Wezen en waardering voor
de boerenarbeid
I? Profiteer straks
I van de groente van nu
Kleur en fleur
m
Irene'
jm
VEILIG VERKEER
Jroe groenten van dit seizoen uit
wervloed voor „magerder" tijden
ewaren, maakt ze in.
eis, die men aan het inmaken
,c, is, dat de ontwikkeling van be-
rfkiemen, zoals schimmels en bak-
teriën, onmogelijk wordt gemaakt èn
dat het ingemaakte product goed van
smaak en wat groenten betreft goed in
de kook is.
Men kan verschillende methoden
kiezen.
Pasteuriseren en steriliseren, ge
woonlijk „wecken" genoemd, zouten en
de laatste jaren ook diepvriezen zijn de
meest bekende.
Voldoen deze methoden aan de eisen,
die wij hiervoor vermeldden?
„STERILISEREN"
Het „steriliseren" van groenten sluit
bederfmogelijkheden niet uit, vooral
niet wanneer ze van warm en vochtig
of broeierig weer te lijden hebben ge
had. Het kan zijn, dat de weckmethode,
die in de huishouding wordt toegepast,
n.l. het verhitten van de gevulde gla
zen in een waterbad gedurende 1% a
2 uur, dan niet voldoende is om bederf
te voorkomen. Feitelijk kan men er pas
van op aan, dat de inmaak goed blijft,
wanneer 5 a 6 uur zo wordt verhit of
wanneer onder druk wordt ingemaakt.
Blijft de „gewoon behandelde" inmaak
goed, dan is dat zeker niet vanzelfspre
kend, maar eerder een kwestie van
geluk.
Omdat risico van bederf niet gering
is en bedorven inmaak een verliespost
betekent, zouden wij het wecken van
groenten niet willen aanraden aan hen,
die tegen detailhandelsprijs groenten
voor de „weck" moeten kopen.
Heeft men een overschot aan groen
ten in de tuin of kan men goedkoop
aan goede kwaliteit groenten komen,
dan ligt de zaak anders en kan het
wecken voordeel bieden.
Een waarschuwing: Het inmaken met
behulp van inmaakpompjes, dus zonder
„wecken" is voor groenten zeker af te
raden: hardnekkige bakteriën worden
bij deze methode niet gedood.
DIEPVRIEZEN
Een betere methode van inmaken is
hét diepvriezen. Hierbij wordt de ont
wikkeling van bederfkiemen zo sterk
geremd, dat bederf tijdens de opslag in
de vriesruimte uitgesloten is. Dit is een
groot voordeel, te voegen bij het feit,
dat deze methode minder bewerkelijk
is en de groenten in het algemeen beter
van smaak en voedingswaarde zijn.
ZOUTEN
Het zouten geeft betrekkelijk weinig
kans op bederf, maar een belangrijk
nadeel is, dat de voedingswaarde van
de groenten sterk achteruit gaat, het
kookproces lang en bewerkelijk is en
de groenten soms niet gaar te krijgen
zijn. Het zouten van een groot deel van
de bonen- of andijvieoogst is daarom
niet gewenst.
Het licht zouten van kool tot zuur
kool daarentegen is minder bezwaar
lijk: zuurkool heeft altijd nog waarde
als vitaminebron en is gemakkelijk te
bereiden.
Nog een paar goede wenken voor
hen, die zelf inmaken.
Op welke manier men ook inmaakt,
eerste vereisten zijn, dat alle inmaak-
gereedschap zeer goed schoongemaakt
is en dat de groenten zo vlug mogelijk
na de oogst worden verwerkt.
Het is zaak de groenten te wassen en
wanneer zij voorgekookt moeten wor
den, dit in ruim water te doen.
Over inmaken zelf kunnen zij, die
zich niet veilig voelen op dit terrein,
goede handleidingen krijgen.
Als bewaarplaats kan alleen 'n koele
donkere ruimte dienst doen. Vooral in
de tijd kort na het inmaken is 't zaak
regelmatig te controleren of de inmaak
goed is. Zijn de deksels van weckglazen
los, gooi dan de inhoud weg of gebruik
hem als hij nog goed ruikt zo
gauw mogelijk, na tenminste een kwar
tier koken.
Zijn de glazen dicht, dan wil dit niet
zeggen, dat de inhoud goed is: treedt
een troebeling op, dan doet men er
verstandig aan de glazen maar open te
maken en aan de groenten te ruiken.
Het proeven van weckgroente zonder
dat deze doorgekookt is, is niet ver
antwoord. Het doorkoken dient om
eventuele schadelijke stoffen, die niet
abnormaal ruiken te vernietigen.
Kostelijke avond met gezelschap
Tetman de Vries.
De bonte avond, die in het kader van
het VVV-vakantieprogramma 1957 j.l.
woensdagavond door de Bestuurders-
bond van het NVV en de afdeling van
de Algemene Nederlandse Agrarische
Bond (ANAB) in gebouw „Irene" werd
belegd, trok meer dan 300 bezoekers en
latenwe het direct maar even zeg
gen: geen van deze bezoekers ging on
tevreden naar huis. Integendeel: het ge
zelschap Tetman de Vries, dat een pro
gramma bracht onder het motto „Kleur
en Fleur", had het publiek van begin
tot einde „te pakken". Kostelijke hu
mor en ernst wisselden elkaar af en
vele malen werd het gezelschap een
daverend applaus gebracht. Het geluk
te dit Friese gezelschap om jong en
oud (8-80 jaar) twee en een half uur
te doen genieten van vrolijke éénacter-
tjes, zang en conference. De muzikale
omlijsting van het programma was bij
pianist Cor Huisman, in goede handen.
De avond werd door de vice-voorzit-
ter van de Bestuurdersbond, de heer H.
Kolkman, met 'n kort woord geopend.
Hij sprak z'n vreugde uit over de flinke
belangstelling en richtte zich in zijn
woord van welkom in het bizonder tot
de vele vakantiegangers en tot de da
mes en heren van het gezelschap Tet
man de Vries.
Van de nummers, die het gezelschap
bracht, noemen we: „Directe belas
ting"; „Douwe, Karei en Theodoor als
handelsreizigers"; „Parasieten"; „Oran
jebitter"; „Jopie uit het koek- en zoo-
pie" en „Het sprookje van de film".
Bizondere vermelding verdient ook
het optreden van mevr. Visser-Oostra,
die met begeleiding van Cor Huisman
zong: „Panis Angelicus" van César
Franck en „Ave Maria" van Gounod.
De heer J. Wiggers, bestuurslid van
de VVV „Holtens Belang", sprak aan 't
slot van de geslaagde avond een woord
van dank tot de organiserende vereni
gingen en tot het gezelschap.
Behalve' een mooie ereboog voor het
huis met de hartelijke wens van de
buren „welkom thuis" vond het bruids
paar G. Jansen en F. Klein Teeselink
donderdag na de huwelijksvoltrekking
zoals het bovenstaande plaatje laat
zien op het dak van hun nieuwe wo
ning aan de Beuseb erger weg, ook de
beste wensen van de „noabers" voor
hun toekomst.
De kinderwagen, die men ziet, is be
plakt met een groot vraagteken. M.a.w.
„zal. er wat in komen?" Gerrit zal de
wagen in elk geval moeten duwen, dat
valt uit de symbolische voorstelling wel
af te leiden Of hij ook de luiers zal
moeten wassen, is er echter niet uit op
te maken. Zijn ex-schutterskoningschap
is ook verzinnebeeld (pop met geweer),
maar dat is op de foto niet goed te
zien In elk geval wensen wij het jonge
paar met de buren een lang en geluk
kig huwelijk toe.
KRENTENBROOD-WINNAARS
Onderstaande personen hebben de
juiste lengte geraden van de leden van
't bestuur van de centrale bakkerij „De
Halm" en er zal hen zaterdag 17 augus
tus een krentenbrood worden thuis be
zorgd. De juiste totale lengte was 13,76
meter.
Smakelijk eten voor:
Joh. Kruimelaar, Tuinstraat 2;
B. A af tink-Volkerink, Borkeld 27a;
M. Tromop, Boschkampstraat;
M. Tuller-Aanstoot, Deventerweg;
Wed. D J. Bieleman, Burg. v. d.
Borchstraat;
J. Oolbekkink, Look 76;
H. M Meilink (de Bisschop), Haarle;
H. J Bosschers, Beuseberg 42;
G. Wilmerink, Dijkerhoek 22;
Zuster A. Oostindie, Oranjestraat;
H. G Nijland-Bekkernens,
Hol terbroek 74;
S. Schippers-Bouma, Holterbroek 15;
J. H Kers-Oplaat;
F. ten Velde, Oranjestraat 2;
D. Kater, Kerkstraat 14;
B. J. Bosschers;
D. J. Pekkeriet, Neerdorp 4;
H. Schippers, Larenseweg 24.
GEVONDEN EN VERLOREN
VOORWERPEN.
Inlichtingen op het Groepsbureau der
Rijkspolitie, Dorpsstraat 22, Holten,
tel. 352.
Gevonden: 1 regenkapje in etui; 1
pluimbal; 1 herenrijwiel; 1 kinderarm
bandje; 1 kinderjasje; 1 reparatie-etui
met inh.; 1 zonnebril; 1 baeosleutel; 1
damesvest.
Verloren: 1 portemonnaie1 plastic
regenjas1 portemonnaie1 aktetas met
inh.; 1 meisjestasje; 1 krik; 1 porte
monnaie; 1 damesarmband.
P.V. „DE BERGVLIEGERS".
Uitslag wedvlucht Bordeaux op 27
juli: 1 en 8 J. Schuppert; 2, 4 en 6 G.
Steunenberg; 3 en 5 H. J. Aaftink; 7
en 9 W. Aaftink; 10 G. Veldhuis.
Een liter wijn, beschikbaar gesteld
door de heer J. Löhr, werd gewonnen
door J. Schuppert.
De jonge duiven werden te Neufvilles
gelost. Uitslag als volgt: 1, 4 en 6 G.
Veldhuis; 2, 3 en 5 G. Steunenberg; 7
J. Arfman.
De door de heer v. d. Goot (hotel Vos
man) beschikbaar gestelde prijs werd
gewonnen door G. Steunenberg.
Uitslag Mons (jonge duiven) op 3 aug.
1, 2 en 4 G. Veldhuis; 3 G. Steunenberg.
Een prijs van de fa. G. J. Schuppert
werd gewonnen door G. Veldhuis.
Uitslag Quierrain (jónge duiven) op
10 aug.: 1 en 2 G. Veldhuis; 3 G. Steu
nenberg; 4 L. Gazan.
De door de fa. B. Slotman beschikbaar
gestelde prijs werd gewonnen door G.
Veldhuis.
De kampioenschappen zijn als volgt
behaald
Afd. Fond (oude duiven)1 G. Steu
nenberg, 1430.4 punten; 2 H. J. Aaftink,
1278.8 pt.3 W. Aaftink, 1118.9 pt.
Afd. Vitesse (jonge duiven)1 G.
Veldhuis, 455.7 punten; 2 G. Steunen
berg, 291 pt.; 3 L. Gazan, 202 pt.
Op de maandag j.l. te Rijssen gehou
den veemarkt waren aangevoerd: 1326
stuks vee, runderen 177, varkens 1149.
Prijzen: 68 vette koeien, eerste kwa
liteit van f2,80 tot f3,10; tweede kwa
liteit van f2,40 tot f 2,80; derde kwa
liteit van f2,10 tot f2,40 per kg slacht-
ge wicht; 62 melk- en kalf koeien van
f635,- tot f955,- per stuk; 18 pinken v.
f430,- tot f625,- per stuk; 13 graskal
veren van f225,- tot f350,- per stuk;
16 nuchtere kalveren van f 50,- tot f 75
per stuk; 26 drachtige zeugen van f250
tot f350,- per stuk; 34 loopvarkens v.
f60,- tot f95,- per stuk; 1089 biggen
van f 4,- tot f 5,- per week.
Overzicht handel:
Vette koeien en stieren: de handel
hierin had een redelijk vlug verloop m.
gelijkblijvende prijzen.
Gebruiksvee: het aanbod hiervan was
iets minder, de handel had een vlugger
verloop met iets lagere prijzen.
Nuchtere kalveren: de handel was
vlug, de prijzen gelijk.
Varkens en biggen: hiervan was het
aanbod groter dan de handel; over het
geheel een vlugger verloop met onver
anderde prijzen.
Pinken en kalveren: het aanbod hier
van was niet groot; de handel had over
het geheel een vlugger verloop met on
veranderde prijzen.
VEILIG VERKEER.
Voetgangers, rechts op het trottoir,
Daar is voor U het minst gevaar.
Onze landgenoot, de heer H. D.
Louwes, heeft in zijn kwaliteit van
voorzitter van de Nationale Coöperatie
ve Aan- eh Verkoópvereniging voor de
Landbouw, Centraal Bureau te Rotter
dam, op 15 augustus j.l. op de algemene
vergadering van het Europees Verbond
van de Landbouw (C.E.A.) te Helsinki
(Finland) onder bovenstaande titel een
belangrijke rede gehouden, die zo'n uit
stekende kijk geeft op de verhoudingen
op het platteland, dat wij haar gaarne
voor onze lezers afdrukken.
De heer Louwes sprak als volgt:
Wie zich ertoe zet na te denken over
de vraag, wat het wezen van de boeren
arbeid is, moet met. een drietal omstan
digheden terdege rekening houden; ik
zou deze als volgt willen omschrijven:
I. In de eerste plaats moet hij zich
ho.eden voor het gevaar te vervallen in
romantische bespiegelingen.
II. Dan moet hij zich bewust zijn te
leven in een tijd van „Umwertung aller
Werte", ook in het leven van het boe
rengezin en op het boerenbedrijf.
III. Tenslotte moet hij bereid zijn
zonder vrees en met grote werkelijk
heidszin de toekomstmogelijkheden te
onderzoeken.
I. Gaarne erken ik, dat er in het
boerenleven en ook in de boerenarbeid
een bijzondere bekoring te vinden is,
die samenhangt met de nauwe aanra
king met de natuur, met de rust van
het landleven en met de aanhechtings-
punten voor liefde en fantasie, die met
het wonen en werken op een boerderij
nu eenmaal verbonden zijn. Bovenal is
het een onschatbaar voorrecht als kind
op een boerderij te mogen opgroeien en
er zijn eigen kinderen te zien groot
worden. Ook 't gevoel van eigen baas
te zijn en het beleven van de eigen be-
staansverantwoordelijkheid kunnen tot
het aantrekkelijke van de boerenarbeid
worden gerekend. Maar de waardering
van en de bespiegelingen over al deze
bijzondere kanten van boerenleven en
-werken moeten ons niet de werkelijk
heid voorbij doen zien, dat de boeren
arbeid vaak harde, eentonige arbeid is,
volbracht onder moeilijke omstandighe
den van weer, natte aarde en bedomp
te stallen.
Om de typische uitdrukking te ge
bruiken, die ik eens hoorde van een
Duitse socioloog: ons denken, schrijven
en spreken in deze moet „naar de mest"
blijven ruiken, d.w.z. eng verbonden
aan de werkelijkheden van het alle
daagse boerenleven. En zoals ik reeds
opmerkte, dat is een leven van harde
arbeid en van een'sober bestaan, zowel
in materieel opzicht als uit een oogpunt
van maatschappelijke standing. Als wij
de wereld nu als één geheel zien, dan
leeft de overgrote meerderheid van de
honderden miljoenen kleine boeren, die
erop wonen, nog in uiterst sobere om
standigheden, en dat ondanks hard
werken, en met grote ongewisheid voor
de dag van morgen. Hun omstandighe
den, en die zijn ten nauwste verbonden
met de geringe produktiviteit van hun
arbeid, vooral door de verspreide lig
ging van de veel te kleine oppervlakte
grond hunner bedrijven, door uitmer
gelende pachtsystemen, door gebrek
aan en onmogelijkheid van mechanisa
tie, door verouderde methoden van ar
beid en cultuur, door erosies etc-, zijn
slecht en vrij uitzichtloos. Deze mil
joenen kleine boeren vormen in hun
massaliteit bij verre het grootste pro
bleem van onze wereld van nu, juist
omdat izij zich hun armoede en uitzicht
loosheid bewust worden en die niet
zonder meer verder aanvaarden.
In Europa moge de toestand beter zijn
en soms veel beter, wij moeten niet
blind zijn voor het feit, dat ook in onze
landen de overgrote meerderheid der
boeren tot de groep van de kleine boe
ren behoort. Ook hun bedrijven zijn
vaak te klein en liggen her en der ver
spreid, vaak ver van de bedrijfsgebou
wen. Deze gebouwen zijn vaak oud en
er is dikwijls geen geld voor verbete
ring of vernieuwing, terwijl de moge
lijkheden tot mechanisatie beperkt
zijn. Landbouwonderwijs, landbouw-
huishoudonderwijs en landbouwvoor
lichting bereiken vaak nog een te ger-
ring percentage van de boeren en er is
te weinig bekend, hoe zij hun bedrijven
op het voordeligste kunnen leiden. Ook
het woonklimaat, de omstandigheden
ten opzichte van Verkeer, openbare
diensten etc. laat vaak nog veel te wen
sen over.
Mijn conclusie van dit deel van mijn
voordracht moet dan ook zijn, dat het
wezen van de boerenarbeid, hoezeer ze
ker nog immer als zinvol en onmisbaar
te beschouwen, nog altijd een zware en
lange arbeid is, die de pas met de ont
wikkeling van de arbeidsomstandighe
den in de moderne industrie etc. niet
of nauwelijks kan bijhouden.
Het is alsof op deze aloude boeren
arbeid nog iets blijft rusten van de
straf, eens over Adam, de eerste boer,
uitgesproken: Vervloekt zij de aarde om
Uwentwille en in het zweet Uws aan-
schijns zult gij Uw brood eten.
Schijnt het niet, alsof de sociale wet
geving, de hygiëne, de automatisering,
etc. voor de arbeid in de industrie de
zwaarte van deze vloek in toenemende
mate gaat verlichten? Het is onze taak
alles te doen wat binnen menselijk be
reik ligt dit ook voor de landarbeid te
bereiken.
II. Onze tijd is een dynamische tijd,
waarin heel veel verandert en ver
schuift; voor alles moeten wij voorko
men, dat wij de ogen ervoor sluiten of
trachten de doorwerking ervan bij voor
baat af te weren en te voorkomen.
Het grote feit in de verhouding van
onze boerenstand tot de overige bevol
kingsgroepen is de opheffing van het
isolement van het platteland, door het
moderne verkeer van goederen en per
sonen, door boek, krant en telefoon,
door radio en televisie etc. Een leven
van harde arbeid en soberheid werd
vanzelfsprekend aanvaard toen ook an
dere bevolkingsgroepen in soortgelijke
omstandigheden leefden en vooral ook
doordat er weinig contact bestond. Maar
nu is dat contact er wel en daardoor de
onophoudelijke vergelijking van de
boerenarbeid en de boerenwelstand met
die van andere bevolkingsgroepen in
dorp en stad. Wat vroeger als vanzelf
sprekend werd beschouwd, wordt nu
meer en meer kritisch bekeken en ge
wogen, en in toenemende mate doet dit
de jeugd. Het is deze ontwikkeling, die
nog maar in haar aanvangsstadium is,
die onze volle aandacht verdient, wan
neer wij ons gaan verdiepen in het we
zen van de boerenarbeid nu, anno 1957.
Wij beleven een tijd van een tweede
grote industriële revolutie; de eerste
was die van de invoering van de stoom
kracht een eeuw geleden ongeveer, de
tweede is die van de atoomkracht en
de automatisering. Zij is nog maar in
een begin, maar haar verdere ontwik
keling kan zeer goed stormachtig ver
lopen en zij dreigt de kloof tussen aard
en wezen van de industriële arbeid en
die in de landbouw welhaast onover
brugbaar te maken.
Wie wel eens de wonderen van een
op automatische besturing ingerichte
fabriek heeft gezien, zal deze stelling
kunnen begrijpen. Ik kan dit probleem
niet beter stellen dan door een gedeel
te weer te geven van een artikel van
Dr. Theodor Sonnemann van het Bun
des Ernahrungs Ministerium te Bonn
in „Der Landwarenkaufmann" van 31
juli 1956; daar lezen wij:
„Wanneer de toestand, zoals men
zich die als gevolg van de invloeden
van deze tweede industriële revolu
tie voorstelt, ook maar enigermate
verwezenlijkt wordt, dan zullen spoe-
dig twee door een onoverbrugbare
kloof gescheiden klassen van wer
kende mensen tegenover elkaar ko
men te staan: aan de ene kant de be
dienaar van volautomatische machi
nes, die misschien 30 uren of minder
per week doorbrengt, in propere
werkruimten om zich daarna zorge
loos en goed gekleed in een eigen
auto aan de vreugden en ontspan
ningen van een uit 3^2 of 4 dagen
bestaand week-end over te geven, en
aan de andere kant de land
bouwer, die twaalf of meer uren per
dag in weer en wind, reeds vóór het
ochtendgloren, ploegt, zaait en oogst
en ook 's zondags koeien melkt en
varkens voedert; wiens arbeidsinko
men uiteindelijk afhankelijk is van
de wisselvalligheden van het klimaat
en die tenslotte toch moet inzien, dat
hij en zijn kinderen met al deze af-
beulerij nooit, in de verste verte niet,
die plaats in het leven zullen kunnen
bereiken, die de bevoorrechte van
deze nieuwe revolutie in zekere zin
automatisch ten deel valt."
Wij moeten niet gering denken over
de uitwerking van de bovengeschetste
ontwikkeling en over de geneigdheid
van de boeren jeugd om het oud-vader
lijk beroep trouw te blijven en over de
arbeidsvreugde van hen, die erin blij
ven werken. Steeds weer zal de verge
lijking zich gaan opdringen: hoe leef ik,
hoe werk ik, wat is mijn welstand en
hoe zijn deze omstandigheden elders.
Steeds weer zullen inwoners van één
zelfde dorp, buren, ja zelfs kinderen
van éénzelfde boerengezin, tot deze
twee zo verschillende werelden gaan
behoren, met alle spanning, die daar
aan verbonden is.
Zal de jonge boer, zal de jonge land
arbeider nog een vrouw vinden, wan
neer haar leven naast hem zoveel zal
moeten missen van uiterlijke welstand
en comfort, die andere levensgezellen
uit de industrie haar wel kunnen bie
den?
Ook de landarbeid is door wetenschap
en tchniek bezig sterk te veranderen;
vooral de mechanisatie brengt veel ver
lichting van zware lichamelijke inspan
ning. Maar het wezen van de landar
beid blijft nog bepaald door het diene?
van natuurkrachten, klimaat en bodem
vruchtbaarheid, die nog maar ten dele
gekend worden, grillig van aard en
maar ten dele vatbaar voor menselijke
beïnvloeding. Deze landarbeid moet
worden uitgeoefd in een samenleving,
beladen met de wijsheid en de traditie,
maar ook met de vooroordelen van al
de tijd van het bestaan van de mens
heid, op bedrijven, belast met vaak de
ondoelmatigheden van een eeuwenlange
ontwikkeling, in ononderbroken gebon
denheid aan de levensgang van het vee
en de planten en aan de wisseling der
seizoenen voor een maar al te vaak
sobere beloning in een maar al te vaak
matig of zelfs slecht woonklimaat.
Veel andere arbeid in de industrie,
het verkeer, de administratie, wordt
verricht in een sfeer, die haar geschie
denis nog maar met enkele tientallen
iaren telt. haar inrichting van jaar tot
jaar vernieuwt en het wonen toelaat
in moderne wooncentra met een zich
steeds verhogende levensstandaard.
Ik meen niet te veel te zeggen, als ik
beweer, dat in deze groeiende tegen
stelling tussen het wezen van de indu
striële arbeid en die in de landbouw
één der allergrootste vraagstukken van
d.e huidige mensheid ligt. Dit is mijns
inziens zonder meer waar voor de zg,
achtergebleven gebieden met haar meer
dan een miljard inwoners; het gaat in
toenemende mate ook gelden voor onze
West-Europese wereld. Haar toekom
stige harmonische ontwikkeling zal er
van afhangen of wij een botsing kun
nen vermijden tussen de stormachtige
ontwikkeling van dé moderne industrie
en haar klimaat van sociale wetgeving,
etc. en de agrarische wereld met haar
binding aan een eeuwenlange ontwik
keling en traditie met veel geleidelij
ker mogelijkheden voor modernisering.
Hier moet niet in de eerste plaats het
woord zijn aan de deskundigen, de ge
leerden op het terrein der economie en
der sociologie, hoe onmisbaar hun we-
tensschap ook is, maar aan de staats
lieden van formaat met visie, fantasie,
durf en deemoed. Totdat zij hun woord
spreken op hun niveau, moeten wij op
het onze doen wat wij kunnen.
(Slot in 't volgend nummer,
Van de fiëts is het achterlicht het
meest kwetsbare, maar ook het meest
verwaasloosde onderdeel. Dat rode
licht is voor anderen een onveilig sein,
waarmede ik rekening houden moet".
Voor U is het echter een VEILIG licht,
want het kan U behoeden voor een
aanrijding door achterop komend ver
keer.
He
le cc
)nde
leers
d'
;rote
ling
Irijfs
verk
'erer
lat z
ten i
lukti
rord
im. t
irote
irerr
druk
er ir
Zij
puitf
spele
zien
iveds
er i
oe,
leel
'ersi
iat i
lit z
lelijl
[roe:
ipnii
leus
[ewc
nacl
ran
ip h
:e n
lem
>en
en. n
Oc
tel i
[e ir
le 1
Duit
iisch
meei
l>ou\
land
wan'
aom
ene
wijl
weej
ven
den.
sten
rode
M;
van
daar
kiez
zou
den
Krc]
Het
Ujke
jef
om
mak
tisch
miei
wee:
doer
venc
wild
;poc
op 1
gaar
de
als i
Oost
ging
de
Ade:
op
klas
het
lijkh
derc
hij
de v
wap
Zc
hooi
ten,
ifbr
n V
Hij
Duit
ker
de 1
wek
vers
prat
Berl
tent
oprc
sers
W
die
Duit
jef
zoel
com
die
Ze
geer
zittc
spin
nen
Al
in i
schi;
echt
een
Wor
diet
Duï