4
oei oei )Q.ïeiien
14
ruim 300 bunders". Hij koopt de havezathe
en woont daar nog tot zijn dood in 1812.
In Rijssen zelf is de Haar altijd een op
vallend ruime straat geweest. Vielen er
vroeger de eikels en later de lindebloesem,
op het ogenblik is het een toonbeeld van
moderne verkeersregeling zonder die gezel
lige eiken of linden. Waar kun je nu nog
die knikkerpoties maken met je hak
Waar kun je nog „grondstelen" met een
mes in het zand Op de Haar niet meer.
Je kunt er rechts en links en ook nog
middendoor rijden en over trottoirs lo
pen. Dat dit nog ooit gebeuren zou, heeft
de man niet kunnen voorzien, die (op de
plaats waar nu een forse garage staat)
desondanks in de eikenbalk boven zijn
deeldeur de volgende regels liet snijden
„Ferlat di nicht op ersche dinge
(aardse dingen)
dat titlick got forswint geringe
(verdwijnt snel)
Wat die mensche wieselick dot,
de daer soc dat efge got (eeuwige goed)
Anno 1656"
Verdwenen al deze zaken, veel is er bij ge
komen en veel is gebleven. Als die oude
gids voor Twente uit 1923 schrijft: ,,Men
theologiseert er gaarne" en „Het volk is
hier oorspronkelijk geestigdan kon
dat evengoed een beeld uit deze dagen zijn.
Als we lezen over raadsvergaderingen van
meer dan 50 jaren geleden, dan wordt het
ons wel duideliik, dat er niet veel veran
derd is.
Men ziet in Rijssens straten de „pötte-
kaerls" niet meer en evenmin de „leed
zangers" of de „hardloopers" die nooit stil
konden staan, maar wel treffén we nog
steeds aan een Riissense bevolking, origi
neel, hard werkend, gesteld op eigen huis
en hof, nog steeds bereid tot „noaber-
hulp", waar die door omstandigheden no
dig mocht zijn.
Het spreekt vanzelf, dat in dit artikeltje
niet alles ter tafel kon komen, enerzijds,
omdat wij niet alles weten, anderzijds om
dat dit te veel ruimte van „Het Anker"
zou vragen. Als de redaktie mij nog een^.
weer wat ruimte wil geven, dan wil iA
gaarne proberen over een en ander uitvoe^
riser te schrijven. J. W. R.
Beste onbekende vrienden
Uit de nijv're Twentsche streek
Toen ik dezer dagen weer eens
Naar den bouw van 't huisje keek,
Dat door Uwe vriendenhanden
Bij elkander werd gebracht,
Heb ik een kort oogenblikje
Over alles nagedacht.
,,'t Hoes oet Riessen" is een prachtnaam,
Dien ik héél toepass'lijk vond,
Maar nóg beter zou ik 't vinden
Als er ,,'t HART oet Riessen" stond.
Alle Maas- en Walers kijken
Dwars door alle muren heen;
Aah de spelling ziet U al, dat we niet met
een ontboezeming van de laatste jaren te
maken hebben. We vonden dit gedichtje
dan ook in een krant van 1928, die de re
dactie ter hand was gesteld. „Goed zoo
stond er boven en het was van de hand
van Clinge Doorenbos.
In dat oude dagblad bladerende, zagen we
een artikel, dat in meer prozaïsche bewoor-
Alle Maas- en Walers lezen
Tusschen regels, tusschen steen.
En daar vinden ze geschreven,
Duid'lijk, helder, klaar en groot
Daar in Riessen wonen menschen,
Die een vriend zijn in den nood.
Daar in Riessen wonen menschen,
Waar een edel hart in leeft,
Menschen, die er ons bewezen,
Dat Arbeid geadeld heeft.
Als w' er warm van 't winter wonen
En het vriest er, dat het kraakt,
Denken wij met dank aan Riessen,
„Woer se juttezèkke maakt"....
dingen hetzelfde onderwerp behandeldl^
Nieuwsgierig geworden, hebben we toen
een beetje aan geschiedenis gedaan. Wij
gedenken daarbij dankbaar de hulp, die
wij hebben gehad van enkele officiële in
stanties, wier inlichtingen een verder on
derzoek mogelijk maakten. Dat verdere
onderzoek verschafte ons tal van prakti
sche gegevens en feiten en werd verricht