14J«t
dut
t?
te wo-et
at ^e
13
Regel uit „Mooi Riessen"
„De tijd gaat snel"De betekenis van
dit gezegde wordt ons maar al te duidelijk
als we nog eens oude geschriften, kran
ten, boeken en kaarten opslaan. Veel ver
anderde in de tijd die achter ons ligt,
maar meer nog bleef hetzelfde.
In een gids voor Twente uit 1923, dus van
ruim 30 jaar geleden, lezen we nog over
Rijssen: „Overal ruikt men den turf- en
schaddengeur der haardvuren. Bij zomer
dag ziet men mannen en vrouwen met
bloote beenen. De mannen zijn in blauwe
onderbroek bezig met dorschen of stal uit
gooien. In dit costuum gaf eens een onder
burgemeester, met zijn bloote beenen staan-
ifc op een mesthoop als op een troon, au-
^Wëntie aan een juffie, dat er voor onder
wijzeres solliciteerde".
Dit beeld van Rijssen kennen wij niet
meer, de schaddenvuren hebben plaats ge
maakt voor haarden en kachels en de blote
benen, die men nu 's zomers in Rijssen
ziet, zijn niet alleen van de Rijsenaren.
En dat was nog maar 30 jaar geleden.
Op een ander terrein ligt het verschil, dat
we kunnen opmaken uit een plattegrond
van de Gemeente Rijssen, in het jaar 1865
uitgegeven door Hugo Suringar te Leeu
warden. Rijssen telde toen 3200 inwoners
en had een oppervlakte van 2551 bunders.
Onze gemeente telt nu bijna 14.000 inwo
ners en heeft volgens Winkler Prins een
oppervlakte van 2604 hectaren. Waar zou
den die 53 bunders nog gevonden zijn
Deze bunders zijn er dus bijgekomen, maar
er is ook veel verdwenen: Er schijnt een
antiek huis geweest te zijn, genaamd „De
Pol" of „Brandlecht", waarin een houten
schoorsteenmantel met uitgesneden wapen
figuren. Binnen de grachten van „De
Krans" moet het huis „Beverveurde" nog
in de 17e eeuw hebben bestaan; het
^Pas de pleisterplaats van de bisschop als
hij Twente bezocht.
Het kasteel „De Grimberg" over 't Veer,
dat in 1584 door de Spanjaarden werd ver
brand, heeft o.a. als bewoner gehad Dirk VI
van Holland. Deze ridder trok omstreeks
1145 mee op een kruistocht naar Jeruza
lem. In het boek „Met 'n ooln Maester biej
'n Heard" vertelt meester W. J. C. van
Wijngaarden in zijn verhaal „De tabaks
doos" over Heinrich Nechkern, een Duits
handwerksgezel, die de Grimberg voorbij
komende verzucht„Kon ik het nog eens
zo ver brengen, dat ik eigenaar van zulk
eene bezitting werd."
Als Nechkern vele jaren later zeer rijk uit
de West in Amsterdam aankomt, leest hij
in de krant: „Uit de hand te koop de Ha-
vezathe „den Grimberg" onder Wierden,
groot met kasteel en onderhoorige erven