Q REU HEL sl
.rioo*
door onze vertegenwoordiger, de heer Feit
kamp, die er een boordevolle snipperdag
aan besteedde.
De ouderen onder U hebben natuurlijk al
lang begrepen, waar het over gaatde
jongeren niet, denken we. Omdat de ou
deren het misschien wel aardig vinden te
weten, „hoe het allemaal verder gegaan is",
zullen we de hele historie oprakelen tot op
de dag van heden. Voor de jongeren is het
dan eenvoudig „nieuws".
DE RAMP
Oudejaar 1925Zware regenval had be
ken en rivieren in ons land reeds weken
doen zwellen. Vooral van de dijken langs
onze grote rivieren werd het uiterste ge
vergd. Telkens weer werden zwakke of
lage punten bedreigd, maar ook telkens
weer konden ze op het laatste ogenblik ge
red worden door de krachtsinspanning van
vele werkers. Daar werd gezwoegd aan die
dijken, ook door talloze vrijwilligers. Goed
gevulde zandzakken op de juiste plaats
^®aren van oneindig meer waarde dan
^rote sommen gelds. Overal werd langs de
dijken wacht gelopen en in menig gezin
werd er 's nachts gewaakt. Het dijkvolk
kent zijn vijand
Oudejaar was aangebroken, maar wie ach
ter de bescherming der zwaar-beproefde dij
ken woonde, was niet in een stemming-
voor oliebollen en andere Oudej aarsge
neugten.
De strijd tegen het water was volop aan
de gang, niet verloren, maar evenmin ge
wonnen.
Toen, terwijl de duisternis al ging vallen
op die 31ste december 1925, liet één der
stromen zich niet langer beteugelen. Bij
Overasselt (zie kaartje bij dit artikel) brak
de dijk door.
Moedige, maar vermoeide mannen sjouw
den wat ze konden om het gat te dichten.
Even leek het te lukken, maar daarna
sloeg het water een nog groter bres. De
gaping in de Maasdijk werd vlug breder
en dieper. De verdedigers moesten wijken
en weldra aan eigen lijfsbehoud denken.
Menigeen bracht er maar net het leven af.
In die nacht luidden overal in het Land
van Maas en Waal de noodklokken. Want
de dijkbreuk bij Overasselt verleende het
watergeweld toegang tot heel het gebied
tussen Maas en Waal. Een noodlottige om
standigheid was, dat het grote middendeel
van die streek nog lager ligt dan de gron
den onmiddellijk achter de dijken. Het is
een komgebied; het kolkende water kwam
dus in een soort put terecht en waterput
ten lopen niet gauw droog.Het jaar
1926 was dan ook nog geen paar dagen
oud, of bijna alles stond blank tussen de
twee grote rivieren. De westelijke helft was
er het ergste aan toe. Lager gelegen dan
de oostelijke, stond daar in het zuiden ge
middeld vier meter water, in het noorden
twee meter.
Niemand wist, of de ramp want dat was
het, en zeker voor de bevolking hier, die
niet bepaald welvarend was tot deze
omvang beperkt zou blijven. Slachtoffers
en allen die nog in gevaar verkeerden, wer
den dan ook inderhaast langs de dijken
en over de rivieren geëvacueerd naar vei
liger oorden, b.v. de steden Tiel en Nijme
gen. Voornamelijk jonge mannen bleven
achter om te zorgen voor wat behouden
was geblevenwat varkens, kippen en huis
dieren. Ze voeren met bootjes van huis
tot huis, van zolder tot zolder. Later ging
dat over het ijs
Want weldra veranderde de troosteloze
watervlakte in een onherbergzame ijs-
WAAV-
HEL
Land van Maas en Waal in 1925-1926. De Maas had toen meer bochten dan
tegenwoordig. Het Maas-Waalkanaal bestond nog niet. je