tipje van de óluiet opgelicht 19 Het gebeurt niet dikwijls, dat we door lezers of medewerkers van ons on volprezen blad herinnerd worden aan artikeltjes, die in vroegere jaargangen zijn verschenen. We keken dus even op, toen we in een bekende stijl een bijdrage ont vingen, die terugsloeg op een stukje in het nummer van december verleden jaar. Ook zonder de ondertekening A. J. B. herkenden we de schrijver wel. Wie ten volle wil waarderen, wat deze medewerker ons schreef, moet over een goed geheugen beschikken of dat bepaalde nummer van „Het Anker" nog in zijn be zit hebben om er iets in na te lezen. Sommigen van U zullen aan beide eisen voldoen, anderen aan één van de twee, ^misschien enkelen helaas aan geen z^han tweeën. Het is voor dit laatste groep- ^^e, dat we A.J.B. niet letterlijk aanhalen, maar hier en daar een greep doen met toelichting. „Op een zaterdagmorgen", schrijft A.J.B., „een dag met blijde gevoelens doorgaans, werd ik in de fabriek aangehouden door iemand met een plezierig gezicht. Ik stelde me uit behoefte direct ook plezierig in. Hij bleek moeilijkheden te hebben, die op een technisch vlak lagen; daarom voelde ik me als leek dadelijk tot zijn probleem aangetrokken. In het december-nummer van „Het Anker" had hij een brief ge lezen over gummibituum en hoe je daar mee moest werken. Nu had hij een platje bij zijn huis en dat wou hij bewerken zo als dat in die brief aanbevolen was. Als ik, zo beweerde hij, voor een gulden de kilo van dat spul kan kopen, ben ik goed koop klaar". Toen had hij onze medewerker vragend aangekeken, alsof hijzelf twijfelde aan het bestaan van dat wonderprodukt. Ze waren samen in de lach geschoten en onze vriend A.J.B. had beloofd, de redactie het vuur eens na aan de schenen te leggen. ^Dat heeft allemaal betrekking op een brief, ^Pericht aan Ter Horst Co. N.V., die in zulk krom en stuntelig Nederlands was gesteld, dat we hem verleden jaar in „Het Anker" van het begin tot het eind woordelijk aanhaalden, als voorbeeld van hoe het niet moet. Maar nu werden we ge waar, dat het fraaie epistel ons als eigen produkt in de schoenen werd ge schoven. „Geen naam van de fabrikant, geen plaatsnaam, zo een plotseling ein de....", zegt A.J.B. Aan dat plotseling einde konden we ook niets doen; zo hield die brief nu eenmaal op. En fabrikant en adres hebben we met opzet niet genoemd. Ook nu nog schromen we, iemands naam, toenaam en adres aan de openbaarheid prijs te geven, die zijn brief aan ons als volgt begon: „Gehachte Heren, De onder houd der zinken of ijzeren dakgoten in de fabrieken is altijd de oorzaak geweest van vele zorgen, en het binnen lopen van on verwachte wateren door gaten en scheu ren der oude dakgoten of plateformen heeft al veel schade berokent". Maar om A.J.B. en zijn man met het platje te plezieren hebben we een tip van de sluier opgelicht. We hebben onthuld, dat onze fabrikant de niet-algemene en vrij speelse naam Vastenavond droeg, en dat hij ergens in het zuiden zijn haardstee (en ongetwijfeld zijn gummibituumfabriek) had. Op het horen van het woord Vasten avond uitte A.J.B. zijn twijfel aan de echt heid van de brief onverholen met een ge laatsvertrekking, die het meeste van een knipoogje weghad. We hebben hem toen moeten bezweren, dat het waar was. Dat gaf ten slotte onze medewerker de volgende woorden in de pen: „Het pro bleem van mijn vriend liet me niet los, het ging mee de nacht inOp een groot plein dwarrelde een menigte door elkaar. Vreemde kledij, wonderlijke koppen. Van alle kanten klonk me muziek in de oren, draaiorgels en mondorgels, muziekkorpsen en muziekdozen. Een wazig licht maakte alles schilderachtig van aanzien. Sommige huizen waren extra in het licht gezet en daar doorheen flitste zo nu en dan een serpentine als teken van vreugde der men sen. Mensen bij duizenden bewogen om mij heen. Een groep met kleurige ballon netjes om hun hals fladderde langs me heen. Ik zag, dat de meesten gemaskerd waren. Een wonderlijke pias sprak me aan: Hedde gin vasseloavend, minnier En ja, toen werd me alles duidelijk. Vasten avond, zo heette hij en in vastenavond stemming had hij ons een brief gestuurd." Toegegeven, A.J.B., een origineel excuus voor het schrijven van een belabberde brief.

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1957 | | pagina 19