vele kappen hun beste tijd hadden gehad en vooral langs de straatzijde zich ruimten bevon den, die voor geen enkel doel konden worden benut, werd tot algehele vernieuwing besloten. Tevens werd toen de kwestie van een centrale ingang met wasch- en kleedruimten aan de orde gesteld. Toen is eerst gezocht naar de meest logische opstelling van de machinerie en daarna pas de plaatsing van de kolommen bepaald, mede in verband met de meest verkieslijke grootte der shedkappen en overspanningenwant dat het weer shedkappen moesten worden stond direct wel vast. daar dit voor een dergelijke ruimte de meest geëigende en meest economische over kapping is. Daarna kwam aan de orde de con - structie van de shedkappen zelf. De constructie hiervan is namelijk niet zo direct voor de hand liggend. Wel bestaat een shedkapconstructie steeds uit kolommen, liggers, spanten en eventueel gordingen, doch de onderlinge plaatsing en samenstelling kan op verschillende manieren geschieden. De meest economische constructie is wanneer de ligger onder de nok wordt geplaatst. De ligger kan dan de grootst mogelijke hoogte verkrijgen waardoor de vakwerkstaven het lichtst kunnen worden uitgevoerd. Dë ligger wordt dan n.l. uitgevoerd als z.g. vakwerkligger. De spanten hangen dan als 't ware om deze ligger heen. Ook kan de ligger schuin achter het glas worden ge plaatst doch dit heeft, vergeleken met de hiervoor bedoelde oplossing, geen bijzondere voordelen, wel een iets moeilijker uitvoering tengevolge. Tenslotte kan de ligger onder de goot worden geplaatst, doch moet dan om zo weinig mogelijk hoogte te verliezen zo laag mogelijk worden uit gevoerd, waardoor deze op zich zelf vrij zware afmetingen krijgt. Bij bovenstaande is van de gedachte uitge gaan dat elke ligger door kolommen wordt on dersteund. Men kan echter ook per twee of meer shedkaprijen kolommen plaatsen, men krijgt dan wel enkele kolommen minder doch mdet voGr opvanging van de ligger, die niet op kolommen rust, een dwarsbalk toepassen welke dan een moerbalk is en dus vrij zware afmetingen krijgt.^ Om alles niet te zwaar te maken mogen de ko- lomrijen weer niet al te ver uit elkaar. Men komt bij deze oplossing tot een iets groter materiaal- verbruik. Onze oude fabrieken, ook Bijvan k II en het nieuwe reinigingslokaal (stofhok) zijn voor beelden van deze oplossing. Economischer is dus elke ligger door kolommen te ondersteunen. Echter hebben de dwarsbalken ook nog aen andere functie dan alleen dia van moerbalk, waarover straks meer. De eerst genoemde methode van plaatsing der liggers, dus verticaal onder de nok of schuin achter de ramen brengt een onrustige indruk teweeg van het geheel voor da vele vakwerkstaven en vormt ook deal plaatsen voor stofvorming. Voornamelijk om dit laatste bezwaar is de uitvoering met de ligger onder de goot gekozen. Om deze zo laag moge- te houden is een volwandige, dus sterkere, ligger genomen. Op deze ligger moesten nu de spanten komen te rusten. Weer is hier de meest econo mische oplossing een lichte vakwerkspant Waar over de gordingen komen. Daar dit echter weer vele plaatsen voor stofophoping zou geven is ook hiervoor een spant met massieve benen gekozen. Toen dit besluit was genomen was het weer voordeliger deze zo dicht bij elkaar te plaatsen dat de dakplaten van spant op spant konden rusten waardoor de gordingen konden vervallen. Nu moet een spant, of een groep van span ten die niet steunt op absoluut vaste punten en dat waren onze liggers niet want deze konden zijdelings uitwijken van een trekstang worden voorzien die beide poten bij elkaar houdt. En deze trekstangen waren, zoals we de constructie wilden uitvoeren, niet aanwezig. Bij de construc tie met moerbalken fungeert deze moerbalk - hierop doelden wij hiervoor meteen ook als trekstang. Nu kan deze trekstang vrij licht zijn- doch wij wensten deze trekstang liever geheel u( ontwijken om het al vaker genoemde stofbezwaar. Nu geeft elk spant naar beide kanten dit mag bij een eenzijdige belasting als bij een shedkap het geval is wat vreemd klinken een precies even grootte zijdelingse druk. Al deze drukken heffen elkaar dus op uitgezonderd die bij de eerste en de laatste rij. We moesten dus nog zorgen, dat de kantliggers absoluut niet konden uitwijken. Dit hebben wij opgelost door hier z.g. ingeklem de kolommen aan te brengen. De voeten onder deze kolommen zijn naar buiten vrij ver verlengd waardoor de zijdelingse druk bij de kop van de kolom opgevangen kon worden. Dit is een vrij ingewikkelde en niet vaak voorkomende vorm van belasting overbrenging. Onder de kolom komt helemaal geen druk op de bodem doch die wordt door de hoekvorm van kolom en voet een eind naar buiten op de bodem over gebracht. Tenslotte kan nog over de verdere afwerking worden medegedeeld, dat voor isolatie een bestip cadoord steengaasplafond is aangebracht. We ben deze met een holle hoek tussen de spanten aangebracht zodat het zichtbaar zijn van alle onderkanten van de spanten het plafond verle vendigt door hun schuine evenwijdige lijnen. Bovendien had dit nog het voordeel dat het plafond in vele kleine vakken werd verdeeld wat de kans op scheuren vermindertterwijl verder voor ophanging van sprinklerleiding enz. direct van de zichtbare onderkant van de spanten gebruik kan worden gemaakt. Tevens is voor meerdere isolatie, voorname lijk tegen warmte van zonnestralen het dak bespoten met een aluminiüm-bitume. De glasroeden zijn van aluminium. In de eerste plaats was een ijzeren roede niet te krijgen (betonroeden worden tegenwoordig ook wel toegepast) doch tevens omdat voor constructies

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1948 | | pagina 4