Vissen Vissen zit de Rijssenaar al van oudsher in 't bloed. Daarom werd op veler verzoek 30 september een vistocht georganiseerd met de Noordzee bij Scheveningen als doel. De belangstelling was dusdanig groot, dat er twee bussen moesten worden besproken. U begrijpt, dat alleen de aanmelding voor een dergelijk evenement al het nodige commentaar ontlokt bij diegenen, die niet meegaan, (of niet mochten van de vrouw), zo in de trant van: „Det zal wa wier spiejn wor'n", of „de Bee krig wier ne slèchen dag", of „Ik heb éheurd det 't 'r zoaterdag wier hard wil stormn". Zelfs inspireerde dit iemand tot het volgende gedicht: Ondanks dit weer, en de golven die klotsen En wij hier al te saam staan kotsen, Behouden wij ons diep verlangen Nu dan de allergrootste vis te vangen. Ons scheepje zwalkt zijn barre baan En telkens slaan wij toch weer aan, Op 't dek, waar luide kreten Ons 't wel en wee van lui in nood doen weten. Is reeds een vis of vier te ontwaren Die wij als een triomf zullen bewaren. Ginds vaart een luxe boot voorbij Hier roept een vrouw, geef nu die pot aan mij. De zon beschijnt dit worstelend vangen En hoe 't zal gaan, ik laat me hangen. 'k Verlang toch zo naar bed en huis Want aan de einder lijkt het mij niet pluis. Zo vertrokken wij 's zaterdags tegen half vijf v.m. vanaf het Stationsplein met 50 mannelijke en zowaar 2 leden van de andere kunne, nog wat slaperig maar vol goede moed, richting Noordzee. Ondanks alle sombere voorspellingen van de collegae, beloofde het een mooie dag te worden met vrijwel geen wind. Na een voorspoedige bustocht werden na zevenen door de leider van de tocht, de heer Pijffers, de zeehengels in Scheveningen afgehaald en door de deelnemers paternosters en zeelood ingeslagen. We scheepten ons in op het m.s. „Dolfijn" en zo voeren we bij achten de haven van Scheveningen uit, de Noordzee op. Vanuit Scheveningen wordt hoofdzakelijk gevist op makreel, die hier in grote scholen 1ÉM»" 4

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1972 | | pagina 6