We hebben nu tijd om met elkaar gissingen
te maken hoeveel passagiers we op de thuisreis
zullen krijgen. We maken de meest uiteenlopende
veronderstellingen. 400 zegt de een, 1200 zegt de
ander, maar die wordt dan ook bijna overboord
gesmeten alleen al om 't feit, dat ze misschien
nog de waarheid heeft gesproken en die willen
we niet horen, wanneer het over zo'n aantal
gaat. We veronderstellen tenslotte, dat er niet
zo heel veel klasse-passagiers op ons emigran
tenschip geboekt worden en leven dus hoe
dan ook nog 9 dagen in heerlijke onwetend
heid over wat ons boven het arme hoofd hangt.
Onze hoop om 9 dagen vrij te zijn wordt vlot
de bodem ingeslagen, maar 't valt nogal mee,
we werken maar van 83 uur. Daarna kunnen
we slapen of zwemmen, niet dat er zo heel veel
van zwemmen komt, want daarvoor is 't bad
veel te klein, maar we vermaken ons met een
levensgrote bal en voelen ons jonge honden
gelijk.
's Avonds hebben we film of zijn er paarde-
rennen, daaraan doet de gehele bemanning mee.
Ook mogen we bij een van de bemanningsleden
gramofoonplaten komen luisteren en dan merk
je, dat je dubbel genieten kan van iets dat je
niet veel krijgt. Onze maaltijden zijn nu ook erg
gezellig, niet meer in een gestolen ogenblikje
een hap en een slok, maar heerlijk rustig. Boven
dien weet Chef-kok iedere maaltijd tot een feest
te maken door de veelzijdigheid en gezellig ge
kozen gerechten. Hij weet echt wat een mens
toekomt.
U vraagt, waarin ons werk nu bestaat, zo zon
der passagiers? Wel, de hutten worden geheel
schoon gemaakt door de hutjongens. Er moet
schoon papier in de kastjes worden gelegd, alle
plastic gordijnen van de badkamers worden in
gekort en de werk-garderobe van de koks en de
bakkers moet worden „uitgestukt" enz.
Deze karweitjes knappen we aan dek op, maar
al gauw worden we door de regens naar de grote
kinderkamer gejaagd, want we hebben nog juist
een staartje van de natte moesson te pakken,
't Weer is klam en snikheet, zelfs zonder zon.
Maar zo tegen Soerabaja zijn we door het ergste
heen en staan we 's morgens om 6 uur al aan
dek in de vroege zon om de aankomst te Soera
baja mee te maken. Wonderlijk, dit land waar
je van kind af doordat het grootste deel van
de familie er woonde van hoorde, nu eens met
eigen ogen te zien. 't Is net alsof je een beetje
thuis komt. Vóór ons doemt de „Smeroe" op en
wij zien de contouren maar nauwelijks door het
warmte-waas heen.
Tot ons aller verdriet konden we slechts 1 dag
te Soerabaja blijven en geen verlof krijgen aan
land te gaan. De kapitein gaat alles op alles
zetten om de verloren gegane tijd in Sydney
weer in te lopen. We hebben 's avonds 'n party
van 1000 gasten en er embarkeren 700 passagiers.
Het is een klein rekensommetje om tot de con
clusie te komen, dat we dan met Semarang,
Tandjong Priok en Kota Radja zeker evenveel
passagiers zullen krijgen als op de heenreis. De
moed zinkt ons werkelijk in de schoenen, want
het is nu eenmaal zo, dat klasse-passagiers méér
service krijgen.
De hele dag zijn we in touw om de party te
doen slagen. Van rusten tussen 2 en 4 uur is
geen sprake. Wat heel erg leuk is, zo plotseling
zie je soms een bekend gezicht van vroeger. Een
oude clubgenoot, die voor dit weerzien helemaal
uit Kediri kwam en er een paar dagen verlof
voor overhad. Binnen 't kwartier stond hij weer
op de kade, geen tijd. Weer een paar anderen,
waar je bij de ontvangst der gasten plotseling
tegenover stond; mensen waarvan je niet wist
of ze ooit de Jappenkamptijd hadden overleefd.
Dergelijke dingen horen dan zo tot de verrassin
gen. We vertrekken met bestemming Semarang,
liggen op de rede, nemen passagiers op en sto
men verder naar Tandjong Priok. Ook daar
wacht een teleurstelling, niet aan land, geen
bezoek, dus een vluchtige begroeting aan de
kade. M'n gastvrouw ziet haar hele ontvangst
in duigen rollen, er was een uitgebreide rijst
tafel gemaakt, een autotocht georganiseerd, het
huis versierd en de hond extra geborsteld, want
er komt bezoek uit Holland.
In plaats hiervan: weer een party, nu 1700
mensen, 's Nachts om 12 uur is 't feest afgelopen,
tot 't einde toe zijn we vriendelijke, opgewekte
stewardessen gebleven, want daarvoor ben je
gastvrouw, maar 's nachts om 12 uur rolden we
half bewusteloos in ons bed en 't lijkt precies 5
minuten later, wanneer om 6 uur de wekker af
loopt. We vertrekken met bestemming Kota
Radja, liggen weer op de rede, nemen passa
giers op en zo is Indonesia binnen een paar dagen
letterlijk en figuurlijk aan ons voorbijgegaan.
We hebben pl.m. 1300 passagiers aan boord,
weinig verlofgangers en veel Indische Nederlan
ders, die naar Nederland emigreren, omdat hun
positie in Indonesia er niet beter op wordt. We
nemen dus bijna evenveel mensen weer terug
als we wegbrachten en draaien t.a.v. emigratie
dus wat in een kringetje rond. De mensen die
wij wegbrachten waren flinke gezonde mensen
die een vak kenden, nu brengen wij ook zieke en
oude mensen terug. Mensen, die ons klimaat niet
kennen enz.
Meestal zijn het kinderrijke gezinnen en bij
een ervan is een schattig klein meisje van een
jaar of negen, dat de hele dag aan dek is en
haar broertje van een half jaar in een slendang
ronddraagt. Eerst dachten we, dat het een pop
was, maar 't was een legende, en precies een
plaatje. Een slendang is een gebatikte doek,
die de Indonesische vrouw op een bepaalde ma
nier omslaat, zo, dat zij haar baby kan mee
nemen overal waar zij wil. Naar de pasar
(markt), bij het theeplukken in de theetuinen
of bij het werk op de rijstvelden; het kindje heeft
overal rust en het kan bovendien zo op tijd wor
den gevoed.
We zijn nu een paar dagen op zee en horen
op een avond het ontstellende bericht, dat er een
klein meisje van vijf jaar plotseling aan een
stuipje is overleden. Het gaat als een schok door
ons allemaal heen. Het is voor de ouders een
droevig begin van een lange, vreemde reis naar
een ver land. Een begrafenis aan boord gaat
akelig snel. Nog dezelfde avond wordt er door
4