's avonds in ons land rond tien uur onderging Nu is zo'n zomertyd voor velen wel mooi, wanneer het 's avonds ook echt zomers is In de eerste juni- helft kwam je na acht uur 's avonds al met meer buiten vanwege de re gen en te koude lucht was verdween juf ongemerkt om het te volgen spoor uit te zetten. Ze bleef vlak in de buurt, maar ze trok zich niet altijd wat aan van de ge baande paden. Toen ze weer vlak bij het punt van uitgang was, in specteerde ze tekeningen. Al naar zin en talent van de kinderen was de een verder dan de ander. Pim had nog niet veel op papier staan. Hij maakte de zandvlakte met wat dorre takken en bosjes op de ach tergrond en op de voorgrond het leek wel een varkentje, dat in de struiken vluchtte. Ze had het goed gezien. Pim had in een flits een jong wild zwijn schichtig weg zien hollen in de struiken. Hy was het niet ach terna gegaan, maar besloot dat als onderwerp voor zün tekening te kiezen. „Zo, is jouw fantasie een beetje op hol geslagen? Ik dacht dat je iets uit de omgeving zou tekenen?" Nou, dat doe ik toch! Ik heb dat zwyntje gezien!" „Onzin", ant woordde juf, die zyn hier niet". En ze liep door om nog wat aanwyzin- gen te geven voor de speurtocht. „Eigenwijze troel", mopperde Pim, „ik zal het haar bewyzen ook!" Hy tekende rustig verder. Hy deed ook mee met de speurtocht. Niet zo zeer lette hy op de aanwyzingen en py- len van juf, die hen de weg moesten wijzen, maar op andere sporen van dieren, zoals van een konyn, een hond, vogels,. Maar het was niet wat hy zocht. Hij besloot een andere keer terug te komen en gips mee te nemen. Als hij inderdaad een afdruk van een wild zwijn vond, zou hy er overgie ten. Hy had gelezen hoe je dat moest doen. Gips kan je by de dro gist kopen, dan moet je vier latjes meenemen, een flesje met water, een bakje en een schepje of een le pel. Niet naar de drogist natuuriyk, doch als je in het bos een afdruk wil maken. Je zet de latjes om het spoor, dan kan het gips, aange maakt met water, niet weglopen. Dan het gips in de afdruk gietea Nou en ga dan maar even spelen, want het duurt zeker een kwartier voordat de gips hard is Maar dan zie je de afdruk van de poot er ook goed in. Zo gezegd, zo gedaan. Het lukte Pim een paar afdrukken te vinden. Samen met Hans was hy gegaan. Hy had goed doorgedacht, Pim Hans zou een foto maken, terwyi hy bezig was. Zo kon ieder een zien waar de afdruk was geno men. Hy zou het die eigenwyze juf wel eens bewijzen dat hy gelyk had. Per slot van rekening kon hy zich geen onvoldoende, al was het voor teke nen, permitteren Hy zou bewyzen dat hy zich aan de opdracht had gehouden. Toch ging er iets mis. De foto's waren mislukt, maar juf ge loofde Pim op zyn woord. Ze wilde graag mee kyken om zelf de sporen te zien en ze stelde voor, dat de hele klas er met een pak gips op uit zou trekken. Een plan dat met gejuich werd ontvangen! De exploitatierekening van Fle vohof toonde in 1978 een positief resultaat van f78.000.- na een toe voeging aan de fondsen achterstal lig onderhoud en bijzondere doe leinde» van f326.000.-. De totale omzet van de afdelingen die onder het eigen beheer vallen bedroeg f7.629.000.-. Voor het eerst in het bestaan van Flevohof bedroeg de opbrengst aan entreegelden meer dan f3.000.000.-. De overige omzetten voor zover van belang waren: res taurant f 1.600.000.-, agrarische bedrijven f 1.500.000.- en eigen yerkooppunten f800.000.-. Uit verpachtingen werd f600.000.- aan inkomsten verkregen. De omzet van de verpachtingen (inclusief Lunapark) wordt geschat «p f3.500.000.-. De omzet van het restauratiebe- drijf was niet voldoende om de kos ten inclusief rente en afschrijvin gen te dekken, waardoor hieraan uit de algemene middelen een be drag van ruim f 90.000.- moest wor den gesuppleerd. Voor de agrari sche bedrijven waren de lage prij zen van zowel de akkerbouw- en tuinbouwbedrijven als van de var kens er de oorzaak van, dat een be drag van ruim f 120.000.- moest worden aangevuld. De excentri sche ligging van het tuinbouwbe drijf en de champignonkwekery maken, dat de exploitatie altyd steun nodig zal hebben. De grote belangstelling van het publiek voor deze agrarische bedryven, die een ?rote waarde uit public relations- oogpunt hebben voor de totale Ne derlandse land- en tuinbouw, heb- oen tot konsekwentie, dat er extra middelen nodig zyn om de exploi tatie rond te krijgen. In 1978 werd voor een bedrag van byna f 1.000.000.- geïnvesteerd door Fle vohof. De voornaamste investerin gen betroffen de uitbreiding van het restaurant met aangepaste rqimten voor gehandicapten en de aanleg van een spartelbad. De totale afschrijvingen bedroegen f 1.100.000.-. Daarnaast hebben de deelnemers exposanten eveneens nog voor aanzienlijke bedragen in hun expo sities verbeterd. Als meest specta culaire uitbreiding kan de kaas makerij genoemd, worden, die het Nederlands Zui- velbureau heeft ingericht. Daarna ast zyn ook in de paviljoens onder andere de tentoonstellingen van veen en vlees en de suikersectoï verbeterd. Door de verhoging van ie kwaliteit is ook de attractie- waarde van de expositie verbeterd. Bovendien is in 1978 grote mede werking verkregen van de sier- teeltsektor met onder andere een *rote lelietentoonstelling in juni en een dahliatentoonstelling in sep tember. Het totale vaste person eelsbestand van Flevohof bedroeg in 1978 41. In totaal verschaft Fle vohof op jaarbasis aan pim. 260 personen arbeid (inclusief de ver pachte verkooppunten) De gang van zaken tot en met juni 1979 is eveneens tevreden stellend. Het aantal bezoekers ligt op hetzelfde niveau als in 1978 De omzet van het restaurantbedrijf was ruim 20f!fc hoger dan het vorige jaar

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1979 | | pagina 7