weer omlaaggedraaid. De pit wordt vastgehouden door de zojuist gegoten kaarsen en spant zich na het neerdraaien van de pistons dus weer in de le ge vormen. Nu kan opnieuw stearine op de vor men gegoten worden. Na het stollen van de nieu we kaarsen wordt de pit tussen het klemraam en de vorm doorgesneden. Het klemraam wordt op geklapt, waarna de kaarsen verwijderd worden. Na het weer neerklappen van het lege raam wor- I den de nieuwe kaarsen opgedraaid. Afhankelijk van de grote van de kaarsen bevinden zich in een opdrukmachine 300-600 vormen en kan 3 tot 4 maal per uur worden gegoten. Een optrekmachine bestaat uit een aantal naast elkaar geplaatste gietbakken, waarin zich de vor men bevinden. Deze vormen zijn niet afgesloten door pistons, meer er bevindt zich in de bodem van de vorm een gaatje waardoor de pit naar de pittenkast loopt. De pit wordt boven de vormen vastgehouden door een klem. Om de vormen kan warm en koud wa ter circuleren. De klem wordt, nadat de kaarsen gestold zijn, omhooggetrokken. Men laat de klemmen met kaarsen boven de vor men hangen tot men nieuwe klemmen tussen de kaarsen en de lege vormen heeft aangebracht. Daarna snijdt men de pitten door en verwijdert de zojuist gegoten kaarsen. De vormen worden met nieuwe stearine gevuld en het gehele proces herhaalt zich. Volgens deze systemen worden de huishoud-, gothische-, kerst- en andere machinaal I losbare modellen gegoten. Figuurkaarsen waarvan de vorm dus niet recht of gotisch is, worden door middel van gipsvormen gegoten. Deze vormen bestaan uit twee helften. Het te gieten model is in het midden van de vorm uitgehold. Door de stearine door de giet- opening te gieten vormt zich het figuurtje. Na het stollen worden de beide helften opengeklapt en kunnen de gegoten kaarsen verder bewerkt wor den. (Beschilderen en lakken). De kaarsepit De voor de kaarsen benodigde pit wordt in het eigen bedrijf vervaardigd. Als grondstof gebruikt men hiervoor dunne katoenen garens, welke van de textielindustrie betrokken worden. Het garen wordt op machines verwerkt tot dradenbundels van 4-45 draden. Deze bundels worden op de vlechtmachines tot platte en „vierkante" pit verwerkt. Platte pit vlecht men uit 3 dradenbundels. Men spreekt van 3 x 8-draads, 3 x 10-draads enz. Zg. vierkante pit, voor waskaarsen, bevat naast de 3 bundels nog richt- of kerndraden. De gevlochten pit wordt op haspelmachines tot strengen verwerkt. De pit ondergaat daarna enkele chemische bewerkingen, welke van groot belang zijn voor de kwaliteit: reinigen, bleken en appreteren. Bij het apprête- ren wordt de pit gedrenkt in een oplossing van een aantal zouten. Na droging is de pit klaar om op kartonnen hulzen gespoeld te worden. De dikte van de pit moet aangepast zijn aan de diameter van de kaars. De pit bepaalt de grootte van de vlam en dus de hoeveelheid warmte, welke wordt ontwikkeild. Smelt te veel materiaal, dan gaat de kaars over lopen (druipen), smelt te weinig, dan blijven ran den staan. De apprêt is van belang voor het rege len van de snelheid waarmede de pit opbrandt, en om te voorkomen dat na het uitblazen de pit door nagloeien zou opbranden, waardoor de kaars niet opnieuw aan te steken zou zijn. Heeft u er wel eens bij stilgestaan hoeveel soor ten kaarsen er zijn? Wij noemen ze voor u. Stearinekaarsen Deze worden gegoten van zuivere stearine, zon der toevoeging van andere grondstoffen. De stearinekaars voldoet aan de eisen, die men aan goed brandende kaarsen kan stellen. Stearine is een stof van zuiver witte kleur en heeft uitste kende brandeigenschappen. Bij het branden heeft de kaars een heldere, stilstaande vlam en een goede komvorming, waarin de vloeibaar gewor den stearine gevangen wordt gehouden. Bij oor deelkundig gebruik mogen deze kaarsen niet druipen. Ook onder ongunstige temperatuur- omstandigheden behouden zij hun rechte vorm. 9

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1964 | | pagina 11