20.000 MIJLEN OVER ZEE (vervolg).
bakkers nog eens beroemd zullen worden om
hun smakelijk en gezond volkorenbrood.
In de fabriek kunt U bij de bazen gratis
dagelijks uw vitamine C ontvangen.
N. VINK.
Port Saïd is de plaats waarover de meeste
mensen wel gehoord hebben en waar de Egypti
sche kooplieden met hun roeibootjes met koop
waar langszij komen. Het is dag en we krijgen
even de kans dit kleurrijk schouwspel gade te
slaan. Deze kooplui leren van alle talen iets, om
dat er schepen van allerlei nationaliteit door het
Suez-kanaal varen. In het omrekenen van geld
zijn ze beslist uitgeslapen. Maar uitgeslapen zijn
de zeelui ook en men past wel op, dat men niet over en
weer voor de gek wordt gehouden. We horen diverse
kreten: „Mooi tassie, mooi tassie" en „mooi poeffi,
mooi poeffi", maar ergens horen we ook tussen
alle lawaai door: „Je vuile moerr voorr 'n haarrr-
kam". Je denkt, dat je je vergist, maar wanneer
je weer eens je oor goed te luisteren legt, hoor je
het meerdere malen roepen. Ze hadden net zo
goed kunnen roepen: „De vis wordt duur betaald",
want dat slaat ook nergens op, maar hieraan ont
dekken we op slag de Amsterdamse zeeman, die
nu niet bepaald een opvoedkundige inslag heeft
gehad, maar op kernachtige wijze de kooplui liet
weten, dat ze hun nog veel meer konden vertelr
len. Ze hebben overigens mooie dingen te koop.
Tassen, leren muiltjes, schrijfmappen, portefeuilles,
portemonnaies, enz. Kralen, dadels, mandarijnen,
alles ligt door elkaar en er worden goede zaken
gedaan.
Mooi tassie, mooi tassie, mooi poeffie,
mooi poeffie.
Op de achtergrond het gebouw van
onze K.L.M.
We moeten echter weer verder, 't bekende Suez-
kanaal door. Aan het begin ervan staat een groot
standbeeld van Ferdinand de Lesseps, Frans diplo
maat en ingenieur, de man op wiens initiatief het
Suezkanaal werd gegraven en waar de gehele scheep
vaart nog altijd zeer dankbaar voor is, want waar
men anders om de Kaap moest varen, spaart dit
veel tijd en geld. Het graven ervan heeft echter
aan duizenden mensen het leven gekost en men
twijfelde er aan of het wel ooit verwezenlijkt zou
worden. De keerzijde van het bestaan van het
Suez-kanaal is echter, dat men er nu bijna een
oorlog om ontketent. Gelukkig konden Egypte en
Engeland het kortgeleden over deze kwestie eens
worden, maar toen wij er doorheen kwamen,
spande het geducht, zo zelfs ,dat we er niet hele
maal niet zeker van waren of ze ons zouden door
laten, dan wel de drie weken lange route om de
Kaap laten maken. We stonden duizenden angsten
uit, dat deze reis inderdaad nog drie weken langer
zou duren, maar het was een opluchting voor een
ieder, dat ons schip doorgang verkreeg en de zaak
binnen één dag was bekeken.
Het Suez-kanaal heeft éénrichtingverkeer. Zowel
van Port Saïd als Suez stomen alle schepen op
naar de Bittermeren, die zo ongeveer in het mid
den van het kanaal liggen en vandaar gaat ieder-
zijns weegs op uit-of thuisreis en we benijden de
thuisvaarders.
We passeren Port Jefic, waar nog niet lang ge
leden een paar Engelse soldaten en een klooster
zuster werden neergeschoten en overal zien we
kampen met Engelse militairen. Aan het einde van
het kanaal patrouilleren Engelse oorlogsbodems
en we hebben wel het gevoel „Er hangt iets in de
lucht". We varen nu door de Rode Zee en op de
kaart lijkt het alsof je aan weerszijden de kust
kunt zien, maar deze vlieger gaat niet op; het is
water en nog eens water. Inmiddels heeft de ka
pitein bevel gegeven, dat de bemanning in het wit
moet verschijnen, waar we erg dankbaar voor
zijn, want het wordt knap warm. De scheepsartsen
laten meerdere malen omroepen, dat de zon van
de Rode Zee zeer gevaarlijk is en raden de
mensen dringend aan zich niet langer dan vijf mi
nuten aan de zonnestralen bloot te stellen. Toch
zijn er passagiers, die gauw mooi bruin willen wor
den; die slaan de raad in de wind en de volgende
dag liggen ze prachtig opgezwollen in bed, niet
wetend op welke kant ze zich moeten keren van
de pijn en met hoge koorts. En wij, wij hebben er
hierdoor weer zieken bijgekregen, wat helemaal
niet nodig was. Het liefst zouden wij die dames
eens flink over de knie hebben genomen, maar 'n
hofmeesteres is onder alle omstandigheden correct
en vriendelijk. Dus geen pak rammel geven, maar
nalopen. Op een nacht worden we wakker door 'n
luid gejubel. We heffen ons slaperig hoofd op en
zien door de patrijspoort als een soort sprookjes
schip de „Oranje" passeren in volle feestverlich
ting. Een paar signalen van beide stoomfluiten, ge
juich en we kijken alweer tegen de achterkant van
het schip aan. In gedachten wensen wij het een
goede vaart en behouden thuiskomst.
Onze volgende aanlegplaats is Aden. Hier blijven
we een groot deel van de dag liggen, want hier
beginnen we immers aan de grote oversteek van
14 dagen niets dan lucht en water. We nemen mas
sa's aardappelen in, want we zijn met een kleine
2000 man, .maar ook voor het schip zelf moet
enorm worden gefourageerd en wel olie. De ha->
venarbeiders zijn hier roetzwarte negers, tengere