hun /3ijtja5
Dmkatï an
11
ren op een mooie zomermiddag een
bloemenplukkend kind door een ho
ningbij gestoken werd en de tranen
van pijn en schrik (het laatste misschien
meer dan het eerste), gedroogd waren,
stelde ze aan haar moeder de vraag
„Waarom steken de bijen, ma Waarop
de moeder prompt en bits het even on
logische als onjuiste antwoord gaf„Om
dat het zulke krengen zijn".
Inderdaad, de bijen
kunnen steken, en
soms gevoelig ook.
Dat zal geen enke
le bijenhouder ont
kennen. Maar „kren
gen", zoals deze
moeder dat uitdruk-
;e, dat zal geen enkele imker het met haar
;ens zijn. Hij kan geen kwaad horen van
zijn gevleugelde vrienden en sluit elke dis
cussie uit door te zeggen, dat dit één van
de vele aantrekkelijkheden van het im
keren is. Immers, wanneer een bij niet zou
kunnen steken, zou iedereen bijenhouder
kunnen zijn en dan zou de natuurlijke
weerstand van een bijenvolk, die ondanks
het steken toch altijd voor een kenner
zeer interessant is en blijft, ontbreken.
Een honingbij is van nature niet steek-
lustig, zoals velen dit schijnen te menen.
Zij gebruikt haar verdedigingswapen, de
bij velen zo gevreesde giftangel, wanneer
zij weerstand ontmoet, en bij uitzondering
ook in drachttijd, als er veel nectar in de
bloemen aanwezig is. Dan kan het voor
komen, dat zij zelfs de imker niet in
de buurt van de bijenstal duldt. Maar
ook dan is het nog zo, dat slechts en
kele bijen uit de „bewakingsgroep" haar
werkterrein niet uitsluitend tot de be
waking van de vlieggaten schijnen te
beperken, doch dit ook uitbreiden tot
de onmiddellijke nabijheid van de kas-
«en of korven. Als zo'n agressieve bij cir-
:els trekt om de imker, kennelijk met het
doel tot de aanval over te gaan, is deze
op zijn hoede en laat hem daartoe als re
gel niet de gelegenheid. De imker zal eer
der toeslaan, hoewel tegen zijn zin. Hij
houdt van zijn gevleugelde insecten, hij
observeert hun doen en laten, ziet aan de
wijze van vliegen in de zwermtijd, of zijn
ingrijpen in een volk noodzakelijk is. Bij
dit ingrijpen ontvangt hij als „dank" soms
tientallen steken, doch hij werkt rustig
door tot het nodige in de kast verricht is.
Ja, vooral rustig. Dat is voor iedere bijen
houder bij de behandeling van zijn vol
ken een eerste vereiste, rustig en nog eens,
rustig. Bij een volkomen rustige behande
ling door de imker blijven de bijtjes ge
woonlijk op de raten zitten, die de imker
uit de kast neemt voor controle. Dan kan
hij soms een volle kast van 20 ramen con
troleren, zonder één steekje te ontvangen.
Een imker, die het in zich heeft bij de be
handeling volkomen rustig te zijn, de ra
men niet met schokken en stoten weg te
nemen en weer in te hangen, dus
een imker, die zijn volken op de juiste
wijze behandelt, heeft de rustigste bijen.
Maar de imker zal, om dit te bereiken, ook
alle zorgen aan zijn kasten en raten moe
ten besteden. Vooral de raten dienen, met
afstandsblikjes, precies passend te zijn, zo
dat geen ruimtes ontstaan, waar de bijen
door kunnen. Ook aan het z.g. „klitten"
aan de bovenkant der raten en op af
standsblikjes dient aandacht geschonken
te worden. Met een schraapmes dient men
dit geregeld schoon te houden. Een bij
is van nature een zindelijk insect. Zij
draagt alle ongerechtigheden, die in een
bijenkast terecht mochten komen, naar
buiten, vaak met vereende krachten, wan
neer het object te groot is, doch de imker
dient de helpende hand te bieden, te zor
gen voor schone raten, passende en goed
sluitende kasten, het reinigen van de bo
demplanken in het voorjaar, enz.
Deze geboden, die voor ieder imker gelden,
worden, helaas, nog wel eens overtreden.
Vooral ook, wanneer met de bijen gereisd
moet worden, en dit is in onze tegen
woordige tijd, wil men kans op enig suc
ces hebben, noodzakelijk dan zal men
toch aan goedsluitende kasten meer aan
dacht dienen te schenken. Sluiten ook in
die zin, dat geen vrees bestaat, dat een
kast tijdens het transport in delen uiteen
valt, doch ook weer zo, dat geen grote
weerhaken het noodzakelijk maken een
kwartier met een roestige moer te draaien,
alvorens het openen verricht kan worden.
Het is begrijpelijk, dat zij, die op het veld
de kasten, vaak ook voor collega's moeten
controleren, niet meer de kalme rust heb-