Houfskoolbranderii
UITREIKING DIPLOMA
„OPLEIDING WEVERIJ" EN „BETEX"
Donderdag 7 november 1968 was het voor ver
schillende jongens uit de weverij een belangrijke
dag.
's Middags om 4 uur werden, in aanwezigheid van
de heren V. K. Pavlicek, M. Jansen, H. J. Vlogt-
man, G. J. Harmsen en A. Schutteman, aan 6 jon
gens een diploma uitgereikt van de „Opleiding
Weverij" en aan 3 jongens het vakdiploma „Betex"
richting weven.
Na 5 jaar is wel bewezen dat de opleiding weverij
aan zijn doel beantwoord. Niet alleen worden de
leerling-wevers alle kneepjes van het vak weven
bijgebracht, ze worden ook tewerkgesteld in an
dere afdelingen zoals b.v. de Sterkerij. Hier leren
ze de oorzaak kennen van eventuele fouten die
in een weefboom kunnen ontstaan Als zij later in
de Weverij zo'n weefboom moeten afweven, kun
nen zij beter begrip op brengen voor niet te ver
mijden fouten welke bij het maken van een weef
boom in de Sterkerij kunnen voorkomen.
Naast deze praktische opleiding ontvangen de
jonge wevers ook nog een theoretische opleiding,
waaraan sinds kort een mondeling gedeelte is toe
gevoegd.
In een geanimeerd gesprek dat zich met de jon
gens ontwikkelde, kwam naar voren dat zij zelf
ook het nut van de opleiding wel inzien. Lang
durig werd er gesproken over de vele verplaat
singen van de jeugd in de Weverij. Men was het
er wel over eens, dat dit nu eenmaal noodzakelijk
is in een dynamisch bedrijf.
Door de heer Pavlicek werden hierna de diploma's
uitgereikt aan de volgende jongens:
„Opleiding Weverij" „Betex"
J. Smit B. D. Schulenburg
G. J. Ligtenberg Joh. Tijhuis
F. A. van Dam H. Aanstoot
A. J. Nijland
A. Mensink
H. J. Schreurs
Van duizenden bloot geschaafde paaltjes maak je
een meiier en tien of elf meiiers maken tezamen
de laatste houtskoolbranderij uit die Nederland
rijk is. In Nieuw-Milligen.
De meiiers zijn elk vijfentwintig meter lang,^Fjf
meter breed en drie meter hoog: lelijke lange rup
sen die (zolang er nog geen zand en hei opligt)
onbeschaamd afsteken tegen het keurig in groen
gestoken bos rondom. Hun levensduur is kort. Een
meiier is voorbestemd om houtskool te worden en
dat gebeurt in pakweg drie weken. Smeulend vuur
dat vooral niet mag gaan branden - want daar
komt as en geen kool van - staat hier borg voor.
Beekman's houtskoolbranderij is een bizar stukje
romantiek. Wie naar de sombere met rokende
pijpen uitgeruste gevaarten toestapt ruikt ze al
in de verte: het is de geur die kachels plegen te
verspreiden als de pijp op de schoorsteen verstopt
zit, maar hier in het bos sta je daar coulant er te
genover. Sterker nog: dat nare kachelgeurtje heeft
op die open plek in de stilte een zekere charme,
die het vooral goed doet op een wat natte sombere
dag, wanneer de houtskoolbranderij er zelfs een
tikkeltje spookachtig bij ligt. Maar dat komt na
tuurlijk ook wel een beetje door al die bomei^n
bossen in de verte.
De kolenbranders Marinus en Jacob van de Brink
vertellen bezoekers (die altijd welkom zijn) graag
alle bijzonderheden. Ze zullen nooit vergeten met
klem te waarschuwen tegen het gevaar dat de
waaghals loopt, die zonodig een meiier moet be
klimmen. „Er vallen soms gaten in, holligheid
noemen we dat, en wanneer zoiets gebeurt is het
niet zo.best. Dan kom je tot je middel in het vuur
te zitten. Een boel narigheid, jazeker."
Dat vuur zit vlak aan de oppervlakte. Als Jacob
van de Brink met een schop in een van de meiiers
rommelt komt er al gauw een vlammetje te voor
schijn, dat - gejaagd door de wind - in een oogwenk
een groot vuur wordt. Gauw maar weer zand er
over.
„Lucht", vertelt direkteur L. van Marion, „mag
18