TPiatenleven in 9 ij een bezoek aan Amsterdam behoort meestal ook een tocht naar Artis, de dierentuin die weliswaar sinds jaar en dag te Amsterdam staat, maar in wezen aan iedere Nederlander behoort en een na tionaal bezit is. Over Artis nu willen wij enkele artikelen gaan publiceren, ontleend aan het maandblad „Artis". Onder onze mensen zijn vele dierenvrienden en deze artikelen zullen dus wel in de smaak vallen. We openen deze rubriek met k KAMEELTJE AAN DE FLES. "onge dieren zijn in een dierentuin altijd bijzonder welkom, of het nu doodgewone geitjes zijn of kostbare antilopen. Ze zijn welkom, zowel voor de bezoekers, die graag jong spul zien, als voor Artis zelf, waar men de aan de dieren bestede zorg beloond ziet met een uitbreiding van de collectie. En vooral als moeder en kind het goed maken en mama zich, zoals van een goede moeder mag worden verwacht, ten volle aan haar kroost wijdt, heeft de oppasser van de des betreffende afdeling alle reden om trots de duimen achter de bretellen te haken. Maar wanneer mama niets in haar spruit ziet en deze, in het gunstigste geval, links laat liggen en in het ongunstigste geval aan valt of zelfs tracht op te peuzelen, breekt er voor de oppasser een moeilijke tijd aan. Dan moet hij de rol van liefdevolle moeder overnemen, waarbij hij vooruit al weet, dat hij, ondanks alle hulpmiddelen die hem ten dienste staan, die rol zeker niet zo goed kan spelen als een middelmatig geïnteresseerde mama. ^en dierenbaby eist doorlopende zorg. Dag- Ba nacht. Regelmatig, meestal om de een of Twee uur, moet de fles er aan te pas komen, de melk moet worden verwarmd en speen en fles gesteriliseerd. Na de maaltijd moet het jong worden schoongemaakt en moet z'n buik worden gemasseerd, zoals mama anders met haar stevige tong zou doen. Toen Rini, het kamelenwijfje, dat in 1953 in Artis werd geboren, op 27 maart j.l. op haar beurt het leven schonk aan een dochter, scheen alles aanvankelijk vrij normaal te gaan. De jonge moeder verzorgde haar pas geboren kind de eerste ogenblikken althans tamelijk goed. Maar toen de kleine nou ja, kleine, een kamelenbaby is al een heel geval wilde drinken, zag Rini daar niets m. Met een zekere welwillendheid en mis schien ook trots, staarde ze naar haar kind, maar om het ook nog te drinken te geven en verder te verzorgen, was kennelijk te veel gevraagd. De oppasser controleerde of aanraking van de tepels misschien pijn ver oorzaakte. Dit was echter niet het geval; alles scheen in orde. Doch aangezien mama nog steeds weigerde haar inmiddels met de naam Marri gedoopte jong te laten drinken, bleef de oppasser geen andere keus dan zelf voor moeder te spelen. Het enige plezierige aan deze situatie was, dat Rini niet lastig voor haar kind was, zodat ze rustig bij el kaar konden blijven en de kleine doorlopend gezelschap had. Zo spoedig mogelijk liet men een aantal fles jes zuigelingenmelk, die altijd in de Artis- magazijnen voorhanden zijn, aanrukken en al heel gauw slobberde Marri een portie van deze melk door middel van een zuigfles naar binnen. De eerste tijd werd de melk met water verdund, maar reeds na twee we ken werkte het jonge kameeltje per dag on geveer 16 flesjes ongeveer 6V2 liter on verdunde kindermelk naar binnen. En bij elke voeding stond mama Rini er met haar neus bovenop, deed niets, keek al leen maar hoe haar kind gretig het koste lijke vocht uit de fles zoog. Voor de oppasser betekende het, dat hij om het uur, te beginnen des morgens om on geveer half acht tot des avonds tien uur toe, met de fles liep te sjouwen en vooral in het begin, toen het drinken niet zo snel ging, kon hij vaak 's avonds om twaalf uur pas naar huis. Zo snel mogelijk probeerde hij het diertje uit een bakje of pannetje te laten drinken. Dit heeft het voordeel, dat het voeden snel ler gaat en het kost heel wat minder spe nen. Een hulpmiddeltje om dit een jong dier te leren, is gebruik te maken van z'n voor liefde om overal op te sabbelen. Men houdt het dier een paar vingers voor, die gaarne als sabbelobject worden geaccepteerd.

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1956 | | pagina 9