Wie wordt er nog boerin? BERLIJN WEER TEER PUNT DE RENTE ZAL STIJGEN Nieuwe lasten Moet Bon bi nu maar in de deling berusten Maai* de marge lussen kosten en inkomsten wordt te klein Boerenzoons niet (meer) in trek voor zelfstandigen Zaterdag 18 januari 1964 HOLTENS NIEUWSBLAD HET IS GEEN TOEVAL dat van alle be vriende regeringsleiders kanselier Erhard als eerste bij president Johnson op bezoek is genodigd. West-Duitsland is in Ameri kaanse ogen het plechtanker van het At lantisch verbond geworden in Europa, meer dan Engeland, omdat van Bonn uit meer invloed op het balsturige Parijs mogelijk is dan vanuit Londen, vooral sinds dit de Europese deur door De Gaulle voor de neus dichtgesmeten kreeg. Van zijn kant bekijkt De Gaulle de goe de verstandhouding tussen Bonn en Was hington ook met weinig geestdrift, want hij ziet hier - niet ten onrechte - een kier in Europa waardoor de door hem weinig gewenste Amerikaanse invloed binnen blijft stromen in het Europa dat hij liever als een machtje apart ziet en dan onder zijn leiding. Dat de band met Washington voor Er- hard toch altijd nog zwaarder weegt dan die met Parijs, ondanks 't fraaie maar wat lege Frans-Duitse verdrag, is logisch: im mers de vrijheid van west-Berlijn staat of valt met de garanties van de president der V.S., niet die van zijn Franse collega. En Berlijn is meer dan ooit een teer punt ge worden, niet alleen voor Bonn, Strijdpunt voor 1964. Chroesjtsjow heeft in een intervieuw dit probleem het voornaamste genoemd dat in 1964 opgelost moet worden en zijn zienswijze is bekend: er zijn drie Duits- landen, het communistische van Pankow, het kapitalistische van Bonn en tenslotte West-Berlijn, dat maar een vrije stad moet worden, d.w.z. een stad die slechts leeft bij de gratie van het omringende oost - Duitsland. Tot dat doel heeft Pankow met de kerstpasjes al een offensief ingezet. Het verdrag daarover was uitermate vaag en speciaal werd daarin eigenlijk ontweken wie met wie een akkoord sloot. De DDR werd er wel in vermeld, maar onder het voorbehoud dat die vermelding verder geen erkenning of goedkeuring inhield. De Oostduitsers hebben zich nu bereid verklaard de bres in de muur ook na 5 januari open te houden. Maar ditmaal wen sen zij te onderhandelen met een duidelijk gemachtigde afgezant van het West-Bcr- lijnse stadsbestuur. Maar West-Berlijn be schouwt zich als een onderdeel van de bondsrepubliek en wil daarom niet buiten Bonn om onderhandelen. Pankow rekent er op dat het verlangen der West Berlijners hun verwanten in de oostelijke stadshelft te kunnen blijven bezoeken, de senaat van de stad zo onder druk zal zetten dat ze die relatie met Bonn maar vergeet. Weigeren is niet mogelijk Die rekening gaat in zoverre al op dat de senaat met de Oostduitse autoriteiten praat; ze kan ook moeilijk anders: moet ze de vele honderdduizenden van haar bur gers met relaties aan de andere kant van de muur zeggen dat ze over toekomstige kansen op familiebezoek zelfs niet wil pra ten om der wille van een formaliteit? Dat is moeilijk verkoopbaar, temeer omdat er nu toch al eenmaal een dergelijk akkoord je gesloten voor de kerst. Bonn en de westelijke bezettingsmachten in west-Berlijn zien deze ontwkikkeling be paald niet met genoegen. Pankow zou via een achterdeur een soort erkenning binnen halen die de weg plaveit voor een oplos sing van de Duitse kwesties zoals Chroej- sjev zich die voorstelt. Een oplossing die voor het westen in het algemeen, maar voor de bondsrepubliek in het bijzonder onaanvaardbaar is, omdat men daardoor zijn zegen zou geven aan de deling van Duitsland, die niet ontstaan is doordat de Oostduitsers die zo wensten, maar doordat hun dictatoriaal regime, waarop de bevolking geen enkele invloed had, het zo besloot, alla garanties van zelf beschikking ten spijt. De gouden tijden voor het Nederlandse bedrijfsleven zullen in de naaste toekomst op zijn minst plaats maken voor een tijd van pas-op-de-plaats-rust. Dat is ook nodig om op de al te krappe arbeidsmarkt althans enige soelaas te bren gen. Voor een belangrijk deel zal de ver mindering van activiteit moeten komen van geringere investeringen, die gestimuleerd worden door vraag naar verbruiksgoederen uit binnen- en buitenland. De vraag uit het buitenland zal als gevolg van onze loon explosie wel verminderen. Onze export naar de dollarlanden stond al onder druk omdat de stijging van onze arbeidskosten in de afgelopen jaren groter was dan die in de V.S. Van 1955-1962 na men onze arbeidskosten met liefst 31 terwijl de V.S. met 10°/o konden volstaan. Hier ligt dus een eerste oorzaak van de langzaam genezende betalingsbalans van Uncle Sam, die voor deze ontwikkeling ook steun vindt in andere Europese landen, zo als in west-Duitsland dat ons nog overtrof in de stijging van arbeidskosten. Voor het lopende jaar zullen wij deze gang van zaken zien gecontinueerd, zodat binnen niet al te lange tijd voor Europa een deel van zijn exportmarkt zal verliezen. In hoeverre wij daarvan de dupe worden, hangt voor een belangrijk deel af van de ontwikkeling bij onze oosterburen. Zullen die onze export even gretig blijven opne men, wanneer zij zelf elders op de wereld markt een veer moeten laten? Nieuwe verschuivingen. REEDS NU is in tal van bedrijven merk baar dat de stijging van de omzet, voor zover bereikbaar, niet parallel loopt met eenzelfde winststijging. Zodra de winstvor ming vermindert zullen er minder likwide middelen beschikbaar komen om die te ge bruiken voor expansie en diepte-investe ringen, in verband met de sterk gestegen arbeidskosten, toch moeten worden uitge voerd, dan is het bzedrijfsleven gedwongen daarvoor een beroep op de kapitaalmarkt te doen. Op die kapitaalmarkt opereren echter ook de overheid en de lagere pu - bliekrechterlijke lichamen als geldvragers. Was het in de afgelopen jaren zo dat de minister van finacien ëen groot deel van zijn lopende uitgaven en ook kapitaalin vesteringen uit de binnenstromende be^. lastingopbrengsten bestreed, dat zal in de naaste toekoms niet meer zo gladjes gaan. De belastingopbrengsten stijgen wel, maar de uitgaven zullen o.i. naar verhouding meer stijgen dan is de enige uitkomst een beroep op de kapitaalmarkt. Tekorten in zicht. Voor dc overheid komt daar nog iets bij. Als gevolg van de in gang gezette loonsverhogingen zal volgens deskundigen onze betalingsbaans tekorten gaan verto nen. Die tekorten zulen nog worden geac centueerd door de omgekeerde dollar - stroom. Wij hebben immers jaren gekend waarin de V.S. grote hoeveelheden dollars omzetten in aandelen van Europese bedrij- uitzetting en werkten gunstig uit op de be ven. Deze dollars vergrootten hier de geld- talingsbalans. Dat proces is nu geëindigd door de maatregel van Washington dat er op de aankoop van buiterilansde aandelen 13% belasting moet worden betaald. Het gevolg is dat er veel Europese aandelen terugvloeien en daar moeten wij uiteinde lijk voor bloeden. Niemand minder dan oud-minister £ijl - stra heeft ons verteld dat bij een tekort op de betalingsbalans de rekening sluitend kan worden gemaakt door een inkrimping van de bestedingen. Liever lenen. IN ONZE TIJD met toenemende sociale spanning en ontevredenheid zou een der gelijke maatregel echter niet te verkopen zijn. Prof. Zijlstra heeft hem afgeraden en zijn opvolger prof. Witteveen aangeraden in plaats daarvan maar geld te lenen op de kapitaalmarkt, zelfs wanneer daarvoor een hogere rente zou moeten worden betaald. Deze uitspraak wijst er al op dat finan ciële deskundigen een zodanig toenemende vraag op de kapitaalsmarkt verwachten dat de gevraagde rente zal stijgen. De stijgende vraag naar kapitaal wordt trouwens ook van particuliere zijde gestimuleerd, want er zijn nu eenmaal inflatie-verwachtingen gewekt. Bij inflatie-verwachting gaat men zijn schulden vergroten om van de dalende gcldswarde te kunnen profiteren. Ander zijds worden door deze gedachte de bespa ringen verminderd, zodat het mes van de kaptiaalverkrapping van twee kanten snijdt. Dit beeld is ook waarneembaar bij de particuliere banken waar in de eerste 10 maanden van het jaar veel meer is op genomen dan het vorig jaar. Steeds hogere kosten HET IS lang niet zeker dat een verho ging van de rentestand matigend zal gaan werken op de vraag naar krediet. Tal van andere factoren spelen hier een rol, waar bij de inflatie-verwachtingen weer aan de top staan. Wel is het duidelijk dat moge lijk van een stijgende rentestand voor par ticulieren een slem uitgaat om de bespa ringen te vergroten en dat kan dan weer louterend werken op de bestedingen. De minister van financiën heeft intussen al laten doorschemeren dat cle toeneming van koopkracht veel geringer zal zijn dan velen verwachten. Mocht die toeneming te genvallen, dan kunnen de vakbonden nieu- Er was eens een tijd waarin het woord „boerenstand" een aanduiding was, waarin enige trots verborgen lag. Goed, er waren in vele streken ook nog keuterboertjes en landarbeiders met een lapje grond, maar in iedere streek van ons land lag ergens een grens. In de bouwstreken was dat het aan tal ha grond, in de weidestreken het aantal koeien en bij de gemengde bedrijven telde men op een of andere wijze alles bij elkaar op. Alleen wat daar bovenuit kwam, was „boer". Een jonge boer trouwde in negen van de tien gevallen met een boerendoch ter. Dat sprak vanzelf: van de jonge boerin werd vaak verwacht dat zij meehielp bij de oogst, dat zij pluimvee en kippen verzorg de, dat zij de tuin bijhield en zelfs bij de rijkste bouwboeren verwachtte men toch dat zij met enig verstand mee kon pralen over boerenzaken. Op de veebedrijven moest zij nog kunnen melken óók. Bij de tuinders lag het iets anders. Hoe is dat nu? Een Belgisch instituut heeft daar onlangs een onderzoek naar in gesteld. Dat gaf eigenaardige resultaten te zien. De glans is er af. VOOROP moet worden gesteld dat het Belgische onderzoek niet volgens de ge ijkte werkwijze werd uitgevoerd. Het aan tal ondrvraagden was nogal klein, er wa ren geen waarborgen dat de ondervraagden een goed beeld vn het gemiddelde gaven en ook de wijze van vragen stellen is nog wel voor verbetering vatbaar. (Om achter de waarheid te komen moet men nl. wel een bijzondere wijze van vragen toepas sen). Ondanks al dit voorbehoud moet toch gezegd worden dat zeer veel boerendoch ters er feestelijk voor bedankten om met een boer te trouwen. De reden is niet de geldkwestie. Wij, als nuchter rekende noordelingen zouden wel licht bedankt hebben dat een moderne boer schatrijk aan vermogen kan zijn, maar arm aan inkomsten. Zijn grond, gebouwen en vee kunnen enige tonnen waard zijn, maar hij moet veel investeren om doelmatig te kunnen werken. Daarom kan men wel ver mogend zijn zonder veel arbeidsinkomen te hebben. Het vermogen komt dan eerst te als men boer-af is. De jonge meisjes ble- voorschijn bij de bedrijfsbeëindiging, dus ken niet te denken aam de oude dag. Hun gedachten gingen uit napr heel andere on derwerpen. Een hele reeks grieven. Uiteraard stuitte het' vele" meisjes tegen- de borst dat zij veelal zouden moet „in- trouwen" bij de schoonouders. Zelfs wan neer een eigen huisje op hef erf gebouwd zou kunnen worden werd dat nóg als een bezwaar gevoeld. Zij wens,te vóór alles on afhankelijkheid van de ouderen. Maar zelfs wanneer die gewaarborgd werd, bleken zij nog niet tevreden. In welk huis zou ze terecht komen? Zou den daar voldoende sanaitair, 'n goede keu ken en moderne kamers zijn? Is er aanslui ting op de waterleiding, elektrisch licht, enz? Kortom: het meisje stelde heel wat eisen, die men tot het „woon- en leefcom- fort" zou kunnen rekenen. Dat dit op veel bedrijven ontbrak was een grote grief. Dat het niet aangebracht kon worden door geldgebrek eveneens. Maar het allerergste vond men, dat de ouderen het voordeel van deze dingen niet inzagen. Waar dat het geval was zagen ve len er liever maar van af op een boerderij te gaan wonen. En de voordelen dan Uit het bovenstaande kan men gemak kelijk afleiden dat de boerendochters ter dege op de hoogte waren van de gemak ken waarvan tegenwoordig reeds eenvou dige arbeidershuisjes zijn voorzien. Onder wijs- en voorlichting hadden hun wel ge leerd wat er op dit gebied te koop was en anders wisten zij het tóch wel, uit de krant, uit het boek of via gesprekken en clubs, alsmede door bezoek aan kennissen in de stad. Zeer bijzonder is, dat, ondanks dil alles het leven op het platteland algemeen aan trekkelijk werd gevonden. Buiten wonen, verre horizonten zien i.p.v. muren en ra men, in de natuur wonen en werken, het werd allemaal zeer gewaardeerdmits het stedelijke wooncomfort plus de daarbij behorende leefgewoonten en opvattingen van echtgenoot en schoonouders daarbij aansloten. Tot zover zou men zeggen, dat de reac ties volkomen vanzelfsprekend waren. Natuurlijk er waren uitzonderingen. Meisjes die graag koeien molken (met de hand zelfs) of die er plezier in hadden met we eisen gaan stellen. In dat geval keert men de wapens tegen zichzelf zeggen prof. Zijlstra en velen met hem. Zouden wij nog toch als resultaat van al het zwoegen alleen maar hogere kosten krijgen te verwerken? Met name ten aan zien van de rente verwachten wij daar weinig goeds van omdat velen grote lenin gen hebben aangegaan onder motto: het geld is toch goedkoop. In dat geval zou het degenen, die net een sluitend budget hadden, best eens een buitenlandse vakan tie kunnen kosten. de tractor te werken. Het verzorgen van pluimvee werd zelfs aantrekkelijk gevon den, ook wanneer er kinderen zouden zijn. Maar er is nog iets anders. Treffend is de klacht van vele meisjes, dat de jonge boeren zich veelal tegenover hen ongemanierd gedragen. Het gaat daarbij niet om het na-apen van alle mogelijke stedelijke fratsen en snobis tische gewoonten. Het handelt eenvoudig om net en beschaafd gedrag. Men beseft, dat een huwelijk, waarij men zich dag in, dag uit zou stoten aan de ongemanierdheid van manlief, een kwelling zou worden. Men wist heel goed te onderscheiden tussen vak bekwaamheid en diploma's enerzijds en goede omgangsvormen anderzijds, want die twee groepen vallen niet altijd samen. Men klaagde erover, dal een jonge boer tegenwoordig wel het hoofd volgestampt wordt met alle mogelijke vakkennis, maar dat „goede omgangsvormen en beleefdheid" blijkbaar overal op het leerplan ontbreken. Wij menen, dat onze jonge boeren dit voor gezegd kunnen houden, in die zin dan dat zij dit niet moeten vergeten. Heel wat levensgeluk gaat stuk omdat men in de omgang met elkaar niet die beschaving in acht neemt, die past. Bij een voortgaande ontwikkeling van onze landbouw moet men oppassen voor een boerengezin, waarin de boer boers en de boerin een stadse dame is. Want een boerderij is en blijft een ge zinsaangelegenheid en een gezin behoort een eenheid te zijn. Het komt ons voor, dat aan deze zijde van het boer-zijn nog wel wat meer aandacht besteed kon wor den, al doen sommige .organisaties op dit gebied reeds verdienstelijk werk. En de economische kant. Onverbeterlijke materialisten als wij zijn, puren wij uit het aangehaalde onderzoek toch óók nog deze gedachte, dat de vrouw in het algemeen nog niet kan worden uit geschakeld voor de technische bedrijfsuit oefening. Als de hulpmiddelen aanwezig zijn, als het woongedeelte modem is in gericht, dan blijken vele jonge of aan staande boerinnen er plezier in hebben óók wat bij te dragen tot het bedrijfsresultaat. De verzorging van hel pluimvee, het hou den van een groente- en bloementuin, de teelt van klein fruit voor eicjen gebruik en vaak het inspringen tijdens de oogst wor den niet als bezwaar gevoeld, uitzonderin gen daargelaten. Dat dit voor tal van ge mengde bedrijven van grote betekenis is, zal duidelijk zijn. Tevens is duidelijk dat bij de agarisch- sociale voorlichting de mens en de mense lijke verhoudingen, óók de aandacht die nen te hebben. Vanzelfsprekend worden samen met de loonsverhogingen ook de premies der soci ale verzekeringen enigszins herzien. Wij zouden verwachten dat dit naar rato zou plaats vinden. Het blijkt echter dat op dit punt meer dan normale wijzigingen op komst zijn. Minister Veldkamp is met na me voor de a.o.w. in een moeilijk parket gebracht omdat daar nu juist de gedachte van het bodempensioen wordt losgelaten om deze te vervangen door de gedachte van het minimum dat nodig is om in zijn onderhoud te voorzien. Voor deze en an dere voorzieningen moet er 400,- miljoen extra op tafel komen. De regering zal hebben overwogen om de premie-percentages te doen stijgen om dekking van de kosten uiC. de premie opbrengst mogelijk te maken. Deze gedach te moest grotendeels worden prijsgegeven omdat het percentage van het inkomen, dat aan sociale verzekering wordt besteed, al hoog genoeg is. De bedragen, waarover betaald moet worden, zij nu meer dan evenredig verhoogd. De premie-inkomens grens voor de algemene kinderbijslagwet, de a.o.w. en de algemene weduwen- en we zenverzekering wordt in twee etappes, na melijk per 1 januari en per 1 april 1964 van 9000,- via 9800,- naar liefst 10900,- gebracht. Dit is geen verhoging van 10% maar van liefst meer dan 20% met de daaruit volgende konsekwenties voor de welvaartspositie van bepaalde groepen. Al weer een veer. MET NAME de zelfstandigen wordt op nieuw een veer uitgetrokken. Zij betalen een premielast van 6,8% voor de AOW, plus 1,3% voor de AWW en nog 2% voor de alg. kinderbijslagwet, samen 10,1%. Ir. 1964 wordt dus de premie-dnkomens- grens met 1900,- verhoogd. (Van 900,- tot 10900,-). De stijging van de premie last zal voor betrokkenen dus ruim 190,- bedragen, ongeveer 25% meer verhoging dan die voor loontrekkenden. Dit is vanzelfsprekend gedaan omdat de heer Veldkamp bezig is het middenstands- beleid te integreren in het algemene be leid, maar dat hebben de meeste midden standers tot heden nog niet begrepen. De sociale integrati van de zelfstandigen wordt echter nog verder uitgebreid. Onze be - windsman heeft zijn sociale oog ook ge richt op de kleine zelfstandigen, die, zoals bekend, tot een inkomen van 4000,- tot 4236,42 per jaar zonder premiebetaling recht hebben op kinderbijslag voor de 1ste twee kinderen. Het lijkt logisch dat iemand, die nu met 4000,- per jaar geen gezin kan onder houden, dit straks met 4400,- evenmin zal kunnen. Het zou dus uit sociale over wegingen vanzelfsprekend zijn wanneer voortaan kleine zelfstandigen met een in komen tot 4400,- a 4500,- premievrij voor kinderbijslag voor de eerste twee kin deren in aanmerking zouden komen. Volgens minister Veldkamp is it eer. Wel waken, maar waar volkomen misvatting. De minister moet wa ken voor discriminatie met de loontrek kenden, want die krijgen kinderbijslag op basis van premie. Bovendien betalen loon trekkenden via de algemene middelen mee in de kinaerbijslagkosten van kie ne zelfstandigen Het mocht wat. Hoeveel anderen beta len er niet mee in de algemene middelen waar bepaalde groepen loontrekkenden geen cent belasting betalen! Als de minis ter wil waken, dan raden wij hem eens aan te gaan waken bij de kinderen die on voldoende gevoed en gekleed worden als gevolg van zijn discriminerende politiek t.a.v. de kleine zelfstandigen. Hierboven hebben wij uiteen gezet dat het totale premiebedrag voor zelfstandi gen met ruim f 190,- per jaar kan stijgen. Voor loontrekkenden zal dat ruim 150,- per jaar kunnen zijn. Daarnaast bestaat al tijd nog de grievende bepaling voor zelf standigen dat van de inkomensgroep van af 4000,- voor de eerste twee kinderen helemaal geen bijslag gegeven wordt, ter wijl men rustig mag meebetalen aan de premie. Komt men tot een inkomen van 14000,- dan krijgt men voor het derde kind ook geen bijslag, bij een inkomen van 14258,33 vervalt deze voor het vierde kind, enz. Waarom juist de kleine man Zodra de minister het woord discrimi natie op de lippen neemt, moet er worden gezegd dat er nog altijd een onrechtvaar dige discriminatie bestaat in de toekenning van kinderbijslag ten opzichte van alle zelfstandigen. Wij zijn het er mee eens dat inkomens trekkers van 14000,- en hoger in de toe komst voor het derde kind en volgende ook kinderbijslag zullen krijgen wanneer straks daarvoor het wetsontwerp tot wet wordt verheven, maar het is onaanvaard - baar dat de groep kleinste zelfstandigen met name wordt uitverkoren om van de jongste inflatiegolf de dupe te worden. Door de nieuwe maatregelen in het so ciale vlak wordt de positie van de zeflstan- digen opnieuw op twee punten verzwakt. In de eerste plaats door weigering van mi nister Veldkamp om de minimuminkomens- ciale vlak wordt de positie van de zelfstan digen op te trekken. Hiermee wordt een poging aangewend om opnieuw een aantal zelfstandigen tot loontrekkenden te maken tot grotere glorie van de industrialisatie en de arbeidsvoorziening van het grootbe drijf. Er is juist geld nodig Het tweede punt van verzwakking ligt in een te fors optrekken van de maximum premieinkomensgrens van 9000,- naar 10900,-. De hieruit voortvloeiende toene mende betaalplicht onttrekt voor de zelf standigen opnieuw middelen aan hun mo gelijke besparingen, die dringend nodig zijn voor reserveringen om hun economische positie te versterken. Juist op het punt van de financiering van hun bedrijven zijn de zelfstandigen meer kwetsbaar naarmate zij kleiner zijn. Ook de regering weet dat de nieuwe Joon- en inflatiegolf een nieuwe vloed van mid delen vraagt om het bedrijfsleven te fi nancieren. Heet kleine bedrijf heeft daarbij geen toegang tot de kapitaalmarkt. De on voldoende middelen die men dan nog heeft worden door de minister van sociale zaken weggezogen tot meerdere glorie van zijn verplichte verzekeringsstelsel. Het aantal randbedrijven zal wel weer spoedig groei en.

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1964 | | pagina 3