SCHAAKMAT
Vrijhandel
contra
Coöperatie
Plaatselijk Nieuws
Officiële pyhlicatles.
Sinterklaasvertelling
Het debat tussen de heer Doppen
(Z.H.I.) en de heren Vos, Kwaak
en Kruithof (Coöperatie).
Het was ons wegens plaatsgebrek niet
mogelijk om in het vorige nummer van
Holtens Nieuwsblad uitvoerig in te gaan
op het debat tussen bovengenoemde he
ren en zowel van coöperatieve zijde als
van de kant van de vrije ondernemers
gaf men hierover reeds zijn misnoegen
te kennen.
Nu ons blijkt dat deze kwestie bij onze
lezers veel belangstelling heeft, komen
wij op dit debat uitvoerig terug.
De heer Vos, als eerste spreker, zei
het volgende:
Door inleider is gesteld, dat een boer
in de coöperatie niet vrij is. Maar is dan
de coöperatie geen onderneming van vrije
ondernemers, die volkomen vrijwillig toe
traden en zich dan aan de spelregels
houden, zoals bijv. bij voetbal Dan moet
men eerder van een vereniging spreken,
dan van collectief ondernemen.
Antwoord van de heer Doppen:
Het wezenskenmerk van de coöperatie
is de binding. Deze kan in vele gevallen
zo sterk zijn, dat uittreden zeer Wordt
bemoeilijkt. De eerste taak van een land
bouwer is zijn bedrijf zo goed mogelijk
te beheren. Dit kan hij het beste doen
door als vrij man en aan niemand ge
bonden te profiteren van de beste aan
biedingen der concurrerende bedrijven.
Wie zich bindt aan één bedrijf, kan van
die concurrentie geen profijt trekken (zie
hogere melkgelden). Vrije toetreding
zegt niet veel over de aard van de on
derneming, waarin men toetreedt (bil
jartclubs of smokkelbendes laten ook vrij
leden toe). Belangrijker is de vraag of
het moreel verantwoord is iemand te la
ten tekenen voor 30 jaar of levenslang,
als het vaststaat, dat men de gevolgen
op zo lange termijn nimmer kan over
zien.
Vraag 2 van de heer Vos
Spreker prijst de nuttige functie van
de concurrentie en geeft toe, dat bij
monopolies ongezonde toestanden ont
staan. Vooropgesteld zij, dat we inder
daad met andere argumenten moeten
strijden, dan met steeds maar weer de
toestanden van 1880 ten tonele te voe
ren. Maar is het dan niet zo, dat juist
de coöperaties nodig zijn om de concur
rentie levend te houden? Wat zou er ge
beuren als er geen coöperatie meer is en
de particuliere handel dus het monopo
lie zou bezitten?
Antwoord van de heer Doppen:
Een beheerst coöperatiewezen kan bij
dragen tot handhaving van gezonde con
currentie, mits zij dan ook een eerlijke
en loyale concurrent blijkt te zijn.
Ook zonder coöperatie is evenwel de
concurrentiestrijd mogelijk, omdat de
particuliere handel juist bestaat uit al
tijd onderling wedijverende zaken, die
elkaar soms 't licht in de ogen niet gun
nen.
Coöperatie is evenwel in zich concur
rentie uitschakelend.
Dus wel concurrentie in geval van al
leen maar particulieren en geen concur
rentie meer bij alleen maar coöperatie.
Vraag 3 van de heer Vos:
Als er geen ernstige mistoestanden
waren bij leveringen van kunstmeststof
fen, zou dan de overheid juist enkele da
gen geleden besloten hebben de vermel
ding van het gehalte op de label ver
plichtend te stellen? Hier is het kenne
lijk de hele groep van vrije ondernemers,
die de fouten begaat. Deze maatregel
kwam niet af omdat er enkelen knoeiden,
maar omdat slechts enkelen in het goede
spoor bleven. En moet dan de coöpera
tieve voorlichting hierop niet attenderen
in haar eigen orgaan
Antwoord van de heer Doppen:
Als de coöperatoren een knoeierij ont
dekken bij een bepaald particulier kunst-
mestleverancier, zouden zij verstandiger
doen met dit te melden aan de straf
rechtelijke instanties, beter dan de hele
bonafide handel te bekladden met hun
onverantwpordelijk geschrijf zonder vorm
van bewijs. Waar iedere groep in onze
samenleving naast koren ook kaf bezit,
daar moet eerst maar eens aangetoond
worden dat knoeierijen bij coöperaties
niet voorkomen. De publicaties in de P.P.
over de S.O.L.-affaire bewijst voldoende,
wie er boter op z'n hoofd heeft!
Controle kan zeer goed zijn, mits ook
het controle-apparaat aan minimum-eisen
voldoet. Hetgeen hierover tot nu toe is
getoond is nog niet zo vertrouwenwek
kend, dat de gegevens ook inderdaad ga
ranties zijn voor de inhoud.
De heer Kwaak (Coöp. Melkcentrale)
Vraag 1:
De oprichtig van coöperatieve zuivel
fabrieken is door inleider zo voorgesteld,
alsof alleen bij afwezigheid van particu
lier initiatief het vormen van coöpera
ties voor de boer toegestaan zou zijn.
Heeft de boer dan geen recht naar eigen
inzicht tot coöperatie over te gaan?
Antwoord van de heer Doppen:
Daar we gelukkig nog in een vrij land
leven met de vrije arbeidsverdeling als
basis van ons economisch leven heeft
iedereen, dus ook de boer, het recht te
doen, wat hij als verkieslijk ziet. Hij mag
zelfs met zijn auto tegen een boom of in
het water rijden. Dat neemt niet weg,
dat het ook aan ieder vrij staat iemand
te wijzen op de vóór- en nadelen van be
paalde handelingen, vooral als deze een
bindend karakter dragen of moeilijk te
herroepen zijn.
Vraag 2 van de heer Kwaak:
Men kan het met spreker eens zijn, dat
concurrentie uitwassen van egoïstisch
handelen tegengaat. Maar dan moet die
concurrentie ook bestaan. In het Westen
maken de particuliere zuivelfabrieken af
spraken met elkaar en men betaart nooit
méér, dan de coöperatie dwingt te be
talen. Mogen we dan niet via coöperatie
hogere melkprijzen nastreven?
Antwoord van de heer Doppen:
Natuurlijk mag dat. Maar de praktijk
bewijst, dat de coöperatie minder uitbe
taalt voor de melk dan de particuliere
fabrieken en bovendien verhindert men
de leden ook nog door het heffen van
uittreegelden, hun melk daar te leveren
waar men het meest wil betalen.
Vraag 3 van de heer Kwaak:
De particuliere fabrieken betrekken
ook goedkope melk uit België, Dit gaat
tegen de belangen van onze Nederlandse
boeren in.
Antwoord van de heer Doppen:
Indertijd is deze vraag reeds afdoende
beantwoord door een deskundige uit zui-
velkringen, n.l. door de heer Grevelink.
Waar de heer Kwaak dus van die zijde
reeds op de meest volledige wijze beant
woord is, acht spr. als niet-deskundige
het voldoende naar dat antwoord te ver
wijzen.
Vraag 4 van de heer Kwaak:
Uit de hoge dividenden, die soms wor
den uitbetaald door particuliere bedrij
ven, blijkt daaruit niet, dat men daar
minder melkgeld betaalt, dan men wel
zou kunnen betalen?
Antwoord van de heer Doppen:
Cijfers van dividend zeggen op zichzelf
niets. Een ondergekapitaliseerd bedrijf
moet hoge dividenden uitbetalen om een
redelijke rente te bereiken voor het ge-
investeerde kapitaal. Als blijkt, dat de
z.g. op het boerenbelang gerichte coöpe
raties nog minder betalen voor de melk,
dan interesseert het niemand, als ook
voor degenen, die met risico-dragend ka
pitaal de exploitatie van zo'n fabriek mo
gelijk maakten, er ook wat aan ver
dienen.
De heer Kwaak:
De particuliere zuivel voert een unfaire
concurrentie, want daar waar coöpera
ties zijn betalen ze meer voor de melk
dan elders.
Antwoord van de heer Doppen:
Dit bewijst alleen, hoe juist de stelling
is, dat concurrentie goed en noodzake
lijk is. Daar hetzelfde ook geconstateerd
wordt ten aanzien van de melkprijs van
coöperaties, die meer betalen waar par
ticuliere concurrenten zijn, kan men hier
uit alleen maar vaststellen, hoe goed het
is, dat er particuliere bedrijven zijn, ook
voor de belangen van de coöpererende
boer.
De heer Kwaak:
De coöperaties zijn uit nood geboren.
Als deze instellingen niet goed waren,
zou men dan vauit de Verenigde Naties
de achterlijke gebieden wel met coöpera
ties gaan hervormen?
Antwoord van de heer Doppen:
In de coöperatie zit de mogelijkheid
totdoorvoeren van dwingende maatre
gelen, omdat de vrijheid daar aan ban
den gelegd is. Begrijpelijk, dat men in
die gebieden, waar de bevolking tot iets
gebracht moet worden volgens bepaalde
plannen, men liever met concentraties
werkt. Het is overigens erg onvriendelijk
en weinig verheffend de ontwikkelde Ne
derlandse boer op gelijke lijn te stellen
met zijn achterlijke collega's in de oer
wouden.
De heer Kwaak
Als coöperatie zo iets gevaarlijks is,
waarom gaat dan de bedreigde midden
stand zelf coöpereren? (Vivo-Spar-Cen-
tra).
De heer Doppen:
In de eerste plaats is het zeer de
vraag, in hoeverre de genoemde inkoop
combinaties op één lijn gesteld kunnen
worden met de coöperatie.
Voorts blijft de gezamenlijk inkopende
middenstand op zijn eigen terrein, n.l. de
distributie, terwijl de boer als producent
door een handelslichaam op te zetten zich
buiten zijn productie-terrein begeeft. Ten
slotte, als men coöperatie als middel er
kent, waarom zou dan diezelfde erken
ning niet gelden voor de middenstander
De heer Kruithof (Leraar Goedhart
Stichting te De Steeg).
De heer Kruithof geeft eerst een theo
retisch betoog over het historisch ont
wikkelingsbeeld van de 19e eeuw, waarin
zich de strijd tussen collectivisme en vrij
heid afspeelde. Zijns inziens bestaat die
tegenstelling in het huidige West-Europa
niet meer. Thans alleen tegenstelling
Oost en West, waarbij West de kampi
oen is voor de vrijheid. Is het wezens
kenmerk van de coöperatie soms niet ge
legen in de vrije toetreding?
De heer Doppen:
Neen. Vrije toetreding is geen wezens
kenmerk, omdat dit ook voor alle andere
vormen van maatschappelijke verschijn
selen kan gelden (voetbalclub, smokkel
bende, enz.).
De heer Kruithof:
Is het niet typisch, dat juist in Zuid-
Italië en Zuid-Frankrijk het communisme
onder de boeren zo sterk is, dus juist
in die gebieden, waar geen of weinig
coöperaties zijn?
De heer Doppen:
Het is volstrekt onjuist te bewe
ren, dat in Zuid-Frankrijk geen uitge
breide coöperaties zouden zijn. Ze zijn
er zelfs veel onder de boeren. Spreker is
nog maar pas terug van een reis door
Zuid-Frankrijk en heeft zelf kunnen con
stateren, .dat er veel coöperaties zijn. In
Rusland worden enkel coöperaties toe
gestaan, als de enigst passende onder
nemingsvorm. Of het communisme aan
hang vindt onder de boeren hangt min-:,
der af van de a.1 of niet aanwezigheid
van coöperaties dan van de mate hunner
godsdienstige overtuiging.
De heer Kruithof:
Aangenomen dat zelfstandigheid van
nature bij de mens behoort, is het dan
ook niet volgens het christelijk beginsel
dat hij ook en vooral een sociaal wezen
is? Dat vindt U in de coöperatie.
De heer Doppen:
In de eerste plaats is de mens zelf
standig en persoonlijk verantwoordelijk.
Daarnaast is hij ook sociaal wezen, waar
op het liefdes-gebod betrekking heeft.
Maar dan vanuit de zelfwerkzaamheid
van mens tot mens en niet vanuit de
coöperatieve statuten.
De heer Kruithof:
Spreker zegt, dat de coöperatie geen
eigendom is van de boer, maar is het
dan geen gemeenschappelijk bezit? Bezit
dat rechten geeft en verplichtingen.
De heer Doppen:
Men zou kunnen zeggen, dat collectief
bezit ook 'n vorm van bezit is. Maar
geen persoonlijk bezit, waarover men kan
beschikken naar eigen inzicht. Het is
daarom als bezit voor de boer ook niet
te verwerkelijken. Dit. zou wel kunnen,
als men van de coöperatie een N.V.
maakte met aandelen. Als dan een boer
geld nodig heeft voor eigen boerenbe
drijf, kan hij er geld voor maken. Nu
niet!
De heer Kruithof
De coöperatie is anti-trust. Die trusts
zijn een gevaar voor de economisch
zwakkeren, en proberen hnu de das om
te doen. Is het dan niet juist op te tre
den als beschermer van de economisch
zwakkeren.
De heer Doppen:
U beweert wel, dat de coöperaties te
gen trusts gericht zijn, maar in feite
draaien zij de economisch zwakkeren in
middenstand en handel de nek om, ter
wijl zij met de trusts zaken doen. Dit
bewijst de juistheid van de stelling, dat
het fout is Beëlzebul met de duivel te
bestrijden. Want de coöperaties hebben
zichzelf via hun toporganen tot enorme
trusts omgebouwd, waarin het belang
van de coöperatieve onderneming voorop
staat en niet langer het boerenbelang
nummer één is.
De economisch zwakkere boer heeft
meer belang bij hogere uitbetalingen, die
in eigen zak terecht komen, en waarmee
hij zijn eigen boerderij op de been kan
houden, dan met enorme coöperatieve
gebouwen in handen van topcentrales.
De heer Kruithof:
In de directie-kamer van de Unilever
te Rotterdam hangt een schilderij, dat
een poliep afbeeldt. Die poliep is Unilever
met de dochterondernemingen. Dat is nu
het symbool van de zelfstandige handel
en industrie, die steeds bezig is de zwak
keren voor eigen doel te winnen. Ook
staat daarop afgebeeld een schildpad.
Dat is het Centraal Bureau, waarop de
vangarmen van de poliep geen vat kun
nen krijgen.
De heer Doppen:
Het zou ook wel een wonder zijn als
de bekende boeman van het poliep-be
drijf Unilever van coöperatieve zijde in
deze vergadering niet ten tonele werd
gevoerd. Een handige speculatie op de
antipathie, die bij de meesten van ons
gekweekt is. Laten we echter voorop stel
len, dat veel van de antipathie ontstaan
is bij de strijd tussen de boter en de
margarine. Het is evenwel de vraag of
hier het boerenbelang indertijd wel juist
in het geding werd gebracht. Was het
niet veeleer zo, dat de coöperatieve zui
vel teveel vastgeplakt bleef aan de bo-
terbereiding zonder zich tijdig aan de ge
wijzigde markt aan te passen. Want niet
de boter was boerenbelang, maar het
melkgeld. En omdat de coöperaties in de
ontwikkeling achterbleven en zich niet
zoals de particuliere industrie tijdig
omschakelden op meer gevraagde pro
ducten, daarom konden zij niet meer voor
de melk betalen. Dat bezorgde de boer
stroppen. Het lijkt er bedenkelijk veel
op (achteraf), dat men de eigen tekort
komingen heeft proberen te dekken door
de Unilever als zondebok te gebruiken.
Het zou van meer werkelijkheidszin ge
tuigen te stellen, dat zelfs een bedrijf als
Unilever in de vrije concurrentiestrijd
alleen dan onze klandizie krijgt, als ze
een goed product brengt tegen redelijke
prijs en anders gaan we naar de concur
rent. Niet de grootte van het bedrijf,
maar de kwaliteit van het product is in
deze beslissend.
We zullen dan nog maar zwijgen over
het feit, dat we door Unilever met onze
zwakke Hollandse gulden de grondstof
fen kunnen betrekken, die we anders met
harde niet aanwezige dollars zou
den moeten betalen.
Waar het Centraal Bureau zelf op
grote schaal met Unilever zaken doet,
klinkt een dergelijk argument uit de
mond van de heer Kruithof, die propa
gandist wil zijn voor de coöperatie, wel
erg vreemd.
JAARVERGADERING ARJOS.
De A.R. Jongeren Studieclub (Arjos"
hield Vrijdagavond haar jaarvergadering
in gebouw „Rehoboth". De vergadering
stond onder leiding van de voorzitter der
Arjos, de heer H. Beltman. Deze liet
zingen Rsalm 138 vers 1, las vervolgens
Matth. 5 van vers 13-16 en Markus 10
vers 13-16 en ging daarna voor in gebed.
De aanwezigen werden verwelkomd, in
't bijzonder de afgevaardigden van de
A.R. Kiesvereen. „Nederland en Oranje"
en de afgevaardigden van enkele andere
verenigingen.
De voorzitter sprak er zijn teleurstel
ling over uit, dat zo weinig ouderen wa
ren opgekomen.
Vervolgens werden de notulen gelezen
door de secretaresse, Mej. D. Hazewinkel,
die deze avond als zodanig voor het eerst
in functie was.
Door de heer G. v. d.1 Meulen werd
hierna een inleiding gehouden over „De
schoolstrijd". Inleiding en bespreking han
delden over de schoolstrijd die in de vo
rige eeuw gevoerd is, maar ook over de
schoolstrijd, die heden ten dage weer ge
voerd wordt (Idardegarijp een teken).
Slotsom was, dat de schoolstrijd van
vandaag in veel opzichten gevaarlijker
is dan de schoolstrijd in de vorige eeuw.
Toen waren het felle aanvallen van buiten
af, nu tracht men de christelijke school
van binnen uit te hollen door mensen,
die eigenlijk tot de eigen kring behoren.
In oude bekende termen en leuzen
tracht men nieuwe gedachten te schui
ven, die linia recta in tegenstelling zijn
met wat vroeger bedoeld werd. Daarom
is waakzaamheid geboden; het sein staat
op onveilig.
N>ch doorbraakt!) coriëen, noch de leer-
van Karl Barth, doen de eis van Gods
Woord te niet, dat het zaad des Verbonds
opgevoed moet worden in de vreze des
Heren.
Reeds in de prilste jeugd, bij de doop,
legt God beslag op het Verbondskind,
dat Hij schonk aan de ouders.
Daarom de school aan de ouders en
niet aan de staat. De ouders zijn verant
woordelijk voor de opvoeding van de kin
deren.
Een vrije school met de Bijbel zij dus
de regel en een openbare school, de
staatsschool, uitzondering.
Ook wanneer die openbare school z.g.
„gechristianiseerd" wordt, blijft ze in
feite toch onchristelijk.
We hebben niet alleen nodig een Bijbel
op school, maar bovenal een school op
de Bijbel.
Het verdere deel van de vergadering
droeg een meer feestelijk karakter. On
der leiding van de heer J. v. d. Meulen
werd een geheugen-estafette gehouden,
een wedstrijd ónder het motto „Neem de
handschoen op" en de wedstrijd „Wie
ben ik".
Dit gedeelte van het programma was
zeer goed verzorgd en men amuseerde
zich kostelijk. Nadat de voorzitter een
kort woord van dank had gesproken tot
allen die aan het welslagen van deze
jaarvergadering hadden meegewerkt, werd
gezongen ,,'k Wil U, o God, mijn dank
betalen", waarna de heer P. v. d. Meulen
met dankgebed eindigde.
UITVOERING WET
AUTOVERVOER PERSONEN.
Burgemeester en Wethouders van Hol
ten brengen ter openbare kennis, dat
door hen op 20 November 1952 is be
sloten aan de Overijsselsche Autobus
diensten N.V. te Holten vergunning te
verlenen voor het exploiteren van één
huurauto.
Ingevolge artikel 55 van de wet auto
vervoer personen staat van deze beschik
king voor belanghebbenden beroep op
gedeputeerde staten open binnen dertig
dagen na openbaarmaking van de be
schikking.
Gedlurende die termijn ligt de beschik
king ter inzage op de secretarie van de
gemeente.
Holten, 20 November 1952.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
S. SIKKES. W. H. ENKLAAR.
OPENBARE KENNISGEVING.
Burgemeester en Wethouders van Hol
ten maken bekend, dat op Zaterdag 29
November 1952 gelegenheid zal worden
gegeven tot kosteloze inenting en her
inenting tegen pokken in het gymnastiek
lokaal van de Dorpsschool, des voormid
dags van 11 tot 12 uur en in de o.l.
Dorpsschool te Dijkerhoek des namid
dags precies 3 uur.
Belanghebbenden wordt verzocht het
trouwboekje in te brengen, alsmede de
inentingskaart, welke de laatste tijd bij
.de geboorte-aangifte wordt uitgereikt.
De aandacht wordt er op gevestigd,
dat uitsluitend kinderen beneden de leef
tijd van 2 jaar zullen worden ingeënt.
Holten, 20 November- 1952.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
S. SIKKES. W. H. ENKLAAR.
Do oude heer Verhoog was weer jong
geworden door het schaakspel. Hij had
zijn koetjes op het droge gekregen, zijn
zaken in de stad op voordelige wijze
overgedaan en nu genoot hij de rijpte zij
ner jaren in het mooie en, rustige dorp,
niet al te ver van de stad gelegen - daar
mede een levensdroom in vervulling zien
de gaan.
Inderdaad, hij genoot.
Jammer overigens, dat zijn vrouw geen
deelgenoot kon zijn in dat leven, dat hij
als een loon van zijn en haar harde wer
ken beschouwde. De rouw was zwaar en
diep geweest, maar de tijd had de gesla
gen wonde geheeld, al schrijnde nu cn
dan nog het litteken in zijn ziel. De
huishouding liep geordend, dank zij het
vertrouwde personeel, dat hij in het dorp
getroffen had 'en de leiding van zijn
dochter, zijn enig land: Ans. Een flinke,
knappe, altijd opgewekte en toegewijde
dochter; een zonnetje in huis.
Hij zou ze niet graag missen, - neen,
daar moest-ie niet aan denken. Want
ja, het buitenleven mocht dan zo mooi
zijn als hij zich had voorgesteld, het
was toch wel anders in de stad. Een
stille zomeravond had z'n bekoring bui
ten, maar de winteravonden waren er
als overal elders: lang cn toonloos. Des
winters was er buiten weinig, wel een
beetje èrg weinig afwisseling.
Daarom vond de oude heer Verhoog,
dat hij het toch maar erg goed getroffen
had met de vriendschap van de jonge Piet
Boenders. Hij had hem een keer getrof
fen in het „Gouden Hert" en het ge
sprek was toen gekomen op de kampi-
oensslrijd der grote schaakmeesters. De
oude Verhoog had het verloop van de
match in zijn dagblad gevolgd, maar zijn
sportieve belangstelling kon niet verder
gaan dan het bezien van het puntenver-
loop - hij kende het schaken niet. Piet
Boenders had hem er wat van verteld,
zelfs zijn interesse weten te wekken en
tenslotte zich bereid verklaard om eens
een avond met bord cn stukken bij de
heer Verhoog thuis te komen. Verhoog
leerde die avond van Piet Boenders de
loop der stukken en Piet Boenders leer
de óók wat, n.l. dat de oude heer Ver
hoog een knappe en lieve dochter had....,
Boenders studeerde in de stad. In di
rechten. Maar als hij vacantie had of eci
week-end over was, schoof hij menif
partijtje schaak ten huize van zijn ouden
vriend.
Op een dezer avonden was de heet
Verhoog even van zijn partij weggeroepet
om iemand in de gang te woord tt
staan. Het duurde vrij lang. Ans had zie!
gedurende die tijd met de gast van haat
vader geoccupeerd; geleidelijk had ze he
spel mede geleerd en terwijl vader in di
gang verbleef, waren Piet en Ans di
partij aan het analyseren gegaan.
„AJs nu de koningin naar hier gaat
had Ans gezegd - en de koning trek
zich terug naarMaar Piet had zijivan
hand op die van Ans gelegd en haat
duidelijk gemaakt, dat een koning ziel
niet terugtrekt voor de koningin, maat
dat hij
Toen de oude heer Verhoog de kamet
inkwam, bleef hij als versteend op di
drempel staan. Ans maakte zich ver
schrikt los uit Piet's omarming. Piet
voelde zich liet bloed uitliet hoofd terug
zakken, maar hij verstoutte zich, deet
een stap naar voren en zei dapper: „Mijn
heer Verhoog, ik vraag u... Ik bedoelseei
Ans en ikëen
Maar het bloed was de oude heer ie
andere richting gelopen. „Wat?" bruldt
hij. „Kwajongen! Durf je zó mijn gast
vrijheid misbruiken? Durf jijEn not
d'r uit, hè?!"
Boenders stamelde excusen, vroeg om
hem te willen begrijpen. - Ans schreidi
en liep op haar vader toe. Maar dezt
weerde haar af.
Enkele ogenblikken later stond Piet>Sra'
buiten in het schaamtevolle besef, dafvafl
hij voor het eerst een partij, maar een'zon
voorname partij, aan de oude heer Ver-! I:
hoog verloren had.
Een jaar later.
De heer Verhoog denkt er over om te
rug te verhuizen naar de stad. De ver
latenheid van het stille dorp drukt hem
zwaar - het aantrekkelijke van „den
buiten" heeft op hem zijn bekoring ver
loren.
Ook in zijn huis schijnt de zon niei,
meer. Ans is stil en in zichzelf gekeerd,|zaa
Verhoog, die altijd zo gevréesd had Ofljkac:
zijn dochter aan een ander te moeten af-}
staan, beseft het thans, dat hij zijn kind
ook zou kunnen verliezen door het bijieno
zich te houden. Ans doet wat haar vader har
van haar verwachten mag, maar deze: C
kan zich niet meer koesteren in haat Pal
levenswarmte. 1 me
De avonden zijn weer lang en monotooiLg
- de radio alleen brengt nog enige ver-
strooiïng. Met spijt denkt Verhoog terud
aan de gezellige schaakpartijen met Boen-!
dersNu en dan knipt Verhoog eeiij
schaakpuzzle uit de krant en hij probeert aui
turende op het stukje papier, een oplos-spr
sing te zoeken. Maar zó valt het niet mee, chi
Hij heeft geen bord en geen stukken iijln
huis; - Boenders bracht die altijd mee. !jn
Ans heeft met belangstelling die her-! ^er
nieuwde interesse van vader voor he|
schaken opgemerkt. Er twinkelt soms
weer iets blij's in haar ogen.... En - on
der ons gezegd - ze heeft er Piet al van
verteld. Piet is afgestudeerd en vestigde
In
rika
Cor:
van
zam
mac
den
lanc
pro<
mer
ken
sati
D
ven
van
het
VOO
len.
Ui
mil
verl
exp
den
een
een
den
Fra
te
om
zich onlangs in het dorp; zijn praktijl na;
d(
Af!
ontwikkelt zich veelbelovend
toekomst.
't Is Sinterklaasavond.
Er wordt gebeld; het meisje brengs
een pak binnen. „Voor meneer." Verhoo|
neemt 't pak aan en ziet naar zijn doch
ter, die met de toppen van haar vingerf
verlegen de gouden armband aait, die
straks van paps heeft gekregen.
„Voor mij?" vraagt vader Verhoog aan
Ans.
Deze knikt en glimlacht, daarmede te
vens verradend, dat ze er méér van
weet.
Zenuwachtig frommelt haar vader d<
papieren los en dan staat hij met een
schaakbord in de ene en een doos me
stukken in de andere hand. Hij kijkt nie
op - z'n gezicht vertrekt zenuwachtig,
Eindelijk slaat hij zijn ogen naar zijn
dochter, die hem wederom toelacht.
Dan gaat Verhoog zitten en moeilijl
slikt hij iets weg door zijn keel. Hi
opent de doos met stukken en verberg
nauwelijks zijn verrassing. Een kostbaar ,Ji
ivoren spel.
Paps Verhoog weet zich niet goed
raad met zijn figuur; hij neemt de stuk
ken uit de doos en zet die een voor eet jgj
vóór zich op tafel. Eindelijk zegt hij
verwonderd
„Ans, de witte dame ontbreekt.'
„Ja?" vraagt zijn dochter.
Verhoog lelt de stukken en hertelt. Dar
wordt cr aan de kamerdeur geldopt et
onmiddellijk daarop staat Piet Boender!
op de drempel
„Mijnheer Verhoog", zegt hij, „ik hoop
dat u het mij niet kwalijk neemt, maar
ik zit tegenwoordig óók zo alleen
avonds. Zouden we de partij niet kunnen
hervatten, die het vorig jaar zo plotselinj
werd afgebroken?"
Verhoog ziet van zijn dochter naar Piet
cn dan naar de schaakstukken op tafel,
Hij wacht even met zijn antwoord. Ditn
zegt hij:
,,'t Spijt me, maar aan dit spel ont
breekt de witte dame."
„Die heb ik", zegt Piet Boenders. Hij
grijpt in zijn jaszak en haalt er het ont
brekende stuk uit. „Ik heb gedacht: als
we er eens een damesgambiet van maak
ten... Van de partij, bedoel ik."
„Een wht?" vroeg Verhoog.
„Ik bedoel: als we de dames eens af
ruilden
Even keek Verhoog voor zich heen.
ontspanden zich zijn trekken. Hij nam
de hand van zijn dochter en legde die in
de hand van Boenders.
„Goed", zei hij. „We zullen de dame!
ruilen. En laten we daarmee de partij
remise verklaren.
Even later moest Verhoog „nodig even
weg", zoals hij zei. Hij stapte naar hel
„Gouden Hert" en kwam terug met een
fles Punch van 't Beertje,
„Ziezo", zei hij toen hij thuis kwam.
„Zet nou de stukken maar eens op!"
sp.