Bedrijfssport. Gedurende en na de laatste oorlog is wel heel veel veranderd, wat wij vroeger niet voor mogelijk zouden hebben gehouden. Bij alle narigheden, die wij in de oorlog moesten ondervinden, was er toch één lichtzijde, die ons sterk deed staan en die ons in staat stelde aan vele beproevingen het hoofd te bieden. Wij bedoelen hier de gemeenschapszin onder de mensen, de hulpvaardigheid en onder linge vriendschap, waarmede wij tegen alles, wat op ons afstormde, stelling namen. Wij vormden als het ware één groot gezin waarvan de leden elkaar schraagden in moeilijke ogenblikken. Dat was winst van hoog gehalte en wij hebben ons voorgesteld, dat wij hiermede na de oorlog in werkelijkheid ver rijkt uit de bus zouden komen. Wanneer wij thans, na 5 jaar oorlog en 5 jaar vrede, achter ons zien, moeten wij ons toch wel eens afvragen, wat van al onze goede voornemens terecht gekomen is. Gaan wij niet ieder voor zich weer onze eigen weg, naijverig vaak, kwaadspre kend, critiserend en egoïstisch? Kennen wij nog onze vrienden, bij wie wij in de oorlogsdagen steun en opbeuring zochten of gaan wij aan hen als vreemden voorbij? Jagen wij weer naar geld en aanzien, naar amusement en ontspanning, dat deze naam nauwelijks kan dragen, of zijn wij bescheiden en helpen wij door noeste arbeid en spaarzaamheid ons steentje bij te dragen voor het opbouwen van een nieuwe wereld? Een nieuwe wereld, die de jongere generatie straks zal moeten bewonen, ook uwe kinderen. Laten wij er ons nu toch niet van afmaken met de gedachte, al of niet openlijk uitgesproken, dat ons steentje geen gewicht in de schaal legt. Alle krachten, de uwe zo goed als die van uw buurman of van wie dan ook, leveren een bijdrage tot op bouw. Misschien vraagt u, wat dit alles met Bedrijfssport te maken heeft, zoals de titel van deze bijdrage luidt. Ogenschijnlijk niet veel, doch wanneer wij hierop wat dieper ingaan heeft het een met het ander toch wel veel gemeen. Als wij dan toch even terug gaan naar de vooroorlogse jaren, zal ieder moeten toegeven, dat wij in 'n grootbedrijf als 't onze toen wel wat ver van elkaar stonden, de werk nemers onderling in de fabrieken, het contact met hen, die administratief werk verrichten en zelfs het nauwere contact met onze werkgevers. Boven schreven wij, dat door en na de oorlog veel ver anderd is, veel, dat we zeer zeker niet kunnen toe juichen. Daarover zullen wij het eens kunnen zijn. Maar er zijn ook dingen of toestanden veranderd ten goede en daaronder rekenen wij ook voorzeker onze werkgemeenschap. Zoals dit bijna overal elders het geval was hebben wij ook hier leren in zien, dat men in het bedrijf niet van elkaar, doch naast elkaar moet staan, wil het goed zijn. In de strijd om het bestaan kan en mag het voor de werk nemer niet in de eerste plaats de vraag zijn op welke wijze hij met de minste moeite een bevredi gende inhoud in zijn loonzakje vindt, doch moet het oog er op gericht zijn om naar beste krachten mee te werken het bedrijf groot en stevig te maken, zó, dat het de concurrentiedruk en de stoten van laag conjunctuur kan opvangen. Als wij onze arbeid plichtmatig meer of minder goed verrichten, doch dit verder beschouwen als een noodzakelijk kwaad, zijn wij toch wel op de verkeerde weg, hetgeen zich vroeg of laat over u zal wreken, doch waarbij dan ook anderen noodzakelijk zouden worden betrok ken. Hart voor de zaak hebben betekent onze plicht van hoog tot laag zo goed mogelijk te vervullen, ons werk met zorg en ambitie te doen, doet er niet toe op welke wijze en hoe wij aan het bedrijf werkzaam zijn. Dit alleen kan leiden tot een gezond en bloeiend bedrijf, waar vele handen een vaste werk kring vinden en waarbij wij allen tenslotte meer belang hebben dan bij een bedrijf, dat in tijden van zware concurrentie of andere tegenslagen de tan den niet zou kunnen laten zien. Mede om dit nu te bereiken hebben wij gezocht naar een beter begrip en betere samenwerking van allen, die in ons bedrijf werkzaam zijn. Als een van deze middelen hebben wij onze sportgemeenschap gesticht, zuiver en alleen om meer gemeenschaps zin en prettiger arbeidsomstandigheden te bevorde ren. Wij kunnen slechts hopen, dat velen, en vooral de jongeren, dit streven met de daad zullen toejui chen. Als onderdeel van onze sportgemeenschap is. daar onze afdeling voetbal. Helaas mogen wij niet zeggen, dat het hiermede nu zo daverend gaat. Het schijnt voor vele leden vaak meer een inspanning dan ontspanning te zijn, terwijl ook de pret er voor sommigen af is, wanneer minder daverende resul taten worden behaald. Wij kunnen dit betreuren, want de opzet moet tenslotte toch „genoeglijkheids voetbal" blijven, waarvoor wij, niet in woord, doch in de daad, meer interesse hadden verwacht. Met de Herenafdeling gymnastiek blijft het echter uitstekend gaan. Het werkterrein is nu verlegd naar het toekomstige sportterrein in de Mors bij de Kam- garenspinnerij en daar wordt flink aangepakt. Onze meisjes namen weer deel aan een tweetal concoursen, waarvan als eerste de tocht van de K.S.W. te Nijverdal. In het fabrieksblad van de K.S.W. lezen wij het volgende: en dan die meisjes van Ter Horst Co uit Rijssen. Keurig was dat. Zo prachtig in 't gelid en toch zo mooi soepel; niet dat stramme, dat ons van enige jaren terug zo tegen staat. Een keurige groep. Dit is maar een leken- oordeel en ik wil daarmede natuurlijk niets zeggen van de overige groepen. Ik heb ze niet eens allemaal goed gezien. Maar zo'n prestatie kan je soms ineens pakken." Dit is wel een heel vleiend oordeel voor onze- meisjes, die op alle concoursen gaarne geziene gas ten zijn. Dat de wandelsportvereniging Van Heek Co ons de eerste prijs voor de neus wegkaapte, deert niet, doch is een aansporing om het;een vol gende keer, zo mogelijk, nog beter te doen. Wan delen, zoals onze meisjes dat doen, betekent een propaganda voor de mooie wandelsport...

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1950 | | pagina 10