MP i kwaad? ^sl ^PRIKKELDRAAI^HJNTDRAAI^ OTIVELSTOUWëë JFW* iwmi M *i HOLTENS NIEUWSBLAD - 21 APRIL 1978 - PAG. 15 Met deze vraag bedoelen we zowel heeft kunstmest invloed op de kwaliteit van de gewassen die ons als voedsel moeten dienen, alsook zou het milieu door kunstmest verontreinigd kunnen worden. Zoals op de vorige bladzijden is aangetoond, kunnen we zonder kunstmest geen gesloten kringloop van plantenvoedende stoffen handhaven. Bij een hoog ontwikkelde landDouw, en dat is die in Neder land, luistert dat het nauwste. Daarom is èn blijft het gebruik van deze minerale meststoffen noodzakelijk. We kunnen niet zonder. We kunnen niet meer terug naar ae tijd dat men met 1.000 kg ep&unit per ha genoegen moest nemen, nu we ruim het vijfvoudige gewend zijn. Als de vraag of kunstmest kwaad kan 2onder meer met ja zou moeten worden beantwoord, zag het er dus niet zo best uit. Met het volgende hopen we een beetje duidelijk te maken dat het wel los loopt met mogelijke kwade gevolgen. Kwaliteit van de plant als voeusel Om goed te kunnen groeien en bloeien heeft de plant naast water, lucht en koolzuur voedingselementen nodig. We hebben het daarover al gehad. Welgeteld blijken er 12 elementen nodig te zijn (voor de liefhebbers N, P, K, Ca, Mg, S, Fe, Mn, B, Ca, Zn en Mo) om de plant zijn levensloop te laten volbrengen, zeg maar van zaad tot zaad. Als één van deze elementen ontbreekt, hetzij doordat het niet in de grond voorkomt, hetzij doordat het niet met de bemesting werd aangevoerd, hapert er iets aan de groei. Met de huidige kennis van de bemesting is het mogelijk ervoor te zorgen dat de plant alle elementen ongeveer in de juiste hoeveelheid aangeboden krijgt. Als dat laatste gebeurt en temperatuur, licht en vochtvoorziening zijn verder in orde, dan krijgt men goea groeiende gezonde planten met een goede voedingskwaliteit. Toch zijn er mensen die menen dat alleen toediening van organische meststoffen a.ls stalmest en compost kan leiden tot gewassen met een goede voedingskwaliteit. Gebruik van kunstmest zou volgens hen een ongunstige invloed op deze voedingskwaliteit hebben. Nu zijn er vrij veel proeven gedaan waarin de voedingskwaliteit van "kunstmest"-gewassen werd vergeleken met die van gewassen die alleen organische meststoffen kregen. Daaruit bleek dat er zowel voor menselijke als voor dierlijke voeding eigenlijk geen verschillen waren. Als er van een gering verschil sprake was, dan was aat even vaak in het voordeel van het "kunstmest"-gewas als van het jnet natuurlijke mest gegroeide gewas. In feite is het ondenkbaar dat er een laboratorium proef of diervoedingsproef zou zijn, waarin onder- scneid tussen met natuurlijke mest bemeste planten en "kunstmest"-planten zou kunnen woroen gemaakt. Dq functie van de plant in de voedingsketen is immers geen andere dan omzetting van minerale verbindingen in organische verbindingen. Of die minerale verbindingen nu na vertering van natuur lijke mest vrij komen of direct als kunstmest worden gegeven, maakt de plant niets uit. We hebben dat in het voorgaande al gezien. Er is daarom geen aanleiding om te veronderstellen dat met kunstmest gegroeide planten voor onze voeding minder goed zouden zijn dan planten die het zonder kunstmest moesten doen. Het is wel mogelijk dat met de bemesting niet alle voedingselementen worden aangevoerd die de plant nodig heeft. Ook zou te veel of te weinig van een bepaald element gegeven kunnen worden. Waar mensen werken worden immers fouten gemaakt. Er zijn gevallen bekend dat dergelijke bemestings- fouten tot stoornissen hebben geleid. Overigens kunnen bemestingsfouten net zo goed met natuurlijke mest als met kunstmest worden gemaakt. Gelukkig kan de grond waarin de planten groeien eventuele fouten bij de bemesting aardig opvangen. De grond werkt bufferend. Worden te weinig meststoffen toegediend, dan kunnen plantenvoedings- stoffen die in de grond al aanwezig zijn "aanvullend" werken. Een teveel van een bepaald element kan tijdelijk worden vastgelegd. In geval van een fout wordt de soep dus niet gauw zo heet gegeten als hij wordt opgediend. Verder hebben ook veel planten zelf nog een regu lerend vermogen. Een mooi voorbeeld daarvan zijn zeeplanten. Die weten de niet-gewenste elementen buiten te houaen (bijvoorbeeld het natrium en chloor van keukenzout dat overvloedig aanwezig is) en wel de in veel lagere concentraties aanwezige noodzakelijke voedingselementen op te nemen. We mogen dus concluderen dat kunstmest wat de kwaliteit van ons voedsel betreft, mits met verstand toegepast, geen kwaad kan. Smaak en geur van het voedsel Je hoort nogal eens de opmerking dat smaak en geur van vruchten en groente niet meer zijn als vroeger. En dan dat komt van ae kunstmest. Is dat zo? De moeilijkheid is dat smaak en geur bijna niet objectief te meten zijn. Wat de één lekker vindt, lust de ander niet en wat de één een heerlijke geur vindt, wordt door een ander heel anders ervaren. Wat men zich vroeger als een heerlijk geurende smakelijke vrucht herinnert, kan best nog net zo geuren en smaken, maar reuk en smaak van de "proefpersoon zijn niet meer dezelfde als vroeger. Daarmee willen we niet zeggen dat er niets veran derd is. Andere rassen geven andere smaken. Het kan best zijn dat- de aardbeien van de heden daagse produktievere rassen minder geurig zijn dan die van vroegere jaren. Die smaak en geur zijn dan gebonden aan dat ras en minder aan de wijze waarop het gewas gevoed wordt. Verder weten we dat in zonnige jaren smaak en geur van vruchten vaak anders zijn (beter) aan in jaren met weinig zonneschijn eri dat de ene perzik aan dezelfae tak van dezelfde boom vaak lekkerder is dan de andere. Kan men daar kunstmest de schuld van geven? Als men objectief is niet! TREkKES HET KuvsT>t£3rSTKOoi Bemesting en milieu Men kan stellen dat elke toevoeging aan de grond het milieu beïnvloedt. Bemesting doet dat dus ook. We hebben gezien dat we deze beïnvloeding wensen voorzover het cultuurgronden betreft maar dat we natuurgebieden graag ongerept willen laten. We moeten er dus ook voor zorgen dat de toe te dienen voedingsstoffen niet van de landbouwgronden in de natuurgebieden komen. Wiet door verwaaien met de wind en niet door transport met oppervlakte- of grondwater. Op de juiste tijd toegediende meststoffen in de voor de plantengroei juiste dosering geven in dit opzicht niet veel problemen. Al zal het wel nooit helemaal lukken de invloed van landbouwgebieden op natuurgebieden uit te schakelen. Denk maar aan koppels eenden of ganzen die op een stuk bouwland gaan fourageren en hun uitwerpselen deponeren in een vennetje waar ze 's nachts verblijven. Een dergelijke verplaatsing van voedingsstoffen is niet te voorkomen. Met net oog op het milieu hebben kunstmeststoffen het voordeel dat ze goea te doseren zijn, natuur lijke meststoffen het nadeel, dat de ontleding daarvan doorgaat ook in de tijd van het jaar als er geen plantengroei meer is. De voedingselementen die dan vrijkomen kunnen dan niet door planten opgenomen worden. Daarmee bestaat het gevaar dat ze in grond- of oppervlakte water terecht komen. Onder de meststoffen is kunstmest daarom wél zo milieuvriendelijk als natuurlijke mest, nog afge zien van de niet altijd aangename geuren van de laatste. (rF Het vee gaat weer naar buiten, de wei in. Daar moet het ook blijven. De dieren mogen niet over wegen of op andere verboden plaat sen gaan zwerven. Daarom kijken de boeren hun afrasteringen goed na. Elk jaar weer kopen ze kilometers prikkeldraad om de weilanden af te zetten. Er wordt weliswaar ook veel schrikdraad gebruikt - draad dat een stroomstootje afgeeft als je ermee in aanraking komt - maar prikkeldraad houdt toch nog de overhand. Zeker op terreinen die v/at ver van de boerderij afliggen. Als je daar schrikdraad zou plaatsen, wordt het wat moeilijk om geregeld te controleren of er nog wel stroom op de draad staat. Vrijwel alle prikkeldraad - eigenlijk moet je zeggen puntdraad, dat is de vakterm - komt uit België. Daar staat een grote draad- fabriek die geweldige hoeveelheden punt draad aan alle Westeuropese landen levert. Puntdraad zoals v/ij dat kennen, is van staal. Het wordt in twee kwaliteiten geleverd zv/aar verzinkt of normaal verzinkt. Ook wordt het in twee lengten geleverd 185 meter of 300 meter. De punten zijn om de tien centimeter aangebracht. Onze boeren spannen het puntdraad zelf, meestal met behulp van hun landbouv/trekkerom het mooi strak te krijgen. Tussen 1863 en 1900 maakten technici zich verdienstelijk door het bedenken van allé mogelijke soorten prikkeldraad. Weer v/erden in Amerika honderden patenten verleend. In het boek "Barbed wire and Related Fencing Items" presenteert Vernon Allison 1.207 illustraties van verschillende soorten prikkeldraad. Omstreeks de eeuwwisseling was de verscheidenheid aan soorten door de fabrikanten sterk teruggebracht. Grote onder nemingen kochten de patenten op en pasten alleen de meest bruikbare toe. S| Prikkeldraad is een Amerikaanse uitvinding. Gewoon draad wordt al in de Bijbel genoemd en de Grieken gebruikten ruim tv/eeduizend jaar geleden ook al draad. De pioniers die de gev/eldige ruimte van het Amerikaans continent in gebruik namen om hun gewassen te beschermen en hun vee bij elkaar te houden, hadden behoefte aan goede afraste ringen. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw v/erden honderden Amerikaanse patenten verleend aan uitvinders die alle mogelijke soorten afrastering bedachten. Toen verscheen het prikkeldraad op het toneel In Amerika zijn er mensen, die van het ver zamelen van prikkeldraadsoorten een hobby hebben gemaakt. Herman Dewing in Missouri heeft een verzameling van achthonderd verschillende soorten, die hij gedurende twintig jaar bijeen bracht. Elke soort is met een stuk van achttien inch 46 cm) vertegenwoordigd. De stukken draad zijn op planken bevestigd. Zijn mooiste stuk draad is van het type "Hanging Star". Voor de liefhebber is dit stuk een kleine zes honderd gulden waard. Maar zoals alle verzamelaars moeten de prikkeldraadver zamelaars het vooral hebben van onderling ruilen en niet van kopen. Op zoek naar nieuwe aanwinsten v/andelen ze vaak kilo.nters ver langs spoorbanen, die in de Verenigde Staten kennelijk goede vindplaatsen voor prikkeldraad zijn. Niet iedereen is zo blij met prikkeldraad als Herman Dewing. De Indianen noemden het "duivelstouw" Een van de kleinste teelten in ons land is die van de asperges. Nederlanders zijn niet zulke grote asperge-eters. Dat zal voor een niet onbelangrijk deel wel met de prijs te maken hebben. In de winkel moet je al'gauw rond de 10 gulden betalen voor een kilo verse asperges. Dat lijkt hoog als je het vergelijkt met de prijs van andere groen tesoorten. Maar als je weet wat er bij de teelt van asperges allemaal komt kijken, valt dat bedrag nog mee. De meeste aspergevelden vinden we in het noorden van Limburg. In het oosten van Noord-Brabant liggen enige teeltgebieden die daar op aansluiten. De grond in deze streken is bij uitstek geschikt voor de aspergeteelt: lichte zandgrond met een lage waterstand. En, wat voor asperges erg belang rijk is, de wortels kunnen zeer diep door dringen. In ons land wordt in totaal 2400 ha asperges geteeld. De aspergeteelt en -oogst vereisen enorm veel werk. Dat begint, na het nodige grondwerk, met het uitzaaien. Een jaar later kunnen de aspergeplantjes op het zogenaamde produktieveld worden uitgeplant. Tussen elke rij moet een grote afstand (1,60 m) worden aangehouden. Dan blijft er voldoende grond over voor het maken van de zoge naamde bedden tijdens de oogstperiode. Pas het derde jaar na het uitplanten kan voor de eerste maal worden geoogst. De aspergeplanten beginnen dan aan hun vierde groeiseizoen. De ontwikkeling van het wortelstelsel is dan nog niet volledig, zodat dit jaar maar kort mag worden geoogst drie a vier weken. Oudere planten worden twee maanden per jaar geoogst. De oogsttijd van asperges valt ir. mei en juni. In deze maanden is het dus verse aspergetijd. Voordat de oogst begint, wordt over de planten- rijen grond geploegd. De heuvels die dan ontstaan heten smeekbedden. Daarin groeien de stengels of asperges. Omdat ze onder de oppervlakte worderv gehouden, blijven ze mooi blank. Ze ontvangen immers geen zonlicht en vormen dus geen bladgroen. Als de gladgestreken bedden gaan barsten, breken de stengels door en dan is het oogsttijd. Het oogsten kan alleen met de hand gebeuren. Zodra een stengel doorbreekt, wordt met de vingers de aarde verwijdert. Met een aspergemes, een soort beitel, worden de asperges dan stuk voor stuk afgestoken. Na het afsteken moet het bed weer worden dichtgestreken. Dat steken is een secuur werk, dat veel door vrouwen en meisjes wordt gedaan. Voor dag en dauw wordt er aan begonnen, want als de asperge boven het bed uitsteekt, krijgt ze in de zon binnen anderhalf uur een blauwe kop. Als de oogsters hun vak goed verstaan, kunnen ze een dagproduktie van ongeveer 100 kilo halen. Direct na het oogsten worden de stengels gewassen en afgesneden op een lengte van 22 cm. Vooral het sorteren is een hele klus. De teler moet 15 categoriën weten te onderscheiden (de dikte, gesloten of losse toppen, de kleur etc,). Asperges (die voor meer dan 90% uit water bestaan) moeten in water worden bewaard. Als het warm weer is wordt dat wel twee of drie maal per dag ver verst. Bij de asperge komt het erg op de versheid aan. Daarom biedt de teler zijn produkt dagelijks, behalve in het weekend, op de veiling (in Grubben- vorst) aan. Voor al deze arbeid ontving hij in 1977 gemiddeld 5,33 per kilo. ÉLKE A5>PEft6E WOftOT NET Dc Hftwo (SÊOOSST (GEVTCKEW) DRIE SOORTEN ASPERGES Er worden in de wereld drie soorten asperges geteeld witte, violette en groene. De witte zijn de duurste en in ons land en vooral ook in West-Ouitsland het meest in trek. Bij ons wordt uitsluitend de witte soort geteeld. De Fransen prpduceren vooral de violette. Daar laat men de asperge 5 6 cm boven de bedden uitkomen; de oogsttijd steekt dan niet zo nauw. Tenslotte is er dan nog de groene asperge, die vooral in de Verenigde Staten wordt geteeld. Dat gebeurt helemaal boven de grond, dus zonder oogstbedden. Deze stengels groeien in het zonlicht, assimileren en worden groen. Het grootste voordeel hiervan is, dat de oogst kjn worden gemechaniseerd. In ons land worden bijna alle asperges buiten geteeld. Onder glas is het alleen maar rendabel als je nog een oude kas hebt, die al is afgeschreven. In een aantal gevallen wordt de groei buiten ver sneld met behulp van zogenaamde stookbedden; deze bedden worden ondergronds verwarmd, zodat er een paar weken eerder kan worden geoogst. aanvulling van de verlle/en aan mineralen

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1978 | | pagina 15