26
hankelijk. Naast de voeding kunnen ver
wondingen, ziekten en ook inwendige stoor
nissen de geweivorming beïnvloeden. Zo
komt het wel eens voor, dat het gewei hele
maal niet wordt afgeworpen en er een
nieuw naast het oude groeit, zodat de die
ren een soort pruik van geweitakken krij
gen.
Op een bepaalde leeftijd komen er geen ge
weitakken meer bij. Soms gebeurt dit zelfs
al als de dieren nog vrij jong zijn. Het ge
wei wordt dan wel elk jaar zwaarder, maar
het aantal takken blijft constant. Oude her-
Achter oude huizen met lusteloze pannen
er op, staan als gepensioneerde paar
den wat scheefgezakte schuurtjes. Een
half vergaan pruimeboompje steekt zijn
takken nodeloos de lucht in en strijkt bewo
gen door de wind langs de dakrand van één
der schuurtjes. Een onbespiede plant woe
kert in de spleten van de oude verweerde
stenen. Gras bedekt reeds lang de onderste
laag van de kleurige bonken. Voor één der
raampjes heeft zich een spinneweb geves
tigd, wie weet hoe lang geleden al. Op het
dak zijn sommige pannen weerspannig uit
de rij geschoven en vormen zodoende een
opening voor weer en wind.
Op die avond, toen alles uitrustte van de
dag en in het late licht de schuurtjes nog
verder opzij leunden, kwam uit één van die
onvermoede gaten een zwarte schim gegle
den. Het golvend lichaam van een grote
zwarte poes. Lenig vloeiend als water kwa
men vijf kleine poesjes achter mama aan.
Moeder laat zich langs de rand naar bene
den op een stuk schutting glijden. De klein
tjes krijgen een wenk om net zo te doen.
De grote poes doet dit door enkel haar
hoofd om te draaien. Als zwarte druppeltjes
gaan ze achter haar aan. Dan springt moe
der de tuin in en gaat, als gebeeldhouwd,
zjtten op het grasveldje. De kleintjes dar
telen, als balletjes over de kop rollend, in
't rond. Een zacht miaauw roept één, die
zich te ver waagt, terug. Wat er nu ge
beurt kan ik niet ontdekken; een geluid
heb ik niet gehoord. Maar alle poesjes krui
pen heel dicht tegen moeder aan, als in
ten gaan zelfs op den duur achteruit wat het
aantal takken betreft. In plaats van meer,
verschijnen er dan elk jaar minder. Voor
de goedgelovige geweitakken-tellers wordt
het dier derhalve elk jaar jongerHet
kan zo ver gaan, dat er een gewei ontstaat
zonder zijtakken. De dragers daarvan wor
den zeer gevaarlijk voor hun rivalen met
met een vertakt gewei, omdat het heel moei
lijk is een stoot met zo'n spies af te weren.
Zo kunnen afgeleefde dieren hun veel jon
gere tegenstanders vaak levensgevaarlijk
wonden, hoewel de laatsten eigenlijk veel
sterker zijn.
angst. Toch niet, de grote poes gaat rechtop
zitten en ze zoogt de kleinen.
Terwijl de kleine poesjes wriemelen en door
en over elkaar glijden, zit mama als een
zwarte wachter te speuren naar zelfs het
geringste gevaar. Niets verstoort hier de
rust echter. Een merel zit nieuwsgierig te
gluren naar dit natuurtafereeltje en wipt
wat dichterbij, al doet zijn aard hem op
passen. Een vredige avond voor allen.
Als er wat verderop in een tuin echter een
kort hondegeblaf opklinkt, is de rust ver
stoord en rolt die hele zwarte kluit in een
veiliger hoek. Wat later komt langzaam en
glurend de moederkat het veldje weer op,
gespannen van aandacht. Een zacht ge
luidje lokt de kleintjes weer naar haar toe.
Het zogen wordt nu minder en de zwarte
balletjes rollen overal heen. Eén is er dat
zich wel wat te ver waagt in die grote we
reld. Het wordt heel vriendelijk terugge
sleept naar het oude plekje. Sommigen vor
men een clubje en spelen een afspnngspel-
letje op de bank. Het rolt en, wriemelt maar
door elkaar en moeder kat waakt door
en toe een geluidje te geven. Als allen m^F
gespeeld zijn, wordt de terugtocht aanvaard.
Op de schutting, wip op het dak en dan
zakt de kluwen slangachtig het gat in. De
familie kat, zonder pa, gaat slapen. Alleen
het ritselen van de bladeren is nu nog te
horen. Een heerlijke stilte, een bekoorlijke
zomeravond.
Dan plots, scheurt er een droog geknetter
door de stilte. Een late bromfietser. Weg
rust weg bekoring. Op is de zomeravond.
A. J. B.