4joe <jïoot was die karper nu 7 of er wordt met het kind over gesproken over wat het zou willen hebben, voordat het op het toilet gezet wordt. Zelfs worden er straffen uitgedeeld, wanneer het kind toch in zijn broek plast. Het gevolg hiervan is vaak obstipatie: het kind houdt de ontlasting op en deze droogt in en geeft aanleiding tot scheurtjes, wan neer eindelijk na dagen de ontlasting komt. Dit is buitengewoon pijnlijk voor het kind en een reden om de ontlasting nog langer op te houden. Er kan dan een toestand ontstaan, waarbij het kind ten slotte de hele dag door kleine beetjes ontlasting ver liest. Dit is zowel voor het kind als voor de moeder een ware ramp. Blijft deze toe stand bestaan, dan zullen later andere kinderen het kind uitjouwen en nawijzen met alle psychische gevolgen van dien. Het is zaak in deze snel een arts te raad plegen. Onderzoekingen hebben geleerd, dat obsti- «btie en encopresis (het verliezen van eine beetjes ontlasting) tweemaal meer voorkomen bij té vroeg zindelijk gemaakte kinderen. Ook het bedwateren kan een gevolg zijn van het té vroeg zindelijk maken. Het klei ne kind wordt door de dressuur onrustig gemaakt. De eisen van de moeder zijn te hoog. Het onwillekeurige plassen overdag en 's nachts boven de leeftijd van drie jaar komt bij 1620% van alle kinderen voor en 6080% van hen is 's nachts nat. Enuresis of bedwateren is dus een ver schijnsel waar vele moeders mee te maken hebben. Het té vroeg zindelijk maken schaadt niet alleen het lichaam, maar ook de geest van het kind. Op oudere leef tijd kunnen dan de gevoelens bij het kind te voorschijn komen en karaktereigen schappen, die terug te brengen zijn tot de te vroege training om zindelijk te worden. Het is nodig dat de moeders hieraan de nodige aandacht schenken en bedenken, dat ze op de kleuterleeftijd niet te veel mogen eisen van hun kind, maar aan de andere kant is het zo, dat bij een goede verhouding tussen moeder en kind de zin- delijkheidsdressuur gezien en beleefd wordt als de ontwikkeling, de rijping van het kind. Dan zullen vele moeilijkheden en zorgen over deze zo natuurlijke zaak over bodig blijken te zijn. Het proces van het zindelijk worden zal dan verlopen op de juiste wijze en zonder wanhoop en spanning. Uit: „Spreekuur thuis", Maandblad uitgegeven in samenwerking met de Koninklijke Maatschappij tot bevor dering der Geneeskunst. Het is algemeen bekend, dat hengelaars er een eigen taal op na houden; een taal die iedereen verstaat, maar die toch vaak verkeerd begrepen wordt en aan leiding geeft tot misverstand, wantrouwen en ongeloof. Die taal, U vermoedt het mis schien al, is het zgn. visserslatijn. Zij heeft ^■et zozeer betrekking op de vele vakter- ^ien die in de hengelsport gebruikt worden, maar speciaal op de afmetingen van de gevangen voorn, blei, meun, baars, snoek, karper, paling en wat dies meer zij. Hebt U wel eens een hengelaar horen en zien vertellen van zijn vangsten Ook hier geldt het spreekwoord: „In het maan licht van het verleden, is alles mooier dan in het zonlicht van het heden". In het begin kan de visser de maat nog met vinger en duim van één hand aan geven, enkele dagen later moeten beide handen er aan te pas komen en tenslotte worden beide armen wijd uiteen gespreid om te tonen hoe ver neus- en staartpunt wel van elkaar verwijderd waren. Gelijke tred hiermee houden de verhalen over de wijze waarop de vangst plaats vond. Was het oorspronkelijk een kwestie van beet hebben, opslaan en in het leefnet doen, later wordt het verhaal steeds ster ker en tenslotte vertelt de enthousiaste hengelaar van een urenlange, moeizame en afmattende strijd om het bakbeest op de wal te krijgen. De moeilijkheid voor het publiek is, dat de juistheid van deze verhalen zo lastig te controleren is. Men moet maar geloven

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1959 | | pagina 7