,Wüt u..
dat in het vorige „Anker" een fout geslo
pen was; het zetduiveltje gaf daar de Aza
lea een bol, maar iedereen zal begrepen
hebben, dat dit een misverstand was, daar
de Azalea's geen bollen hebben.
Om het geheel duidelijk te maken, wordt
de plant nu nog eens uitvoeriger behan
deld.
•(aten we veronderstellen, dat U straks
januari/februari) in het bezit komt van
een bloeiende Azalea. Om zo lang moge
lijk van haar bloemenpracht te genieten
is het nodig dat de plant in deze periode
nimmer gebrek aan water heeft. Men kan
dit bereiken door de pot tot aan de rond toe
in lauw-warm water te zetten (dopen). Tien
tot vijftien minuten is voldoende, daarna
laten uitlekken en dit alle dagen herhalen.
Wanneer U gelegenheid hebt de plant 's
nachts iets koeler te plaatsen, dan zal dit
de bloeiduur verlengen en heeft de plant
minder water nodig.
Na de bloei worden de bloemresten verwij
derd (afrukken) en de plant wordt tot in
de tweede helft van mei op een koele, lich
te, vorstvrije plaats gezet, waar ze weinig
water krijgt, maar wel de bladeren be
sproeid worden.
Wanneer het in de tweede helft van mei
niet meer vriest, mag de plant tot aan de
potrand in de tuin ingegraven worden; op
een lichte plaats, maar liever niet in de
felle zon. Als het niet regent moet U de
plant dagelijks besproeien en geeft U haar
^net tussenpozen van een paar weken wat
^^oeimest of een goede kamerkunstmest.
^^ontroleer de plant op gezette tijden of er
ook gezwollen bladeren aanzitten, dit is
n.l. de oorziekte, verwijder deze aangetaste
bladeren zo gauw mogelijk, voordat er een
meelachtige poeder op komt (sporen van
een zwam).
In september halen we de plant in huis en
zetten haar op een koele, lichte, vorstvrije,
plaats en geven haar matig water, doch
wel vaak het blad besproeien.
Wanneer de knoppen beginnen te zwellen
mag de plant in de warme kamer, dit al
naar gelang de soort: begin december voor
de vroegstbloeiende, half januari voor de
middensoorten en half februari voor de
late.
U mag zo lang doorgaan met het blad te
besproeien tot de kleur der bloemknoppen
begint door te breken.
Een andere, veel gevraagde, kamerplant is
de CYCLAMEN.
De Cyclamen is een plant, die graag koel
staat, een temperatuur van 10° C. is ideaal.
Ze houdt niet van de warme, droge atmos
feer, die meestal in een gestookte kamer
aanwezig is. Door de droge lucht zullen
dan ook spoedig de kleinste knoppen ver
drogen. Ze vraagt een zeer lichte plaats,
felle zon is er in de Cyclamen-tijd bijna
niet, anders zouden we haar daar tegen
moeten beschermen. Planten die in een
koele kamer staan, geven we warm tot zeer
warm water op de schotel, vooral wanneer
de temperatuur zo laag is dat de plant
geen water meer kan opnemen, moeten we
hier aan denken. Door het warme water
wordt de potgrond zo veel verwarmd dat
de plant in staat is weer water op
te nemen. Het overtollige niet opgezogen
water, gooien we na 1520 minuten weg.
Blijkt, dat de plant op deze manier niet
genoeg krijgt (door het spoedig slap wor
den van bloem en bladstengels) dan mag
men een beetje handwarm water langs de
potrand bij gieten, echter niet op de knol,
dat zou rotting kunnen veroorzaken.
Denk er wel om, als ze te veel water krijgt
wordt het blad geel; dit is ook het geval
wanneer de plant te donker staat.
Uitgebloeide bloemen kan men door uit
rukken verwijderen.
Wil men proberen de plant zelf weer in
bloei te krijgen voor het volgende jaar, dan
geeft men na de bloei langzamerhand min
der water. Al het blad moet langzaam ver
dorren en men laat haar daarna nog enige
weken droog staan. Dan kunt U de knol
overpoten in een iets grotere pot, in goede
bloemistengrond, maar oppassen dat geen
wortels beschadigd worden.
De beste plaats is dan in de koude bak
(flink luchten); bij warm weer de ramen
er af en bij zonnig weer altijd schermen.
Heeft men geen bak of tuin, dan kan men
haar thuis op een koele, lichte plaats zet
ten, niet in de zon. Degenen, die wel een
tuin bezitten, kunnen de pot tot aan de
rand ingraven op een plaats waar bijvoor
beeld van 's morgens 10 tot 's middags
5 uur geen zon komt.
21