bleem reeds gesproken is, n.l. of er geen maatregelen
getroffen zouden kunnen worden, om het de mensen
aantrekkelijk te maken hier te komen werken, b.v.
door het verstrekken van gratis overalls e.d.
De Voorzitter meent dat zo een verstrekking op zich
zelf geen rol speelt, wij hebben hier een winstdeling,
toch zijn er mensen die weggaan, vlak voordat de
winstdeling uitbetaald wordt. Als zij op dit moment
ergens anders willen gaan werken, dan speelt die
winstdeling plotseling helemaal geen rol.
De heer Wennemers zegt dat er mensen zijn die hier
meer kunnen presteren en daardoor meer kunnen ver
dienen dan bij andere bedrijven, spreker meent dat
dit ook een belangrijke rol speelt. Op het moment
zijn er minder werklozen dan een poos geleden. Ook
meent de heer Wennemers dat er bedrijven zijn waar
het minder prettig werken is dan hier, maar wij moe
ten ons spiegelen aan die bedrijven waar men meer
personeel kan aantrekken dan hier.
De Voorzitter zegt dat men elders ook om personeel
zit te springen en dat men uit bittere noodzaak mo
menteel veel Turken aanneemt.
De Voorzitter zegt dat de textiel alleen geen schuld
heeft, in de metaal is het net zo. Door economische
omstandigheden is men hier in een verkeerde hoek te
recht gekomen.
De heer Wennemers vraagt zich af of hieraan niets te
doen is.
De heer Leussink zegt dat men bij andere bedrijven
b.v. gratis bedrijfskleding kan krijgen en dat men daar
na 10 dienstjaren b.v. 1 extra snipperdag krijgt enz.
De Voorzitter zegt dat men ook in die bedrijven om
mensen zit te springen.
De heer Nijland meent dat het ook wel ligt aan de
ploegendiensten.
Hierop antwoordt de Voorzitter dat wanneer wij hier
niet in 3 ploegen zouden werken, wij de zaak wel
zouden kunnen sluiten. Bovendien kan men over het
ploegenwerk zeer moeilijk een oordeel vellen. Toen wij
in 1961 heel moeilijk zaten met het breeddoek en er
mensen uit de 3 ploegen tijdelijk in 2 ploegen moes
ten, zijn toen heel wat werknemers weggegaan die
niet uit de 3 ploegen wilden.
De heer Seppenwoolde meent dat de bezetting het
grootste argument is en dat dit punt speciale aandacht
verdient.
Voornamelijk van oudere mensen en mensen die van
buiten aangetrokken worden, komen vaak klachten
dat de bezetting te zwaar zou zijn. Zo gebruiken ze
in de weverij de zwevende schaft niet, maar laten de
getouwen gewoon doorlopen.
De heer Companje antwoordt dat men wel degelijk
van de zwevende schaft gebruik maakt, doch dat in
die tijd de buurman of hulppersoneel de getouwen
laat lopen.
De heer Wennemers zegt dat verschil in bezetting en
onregelmatigheden in bezetting een belangrijke rol
spelen voor de mensen. Vaak zijn hierdoor moeilijk
heden ontstaan en zijn hierdoor mensen weggegaan;
is hier niets aan te doen?
De Voorzitter antwoordt dat je de mensen die het
werk spelenderwijs aan kunnen en daardoor hoge
lonen kunnen halen zou benadelen, als je de bezet
ting ging verminderen waardoor ze minder zouden
gaan verdienen, je kunt het die mensen niet kwalijk
nemen, dat ze vlot kunnen werken.
De heer Wennemers meent dat wanneer 2 mensen
even hard werken maar de één bereikt betere resul
taten, het niet past indien zij verschillend beloond
worden; zij moeten hetzelfde verdienen. De heer
Torn zegt dat je dan dus voor iedereen een persoon
lijk tarief zou moeten gaan maken. De Voorzitter
zegt dat men dan ruzie krijgt.
De heer Wennemers zegt dat we daarvoor niet bang
moeten zijn. Wanneer wij schoon schip willen maken,
krijgen we toch ruzie en wanneer u hier een verande
ring aanbrengt, krijgt u altijd mensen die er tegen
zijn, er zullen altijd scherven vallen, daar is niets aan
te doen.
De Voorzitter antwoordt hierop dat wanneer iemand
een bepaalde prestatie verricht maar hier hard voor
moet werken, terwijl een ander dezelfde prestatie met
gemak kan verrichten en beide werknemers hetzelfde
betaald krijgen wij hieraan niets kunnen doen. De
heer Wennemers is van mening dat hier wel wat aan
te doen is.
De heer Pongers vindt dat dit niet redelijk zou zijn.
De heer Companje meent dat het verschil nu veel te
groot is.
De Voorzitter zegt dat iemand die normaal 85 B's
haalt en volgens een eventuele nieuwe regeling er
b.v. 80 uitbetaald zou krijgen, hij zich kan voorstellen
dat deze mensen dan weggaan.
De heer Wennemers repliceert dat hij begrijpt dat
het moeilijk is, maar zoals het nu is, gaat het volgens
spreker ook niet, als het loonsverschil niet zo groot
zou zijn in de weverij zouden er ook meer wevers
blijven resp. komen; er zouden b.v. tussenmaatrege-
len genomen kunnen worden.
Men zou b.v. het max. bereikbare loon kunnen uitbe
talen en dat gedeelte dat men boven het plafond
haalt, kunnen reserveren en dan b.v. 1 keer in de
maand uitbetalen.
De Voorzitter zegt dat dit dan precies op hetzelfde
neerkomt.
De heer Nijland vindt dat men over dit onderwerp
hier makkelijk kan praten, maar dat het in de praktijk
moeilijk op te lossen is.
De Voorzitter voegt hieraan toe dat men dit probleem
vroeger al in de spoelerij heeft bekeken, daar bleek
het werken met een plafond praktisch niet uitvoer
baar.
De heer Seppenwoolde komt nog terug op de zwe
vende schaft in de 3 ploegen weverij.
De heer Wennemers zegt dat er bij andere bedrijven
ook wel koffieautomaten in de weverij staan, de werk-
10