Wezen en waardering voor de boerenarbeid I? Profiteer straks I van de groente van nu Kleur en fleur m Irene' jm VEILIG VERKEER Jroe groenten van dit seizoen uit wervloed voor „magerder" tijden ewaren, maakt ze in. eis, die men aan het inmaken ,c, is, dat de ontwikkeling van be- rfkiemen, zoals schimmels en bak- teriën, onmogelijk wordt gemaakt èn dat het ingemaakte product goed van smaak en wat groenten betreft goed in de kook is. Men kan verschillende methoden kiezen. Pasteuriseren en steriliseren, ge woonlijk „wecken" genoemd, zouten en de laatste jaren ook diepvriezen zijn de meest bekende. Voldoen deze methoden aan de eisen, die wij hiervoor vermeldden? „STERILISEREN" Het „steriliseren" van groenten sluit bederfmogelijkheden niet uit, vooral niet wanneer ze van warm en vochtig of broeierig weer te lijden hebben ge had. Het kan zijn, dat de weckmethode, die in de huishouding wordt toegepast, n.l. het verhitten van de gevulde gla zen in een waterbad gedurende 1% a 2 uur, dan niet voldoende is om bederf te voorkomen. Feitelijk kan men er pas van op aan, dat de inmaak goed blijft, wanneer 5 a 6 uur zo wordt verhit of wanneer onder druk wordt ingemaakt. Blijft de „gewoon behandelde" inmaak goed, dan is dat zeker niet vanzelfspre kend, maar eerder een kwestie van geluk. Omdat risico van bederf niet gering is en bedorven inmaak een verliespost betekent, zouden wij het wecken van groenten niet willen aanraden aan hen, die tegen detailhandelsprijs groenten voor de „weck" moeten kopen. Heeft men een overschot aan groen ten in de tuin of kan men goedkoop aan goede kwaliteit groenten komen, dan ligt de zaak anders en kan het wecken voordeel bieden. Een waarschuwing: Het inmaken met behulp van inmaakpompjes, dus zonder „wecken" is voor groenten zeker af te raden: hardnekkige bakteriën worden bij deze methode niet gedood. DIEPVRIEZEN Een betere methode van inmaken is hét diepvriezen. Hierbij wordt de ont wikkeling van bederfkiemen zo sterk geremd, dat bederf tijdens de opslag in de vriesruimte uitgesloten is. Dit is een groot voordeel, te voegen bij het feit, dat deze methode minder bewerkelijk is en de groenten in het algemeen beter van smaak en voedingswaarde zijn. ZOUTEN Het zouten geeft betrekkelijk weinig kans op bederf, maar een belangrijk nadeel is, dat de voedingswaarde van de groenten sterk achteruit gaat, het kookproces lang en bewerkelijk is en de groenten soms niet gaar te krijgen zijn. Het zouten van een groot deel van de bonen- of andijvieoogst is daarom niet gewenst. Het licht zouten van kool tot zuur kool daarentegen is minder bezwaar lijk: zuurkool heeft altijd nog waarde als vitaminebron en is gemakkelijk te bereiden. Nog een paar goede wenken voor hen, die zelf inmaken. Op welke manier men ook inmaakt, eerste vereisten zijn, dat alle inmaak- gereedschap zeer goed schoongemaakt is en dat de groenten zo vlug mogelijk na de oogst worden verwerkt. Het is zaak de groenten te wassen en wanneer zij voorgekookt moeten wor den, dit in ruim water te doen. Over inmaken zelf kunnen zij, die zich niet veilig voelen op dit terrein, goede handleidingen krijgen. Als bewaarplaats kan alleen 'n koele donkere ruimte dienst doen. Vooral in de tijd kort na het inmaken is 't zaak regelmatig te controleren of de inmaak goed is. Zijn de deksels van weckglazen los, gooi dan de inhoud weg of gebruik hem als hij nog goed ruikt zo gauw mogelijk, na tenminste een kwar tier koken. Zijn de glazen dicht, dan wil dit niet zeggen, dat de inhoud goed is: treedt een troebeling op, dan doet men er verstandig aan de glazen maar open te maken en aan de groenten te ruiken. Het proeven van weckgroente zonder dat deze doorgekookt is, is niet ver antwoord. Het doorkoken dient om eventuele schadelijke stoffen, die niet abnormaal ruiken te vernietigen. Kostelijke avond met gezelschap Tetman de Vries. De bonte avond, die in het kader van het VVV-vakantieprogramma 1957 j.l. woensdagavond door de Bestuurders- bond van het NVV en de afdeling van de Algemene Nederlandse Agrarische Bond (ANAB) in gebouw „Irene" werd belegd, trok meer dan 300 bezoekers en latenwe het direct maar even zeg gen: geen van deze bezoekers ging on tevreden naar huis. Integendeel: het ge zelschap Tetman de Vries, dat een pro gramma bracht onder het motto „Kleur en Fleur", had het publiek van begin tot einde „te pakken". Kostelijke hu mor en ernst wisselden elkaar af en vele malen werd het gezelschap een daverend applaus gebracht. Het geluk te dit Friese gezelschap om jong en oud (8-80 jaar) twee en een half uur te doen genieten van vrolijke éénacter- tjes, zang en conference. De muzikale omlijsting van het programma was bij pianist Cor Huisman, in goede handen. De avond werd door de vice-voorzit- ter van de Bestuurdersbond, de heer H. Kolkman, met 'n kort woord geopend. Hij sprak z'n vreugde uit over de flinke belangstelling en richtte zich in zijn woord van welkom in het bizonder tot de vele vakantiegangers en tot de da mes en heren van het gezelschap Tet man de Vries. Van de nummers, die het gezelschap bracht, noemen we: „Directe belas ting"; „Douwe, Karei en Theodoor als handelsreizigers"; „Parasieten"; „Oran jebitter"; „Jopie uit het koek- en zoo- pie" en „Het sprookje van de film". Bizondere vermelding verdient ook het optreden van mevr. Visser-Oostra, die met begeleiding van Cor Huisman zong: „Panis Angelicus" van César Franck en „Ave Maria" van Gounod. De heer J. Wiggers, bestuurslid van de VVV „Holtens Belang", sprak aan 't slot van de geslaagde avond een woord van dank tot de organiserende vereni gingen en tot het gezelschap. Behalve' een mooie ereboog voor het huis met de hartelijke wens van de buren „welkom thuis" vond het bruids paar G. Jansen en F. Klein Teeselink donderdag na de huwelijksvoltrekking zoals het bovenstaande plaatje laat zien op het dak van hun nieuwe wo ning aan de Beuseb erger weg, ook de beste wensen van de „noabers" voor hun toekomst. De kinderwagen, die men ziet, is be plakt met een groot vraagteken. M.a.w. „zal. er wat in komen?" Gerrit zal de wagen in elk geval moeten duwen, dat valt uit de symbolische voorstelling wel af te leiden Of hij ook de luiers zal moeten wassen, is er echter niet uit op te maken. Zijn ex-schutterskoningschap is ook verzinnebeeld (pop met geweer), maar dat is op de foto niet goed te zien In elk geval wensen wij het jonge paar met de buren een lang en geluk kig huwelijk toe. KRENTENBROOD-WINNAARS Onderstaande personen hebben de juiste lengte geraden van de leden van 't bestuur van de centrale bakkerij „De Halm" en er zal hen zaterdag 17 augus tus een krentenbrood worden thuis be zorgd. De juiste totale lengte was 13,76 meter. Smakelijk eten voor: Joh. Kruimelaar, Tuinstraat 2; B. A af tink-Volkerink, Borkeld 27a; M. Tromop, Boschkampstraat; M. Tuller-Aanstoot, Deventerweg; Wed. D J. Bieleman, Burg. v. d. Borchstraat; J. Oolbekkink, Look 76; H. M Meilink (de Bisschop), Haarle; H. J Bosschers, Beuseberg 42; G. Wilmerink, Dijkerhoek 22; Zuster A. Oostindie, Oranjestraat; H. G Nijland-Bekkernens, Hol terbroek 74; S. Schippers-Bouma, Holterbroek 15; J. H Kers-Oplaat; F. ten Velde, Oranjestraat 2; D. Kater, Kerkstraat 14; B. J. Bosschers; D. J. Pekkeriet, Neerdorp 4; H. Schippers, Larenseweg 24. GEVONDEN EN VERLOREN VOORWERPEN. Inlichtingen op het Groepsbureau der Rijkspolitie, Dorpsstraat 22, Holten, tel. 352. Gevonden: 1 regenkapje in etui; 1 pluimbal; 1 herenrijwiel; 1 kinderarm bandje; 1 kinderjasje; 1 reparatie-etui met inh.; 1 zonnebril; 1 baeosleutel; 1 damesvest. Verloren: 1 portemonnaie1 plastic regenjas1 portemonnaie1 aktetas met inh.; 1 meisjestasje; 1 krik; 1 porte monnaie; 1 damesarmband. P.V. „DE BERGVLIEGERS". Uitslag wedvlucht Bordeaux op 27 juli: 1 en 8 J. Schuppert; 2, 4 en 6 G. Steunenberg; 3 en 5 H. J. Aaftink; 7 en 9 W. Aaftink; 10 G. Veldhuis. Een liter wijn, beschikbaar gesteld door de heer J. Löhr, werd gewonnen door J. Schuppert. De jonge duiven werden te Neufvilles gelost. Uitslag als volgt: 1, 4 en 6 G. Veldhuis; 2, 3 en 5 G. Steunenberg; 7 J. Arfman. De door de heer v. d. Goot (hotel Vos man) beschikbaar gestelde prijs werd gewonnen door G. Steunenberg. Uitslag Mons (jonge duiven) op 3 aug. 1, 2 en 4 G. Veldhuis; 3 G. Steunenberg. Een prijs van de fa. G. J. Schuppert werd gewonnen door G. Veldhuis. Uitslag Quierrain (jónge duiven) op 10 aug.: 1 en 2 G. Veldhuis; 3 G. Steu nenberg; 4 L. Gazan. De door de fa. B. Slotman beschikbaar gestelde prijs werd gewonnen door G. Veldhuis. De kampioenschappen zijn als volgt behaald Afd. Fond (oude duiven)1 G. Steu nenberg, 1430.4 punten; 2 H. J. Aaftink, 1278.8 pt.3 W. Aaftink, 1118.9 pt. Afd. Vitesse (jonge duiven)1 G. Veldhuis, 455.7 punten; 2 G. Steunen berg, 291 pt.; 3 L. Gazan, 202 pt. Op de maandag j.l. te Rijssen gehou den veemarkt waren aangevoerd: 1326 stuks vee, runderen 177, varkens 1149. Prijzen: 68 vette koeien, eerste kwa liteit van f2,80 tot f3,10; tweede kwa liteit van f2,40 tot f 2,80; derde kwa liteit van f2,10 tot f2,40 per kg slacht- ge wicht; 62 melk- en kalf koeien van f635,- tot f955,- per stuk; 18 pinken v. f430,- tot f625,- per stuk; 13 graskal veren van f225,- tot f350,- per stuk; 16 nuchtere kalveren van f 50,- tot f 75 per stuk; 26 drachtige zeugen van f250 tot f350,- per stuk; 34 loopvarkens v. f60,- tot f95,- per stuk; 1089 biggen van f 4,- tot f 5,- per week. Overzicht handel: Vette koeien en stieren: de handel hierin had een redelijk vlug verloop m. gelijkblijvende prijzen. Gebruiksvee: het aanbod hiervan was iets minder, de handel had een vlugger verloop met iets lagere prijzen. Nuchtere kalveren: de handel was vlug, de prijzen gelijk. Varkens en biggen: hiervan was het aanbod groter dan de handel; over het geheel een vlugger verloop met onver anderde prijzen. Pinken en kalveren: het aanbod hier van was niet groot; de handel had over het geheel een vlugger verloop met on veranderde prijzen. VEILIG VERKEER. Voetgangers, rechts op het trottoir, Daar is voor U het minst gevaar. Onze landgenoot, de heer H. D. Louwes, heeft in zijn kwaliteit van voorzitter van de Nationale Coöperatie ve Aan- eh Verkoópvereniging voor de Landbouw, Centraal Bureau te Rotter dam, op 15 augustus j.l. op de algemene vergadering van het Europees Verbond van de Landbouw (C.E.A.) te Helsinki (Finland) onder bovenstaande titel een belangrijke rede gehouden, die zo'n uit stekende kijk geeft op de verhoudingen op het platteland, dat wij haar gaarne voor onze lezers afdrukken. De heer Louwes sprak als volgt: Wie zich ertoe zet na te denken over de vraag, wat het wezen van de boeren arbeid is, moet met. een drietal omstan digheden terdege rekening houden; ik zou deze als volgt willen omschrijven: I. In de eerste plaats moet hij zich ho.eden voor het gevaar te vervallen in romantische bespiegelingen. II. Dan moet hij zich bewust zijn te leven in een tijd van „Umwertung aller Werte", ook in het leven van het boe rengezin en op het boerenbedrijf. III. Tenslotte moet hij bereid zijn zonder vrees en met grote werkelijk heidszin de toekomstmogelijkheden te onderzoeken. I. Gaarne erken ik, dat er in het boerenleven en ook in de boerenarbeid een bijzondere bekoring te vinden is, die samenhangt met de nauwe aanra king met de natuur, met de rust van het landleven en met de aanhechtings- punten voor liefde en fantasie, die met het wonen en werken op een boerderij nu eenmaal verbonden zijn. Bovenal is het een onschatbaar voorrecht als kind op een boerderij te mogen opgroeien en er zijn eigen kinderen te zien groot worden. Ook 't gevoel van eigen baas te zijn en het beleven van de eigen be- staansverantwoordelijkheid kunnen tot het aantrekkelijke van de boerenarbeid worden gerekend. Maar de waardering van en de bespiegelingen over al deze bijzondere kanten van boerenleven en -werken moeten ons niet de werkelijk heid voorbij doen zien, dat de boeren arbeid vaak harde, eentonige arbeid is, volbracht onder moeilijke omstandighe den van weer, natte aarde en bedomp te stallen. Om de typische uitdrukking te ge bruiken, die ik eens hoorde van een Duitse socioloog: ons denken, schrijven en spreken in deze moet „naar de mest" blijven ruiken, d.w.z. eng verbonden aan de werkelijkheden van het alle daagse boerenleven. En zoals ik reeds opmerkte, dat is een leven van harde arbeid en van een'sober bestaan, zowel in materieel opzicht als uit een oogpunt van maatschappelijke standing. Als wij de wereld nu als één geheel zien, dan leeft de overgrote meerderheid van de honderden miljoenen kleine boeren, die erop wonen, nog in uiterst sobere om standigheden, en dat ondanks hard werken, en met grote ongewisheid voor de dag van morgen. Hun omstandighe den, en die zijn ten nauwste verbonden met de geringe produktiviteit van hun arbeid, vooral door de verspreide lig ging van de veel te kleine oppervlakte grond hunner bedrijven, door uitmer gelende pachtsystemen, door gebrek aan en onmogelijkheid van mechanisa tie, door verouderde methoden van ar beid en cultuur, door erosies etc-, zijn slecht en vrij uitzichtloos. Deze mil joenen kleine boeren vormen in hun massaliteit bij verre het grootste pro bleem van onze wereld van nu, juist omdat izij zich hun armoede en uitzicht loosheid bewust worden en die niet zonder meer verder aanvaarden. In Europa moge de toestand beter zijn en soms veel beter, wij moeten niet blind zijn voor het feit, dat ook in onze landen de overgrote meerderheid der boeren tot de groep van de kleine boe ren behoort. Ook hun bedrijven zijn vaak te klein en liggen her en der ver spreid, vaak ver van de bedrijfsgebou wen. Deze gebouwen zijn vaak oud en er is dikwijls geen geld voor verbete ring of vernieuwing, terwijl de moge lijkheden tot mechanisatie beperkt zijn. Landbouwonderwijs, landbouw- huishoudonderwijs en landbouwvoor lichting bereiken vaak nog een te ger- ring percentage van de boeren en er is te weinig bekend, hoe zij hun bedrijven op het voordeligste kunnen leiden. Ook het woonklimaat, de omstandigheden ten opzichte van Verkeer, openbare diensten etc. laat vaak nog veel te wen sen over. Mijn conclusie van dit deel van mijn voordracht moet dan ook zijn, dat het wezen van de boerenarbeid, hoezeer ze ker nog immer als zinvol en onmisbaar te beschouwen, nog altijd een zware en lange arbeid is, die de pas met de ont wikkeling van de arbeidsomstandighe den in de moderne industrie etc. niet of nauwelijks kan bijhouden. Het is alsof op deze aloude boeren arbeid nog iets blijft rusten van de straf, eens over Adam, de eerste boer, uitgesproken: Vervloekt zij de aarde om Uwentwille en in het zweet Uws aan- schijns zult gij Uw brood eten. Schijnt het niet, alsof de sociale wet geving, de hygiëne, de automatisering, etc. voor de arbeid in de industrie de zwaarte van deze vloek in toenemende mate gaat verlichten? Het is onze taak alles te doen wat binnen menselijk be reik ligt dit ook voor de landarbeid te bereiken. II. Onze tijd is een dynamische tijd, waarin heel veel verandert en ver schuift; voor alles moeten wij voorko men, dat wij de ogen ervoor sluiten of trachten de doorwerking ervan bij voor baat af te weren en te voorkomen. Het grote feit in de verhouding van onze boerenstand tot de overige bevol kingsgroepen is de opheffing van het isolement van het platteland, door het moderne verkeer van goederen en per sonen, door boek, krant en telefoon, door radio en televisie etc. Een leven van harde arbeid en soberheid werd vanzelfsprekend aanvaard toen ook an dere bevolkingsgroepen in soortgelijke omstandigheden leefden en vooral ook doordat er weinig contact bestond. Maar nu is dat contact er wel en daardoor de onophoudelijke vergelijking van de boerenarbeid en de boerenwelstand met die van andere bevolkingsgroepen in dorp en stad. Wat vroeger als vanzelf sprekend werd beschouwd, wordt nu meer en meer kritisch bekeken en ge wogen, en in toenemende mate doet dit de jeugd. Het is deze ontwikkeling, die nog maar in haar aanvangsstadium is, die onze volle aandacht verdient, wan neer wij ons gaan verdiepen in het we zen van de boerenarbeid nu, anno 1957. Wij beleven een tijd van een tweede grote industriële revolutie; de eerste was die van de invoering van de stoom kracht een eeuw geleden ongeveer, de tweede is die van de atoomkracht en de automatisering. Zij is nog maar in een begin, maar haar verdere ontwik keling kan zeer goed stormachtig ver lopen en zij dreigt de kloof tussen aard en wezen van de industriële arbeid en die in de landbouw welhaast onover brugbaar te maken. Wie wel eens de wonderen van een op automatische besturing ingerichte fabriek heeft gezien, zal deze stelling kunnen begrijpen. Ik kan dit probleem niet beter stellen dan door een gedeel te weer te geven van een artikel van Dr. Theodor Sonnemann van het Bun des Ernahrungs Ministerium te Bonn in „Der Landwarenkaufmann" van 31 juli 1956; daar lezen wij: „Wanneer de toestand, zoals men zich die als gevolg van de invloeden van deze tweede industriële revolu tie voorstelt, ook maar enigermate verwezenlijkt wordt, dan zullen spoe- dig twee door een onoverbrugbare kloof gescheiden klassen van wer kende mensen tegenover elkaar ko men te staan: aan de ene kant de be dienaar van volautomatische machi nes, die misschien 30 uren of minder per week doorbrengt, in propere werkruimten om zich daarna zorge loos en goed gekleed in een eigen auto aan de vreugden en ontspan ningen van een uit 3^2 of 4 dagen bestaand week-end over te geven, en aan de andere kant de land bouwer, die twaalf of meer uren per dag in weer en wind, reeds vóór het ochtendgloren, ploegt, zaait en oogst en ook 's zondags koeien melkt en varkens voedert; wiens arbeidsinko men uiteindelijk afhankelijk is van de wisselvalligheden van het klimaat en die tenslotte toch moet inzien, dat hij en zijn kinderen met al deze af- beulerij nooit, in de verste verte niet, die plaats in het leven zullen kunnen bereiken, die de bevoorrechte van deze nieuwe revolutie in zekere zin automatisch ten deel valt." Wij moeten niet gering denken over de uitwerking van de bovengeschetste ontwikkeling en over de geneigdheid van de boeren jeugd om het oud-vader lijk beroep trouw te blijven en over de arbeidsvreugde van hen, die erin blij ven werken. Steeds weer zal de verge lijking zich gaan opdringen: hoe leef ik, hoe werk ik, wat is mijn welstand en hoe zijn deze omstandigheden elders. Steeds weer zullen inwoners van één zelfde dorp, buren, ja zelfs kinderen van éénzelfde boerengezin, tot deze twee zo verschillende werelden gaan behoren, met alle spanning, die daar aan verbonden is. Zal de jonge boer, zal de jonge land arbeider nog een vrouw vinden, wan neer haar leven naast hem zoveel zal moeten missen van uiterlijke welstand en comfort, die andere levensgezellen uit de industrie haar wel kunnen bie den? Ook de landarbeid is door wetenschap en tchniek bezig sterk te veranderen; vooral de mechanisatie brengt veel ver lichting van zware lichamelijke inspan ning. Maar het wezen van de landar beid blijft nog bepaald door het diene? van natuurkrachten, klimaat en bodem vruchtbaarheid, die nog maar ten dele gekend worden, grillig van aard en maar ten dele vatbaar voor menselijke beïnvloeding. Deze landarbeid moet worden uitgeoefd in een samenleving, beladen met de wijsheid en de traditie, maar ook met de vooroordelen van al de tijd van het bestaan van de mens heid, op bedrijven, belast met vaak de ondoelmatigheden van een eeuwenlange ontwikkeling, in ononderbroken gebon denheid aan de levensgang van het vee en de planten en aan de wisseling der seizoenen voor een maar al te vaak sobere beloning in een maar al te vaak matig of zelfs slecht woonklimaat. Veel andere arbeid in de industrie, het verkeer, de administratie, wordt verricht in een sfeer, die haar geschie denis nog maar met enkele tientallen iaren telt. haar inrichting van jaar tot jaar vernieuwt en het wonen toelaat in moderne wooncentra met een zich steeds verhogende levensstandaard. Ik meen niet te veel te zeggen, als ik beweer, dat in deze groeiende tegen stelling tussen het wezen van de indu striële arbeid en die in de landbouw één der allergrootste vraagstukken van d.e huidige mensheid ligt. Dit is mijns inziens zonder meer waar voor de zg, achtergebleven gebieden met haar meer dan een miljard inwoners; het gaat in toenemende mate ook gelden voor onze West-Europese wereld. Haar toekom stige harmonische ontwikkeling zal er van afhangen of wij een botsing kun nen vermijden tussen de stormachtige ontwikkeling van dé moderne industrie en haar klimaat van sociale wetgeving, etc. en de agrarische wereld met haar binding aan een eeuwenlange ontwik keling en traditie met veel geleidelij ker mogelijkheden voor modernisering. Hier moet niet in de eerste plaats het woord zijn aan de deskundigen, de ge leerden op het terrein der economie en der sociologie, hoe onmisbaar hun we- tensschap ook is, maar aan de staats lieden van formaat met visie, fantasie, durf en deemoed. Totdat zij hun woord spreken op hun niveau, moeten wij op het onze doen wat wij kunnen. (Slot in 't volgend nummer, Van de fiëts is het achterlicht het meest kwetsbare, maar ook het meest verwaasloosde onderdeel. Dat rode licht is voor anderen een onveilig sein, waarmede ik rekening houden moet". Voor U is het echter een VEILIG licht, want het kan U behoeden voor een aanrijding door achterop komend ver keer. He le cc )nde leers d' ;rote ling Irijfs verk 'erer lat z ten i lukti rord im. t irote irerr druk er ir Zij puitf spele zien iveds er i oe, leel 'ersi iat i lit z lelijl [roe: ipnii leus [ewc nacl ran ip h :e n lem >en en. n Oc tel i [e ir le 1 Duit iisch meei l>ou\ land wan' aom ene wijl weej ven den. sten rode M; van daar kiez zou den Krc] Het Ujke jef om mak tisch miei wee: doer venc wild ;poc op 1 gaar de als i Oost ging de Ade: op klas het lijkh derc hij de v wap Zc hooi ten, ifbr n V Hij Duit ker de 1 wek vers prat Berl tent oprc sers W die Duit jef zoel com die Ze geer zittc spin nen Al in i schi; echt een Wor diet Duï

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1957 | | pagina 2