^erötmté en ^aaröltcfjt
iilSïlilslii BEIS
In deze 20e eeuw waar wij de knop maar hoeven
om te draaien om een zee van licht in onze kamer
te hebben is het goed, om ook eens even tot rust
te komen bij kaarslicht. En hiertoe leent Kerstmis
zich wel heel goed, wanneer tenminste de echte
kaarsen nog voor de dag komen. Want is het niet
zo, dat in de meeste gezinnen de elektrische kaars
jes in de kerstboom de hele dag branden. Er is
geen brandgevaar, dat is zeker, maar waarom het
gaat is om de rust te kunnen opbrengen samen
met de kinderen de kaarsen aan te steken, te zin
gen of muziek te maken en zo de Kerstavond te
vieren. Een emmer water met een spons erbij en
de oplettendheid van vader of moeder zullen er
voor zorgen dat er geen dennetakken in brand be
hoeven te raken.
Kaarslicht is levend licht, het geeft letterlijk en
figuurlijk warmte; zodra zij uitgebrand zijn en wij
steken het elektrische licht aan dan is dat koud
licht. En nu willen wij u iets over de kaars gaan
vertellen, want ondanks onze 20e eeuw, met de
meest onvoorstelbare uitvindingen op allerlei ge
bied blijft de kaars haar plaats behouden. Zij blijft
staan als een rots in de branding.
Italië is vermoedelijk de bakermat van de kaars
geweest. Het gebruik van deze lichtbron gaat hier
terug tot op de Etrusken (ongeveer 7 eeuwen
voor Christus). Ook in de graftombe van Toet-
anch-amon werden resten aangetroffen van wat
men met wat goede wil kaarsen kan noemen.
Constantijn, de eerste Christen-keizer, gebruikte
kaarsen bij de Paasplechtigheden en Koning Al
fred de Grote (849-894) liet tijdmetingkaarsen uit
bijenwas vervaardigen, waarvan 6 exemplaren in
24 uur opbrandden. Dergelijke kaarsen worden
nog steeds gebruikt door het Wetenschappelijk
Museum in Londen om de oude wijze van tijdme
ting te demonstreren.
Als materiaal gebruikte men aanvankelijk inheem
se wassen en vetten (talkvet) en bijenwas. In Chi
na werd gedurende vele eeuwen insectenwas ge
bruikt, afkomstig van een kleine schildluissoort,
welke op de takken van bepaalde boomsoorten
voorkwam. In Amerika kende men de baby-berry-
was, welke door koken gewonnen werd uit de bes-
sen van de myrica-heester. In de Noordelijke lan
den werden in de bloeitijd van de walvisvaart de
goede eigenschappen van spermaceti (een was-
soort voorkomend in de schedelholte van de pot
vis) als kaarsenmateriaal bekend. Door de hoge
prijs en de beperkte hoeveelheden kreeg dit ma
teriaal echter geen betekenis. De Middeleeuwen
waren de gouden tijden voor de kaarsenmakers.
In Nederland werd het kaarsenmaken in gildever-
band beoefend. Men vervaardigde de kaarsen
door een aantal vlas- of katoenpitten, die op enige
afstand op een stokje hingen in gesmolten vet of
was te dompelen en te laten afdruipen. Deze han
deling werd herhaald tot de kaarsen de gewenste
dikte hadden. Men maakte ook wel gebruik van
de rond 1800 uitgevonden gietvormen, doch de
kaarsen lieten zich hieruit moeilijk verwijderen.
Bijenwaskaarsen werden door de aanzienlijken ge
bruikt en voor godsdienstige doeleinden, terwijl de
goedkopere talk- of vetkaarsen in de behoefte van
de burgerman voorzagen. Het was in die tijd ech
ter maar pover gesteld met de kwalitatieve eisen
die men aan de kaars kon stellen. Zij brandde,
maar daar is dan ook het meeste mee gezegd. De
grondstoffen leverden een kaars op van vrij zach
te consistentie, die walmde en roette, droop en
6